DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningselementen, de instrumenten en de meters kunnen variëren afhankelijk van
de versies. Op bepaalde versies zijn het dashboard en de bedieningen voorzien van achtergrondverlichting.
1. Verstelbare en richtbare luchtroosters / 2. Bedieningshendel buitenverlichting / 3. Bedieningstoetsen op het stuurwiel:
Instellingenmenu en interactie metUconnect™-systeem / 4. Instrumentenpaneel / 5. Bedieningstoetsen op het stuurwiel:
Cruisecontrol/Speed Limiter / 6. Hendel voorruit-/achterruitwissers/7Vaste uitstroomopeningen boven / 8.
Uconnect™-systeem / 9. Bovenste opbergvak / 10. Frontairbag passagierszijde / 11. Onderste dashboardkastje / 12.
Verstelbare en richtbare luchtroosters in het midden / 13. Handbediende klimaatregeling (voor bepaalde versies/markten) of
automatische dual zone klimaatregeling (voor bepaalde versies/markten) / 14. Aansteker (voor bepaalde versies/markten) / 15.
USB-poort/AUX-aansluiting (voor bepaalde uitvoeringen/markten) / 16. Modusselectiesysteem / 17. Bedieningsknoppen /
18. Contactslot / 19. Knie-airbag voor bestuurder (voor bepaalde versies/markten) / 20. Frontairbag bestuurderszijde /
21. Toegangsklep zekeringenkast dashboard
1F0Y0604C
10
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Symbool Wat het betekent
geelGEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het "Geprogrammeerd Onderhoudsschema" zijn de onderhoudsbeurten van de auto op
vaste intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"). Wanneer het
onderhoudsinterval bijna is vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt
het symbool, gevolgd door het aantal resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende
dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de
onderhoudsbeurt of, waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt ook
weergegeven wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of, bij bepaalde versies, om de
200 km. Onder deze drempelwaarde wordt dit bericht met kortere intervallen
weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de meeteenheid
die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoudsschema te laten verrichten en het bericht te resetten.
geelKOPPELINGSPEDAAL
Het symbool gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat het koppelingspedaal
moet worden ingetrapt om de motor te starten.
witINSCHAKELEN CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit witte symbool gaat branden wanneer de Cruise Control wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
groenADAPTIEVE CRUISE CONTROL INSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Dit groene symbool gaat branden wanneer de Cruise Control wordt ingeschakeld. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
65
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................106
TIJDENS PARKEREN ......................107
HANDREM ......................................107
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................108
GEBRUIK VAN DE
DUALOGIC-VERSNELLINGSBAK ...109
START&STOP-SYSTEEM ................111
CRUISECONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................112
SPEED LIMITER ..............................114
MODUSSELECTIESYSTEEM ..........115
PARKEERSENSOREN.....................118
ACHTERUITRIJCAMERA
(PARKVIEW®-
ACHTERUITRIJCAMERA)................120
EEN AANHANGER TREKKEN .........122
TANKEN..........................................123
ADBLUE®-ADDITIEF (UREUM)
VOOR DIESELUITSTOOT ................127
105
BELANGRIJK
102)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
103)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
Raadpleeg altijd het plaatje aan de
binnenkant van de motorkap. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Verlaat de auto pas na de
contactsleutel te hebben verwijderd of in
de stand STOP te hebben gedraaid.
Controleer bij het tanken of de motor is
afgezet en of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
BELANGRIJK
46)Indien de auto handbediende
klimaatregeling heeft en een comfortabele
temperatuur nodig is, kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
zodat de klimaatregeling kan blijven
werken.
CRUISECONTROL
(constante
snelheidsregeling)
(voor bepaalde versies/markten)
104) 105) 106)
BESCHRIJVING
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen. Het systeem kan gebruikt
worden bij een snelheid van meer dan
30 km/h op lange, droge en rechte
wegen met weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk op knop A fig. 91
. Inschakeling
van het systeem wordt aangegeven
door het aangaan van het (witte)
symbool
op het display (op
sommige versies wordt ook een bericht
weergegeven).
90F0Y0653C
112
STARTEN EN RIJDEN
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 90 om het
systeem handmatig in/uit te schakelen.
Led uit: systeem ingeschakeld /Led
aan: systeem uitgeschakeld.
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart, ongeacht de status voorafgaand
aan de stopzetting van de motor (system
in- of uitgeschakeld). BELANGRIJK
Voor bepaalde versies/
markten,het sy teem wordt automatish
ingeschakeld wanneer de automatish
Als de Speed Limiter is ingeschakeld,
moet knop A tweemaal worden
ingedrukt om de cruisecontrol in te
schakelen.
BELANGRIJK Het systeem kan niet
worden ingeschakeld als het voertuig in
de 1
eversnelling of in de achteruit
staat. Het is raadzaam om het systeem
in te schakelen vanaf de 4
eversnelling
of hoger.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen
en de controle over het voertuig
te verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.DE GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Druk op knop A fig. 91 om het
systeem in te schakelen.
Druk, wanneer de auto de gewenste
snelheid heeft bereikt, op knop SET +
(of SET –) en laat de knop los om
het systeem in te schakelen. Wanneer
het gaspedaal wordt losgelaten, zal
de auto automatisch op de
geselecteerde snelheid verder rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen; als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruisecontrol iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voordat de knoppen SET
+ (of SET –) ingedrukt worden, moet
de auto op constante snelheid op een
vlak wegdek rijden.SNELHEID VERHOGEN /
VERLAGEN
Snelheid verhogen: zodra de
elektronische cruisecontrol is
ingeschakeld, kan de snelheid
verhoogd worden door op de knop SET
+ te drukken.
Snelheid verlagen: bij ingeschakeld
systeem kan de snelheid worden
verlaagd door op de knop SET – te
drukken.
DEACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Door het rempedaal een klein stukje in
te trappen, de koppeling in te trappen
om te schakelen of de knop CANC in te
drukken, wordt de elektronische
cruisecontrol uitgeschakeld zonder dat
de opgeslagen snelheid gewist wordt.
Het systeem kan ook worden
uitgeschakeld door inschakeling van de
handrem, inschakeling van het
remsysteem (bijv. door activering van
het ESC-systeem) of inschakeling
van het automatische remsysteem door
het City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem.
Als het systeem is uitgeschakeld, wordt
het (witte) symbool
met CANC
ernaast op het instrumentenpaneel
weergegeven.
91F0Y0619C
113
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Druk op knop A fig. 91 of draai de
contactsleutel naar STOP om het
systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK
104)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
105)In geval van slechte werking of storing
van het systeem, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk.
106)De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn als
het systeem geen constante snelheid
kan handhaven. In bepaalde
omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet
in druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een rijhulpsysteem dat de
rijsnelheid van de auto beperkt,
naargelang de instellingen van de
bestuurder. De maximumsnelheid kan
zowel bij rijdend als bij stilstaand
voertuig worden ingesteld. De
rijsnelheid kan worden
geprogrammeerd tussen 30 en 130
km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van de auto van de druk op
het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk op knop A fig. 92 op het stuurwiel.Druk twee keer op knop A, als de
cruisecontrolfunctie eerder werd
ingeschakeld. Met de eerste keer
indrukken wordt de eerder
ingeschakelde functie uitgeschakeld en
met de tweede keer indrukken wordt
de Speed Limiter ingeschakeld.
INSCHAKELING/
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Het systeem inschakelen
Het systeem kan op twee manieren
worden ingeschakeld:
door het indrukken van de knop
RES;
door het indrukken en loslaten van
de knoppen SET+/SET–
Als het systeem met de RES-knop
wordt ingeschakeld en de ingestelde
snelheid lager is dan de rijsnelheid,
wordt een visuele waarschuwing
gegeven en wordt de snelheid na
ongeveer 20 seconden beperkt.
Het systeem kan alleen met de
knoppen SET+/SET– worden
ingeschakeld, als de rijsnelheid tussen
30 en 130 km/h ligt. In dit geval wordt
het systeem op de huidige snelheid
ingeschakeld.
Uitschakeling van het systeem: druk
op de knop CANC.
92F0Y0620C
114
STARTEN EN RIJDEN
De inschakeling van het systeem wordt
aangegeven met het groene symbool
op het display. Als het daarentegen
wordt uitgeschakeld, wordt het
symbool
wit weergegeven.
Opnieuw inschakelen van het
systeem: druk op de knop RES.
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Druk op knop A fig. 92 om het systeem
uit te schakelen.
Automatische uitschakeling van het
systeem: het systeem wordt
automatisch uitgeschakeld als zich een
storing in het systeem voordoet. Ga
naar een Fiat Servicepunt als het
probleem aanhoudt.
BELANGRIJK Door de cruisecontrol in
te schakelen, wordt de Speed Limiter
uitgeschakeld.
MODUSSELECTIE-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Door aan de ring op de knop op de
tunnelconsole, vóór de
versnellingspook (zie afbeelding) te
draaien, kan de voorziening worden
gebruikt om drie verschillende rijmodi te
selecteren, naargelang rijstijl en
wegomstandigheden:
ring in stand A: Modus
“NORMAL”
ring in stand B: Modus
“TRACTION +”
ring in stand C: Modus “GRAVITY
CONTROL”
De gekozen rijmodus wordt
aangegeven door het aangaan van de
led in de buurt van de selectie en een
indicatie op het display.MODUS “NORMAL”
Deze rijmodus is bedoeld voor comfort
en veiligheid in rijomstandigheden
met normale grip.
“Normal” is de standaardmodus: het
volgende scherm wordt op het display
weergegeven als deze modus is
geactiveerd fig. 94.
93F0Y0600C94F0Y0669C
115
ALFABETISCH
REGISTER
A
anvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbags...................97
ABS (systeem)......................71
Accu (elektrolytpeil controleren).....169
Accu (opladen).....................171
Achterbank.........................15
Achterruitwisser / -sproeier..........29
Achterstoelen derde rij...............16
Achteruitkijkspiegels.................19
Achteruitrijcamera..................120
Actieve veiligheidssystemen..........71
Additief voor dieseluitstoot
AdBlue (UREUM)................127
Afmetingen........................187
Afsluitsysteem
brandstoftoevoer................153
Alarmknipperlichten................129
ASR (systeem)......................72
Automatische dual-zone
klimaatregeling....................22
Bagageruimte......................37
Bandenspanning...................185
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten................42
Bedieningstoetsen (display)..........43
Belangrijke informatie en
aanbevelingen...................243Beschermingssystemen
inzittenden.......................79
Bochtverlichting (inschakeling).......26
Brandstofverbruik..................205
Buitenverlichting.....................24
Cargo Magic Space................38
Carrosserie (reiniging en
onderhoud)......................175
centrale portiervergrendeling;........32
City Brake Control - Collision
Mitigation-systeem................74
CO2-emissie.......................205
Contactslot.........................13
Cruisecontrol (constante
snelheidsregeling)................112
Dagrijlichten (DRL)
(inschakeling).....................24
Dak met vast glaspaneel.............30
Dashboard..........................10
De auto opkrikken
De motor starten...................106
Derde remlicht
(lamp vervangen)................144
Dimlicht (lamp vervangen)..........140
Display.............................43
DST (systeem)......................72
Dualdrive (elektrische
stuurbekrachtiging)...............39
Dualogic (versnellingsbak)..........109
Een aanhanger trekken............122Elektrisch schuifdak.................31
Elektrische ruitbediening.............34
ERM (systeem)......................72
ESC (systeem)......................71
Fiat CODE (systeem)................11
Fix&Go Automatic (kit)..............134
Follow Me Home (systeem)..........26
Frontairbag bestuurderszijde.........98
Frontairbag passagierszijde..........98
Frontairbags........................97
Gear Shift Indicator (systeem).......43
Gebruik van het Instructieboek........4
Geprogrammeerd onderhoud.......157
Gewichten.........................193
Gordelspanners.....................82
Gravity Control (functie)..............71
Grootlicht (inschakeling)..............25
Grootlicht (lamp vervangen).........141
Grootlichtsignaal (inschakeling).......25
Handbediende klimaatregeling......21
Handgeschakelde
versnellingsbak..................108
Handrem..........................107
Hill Holder-systeem..................71
Hoofdairbag.......................102
Hoofdsteunen.......................18
....................91
Identificatiegegevens...............178
Instapverlichting.....................26
I-Size kinderzitjes .................174