SET-UP-MENU
Het Instellingenmenu omvat de
volgende opties:
Snelheidsmeter
Trip
Info voertuig
Audio
Telefoon (voor bepaalde versies/
markten)
Navigatie (voor bepaalde versies/
markten)
Waarschuwingen
Voertuiginstellingen
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, geeft het display de
laatste menuoptie weer die actief was
voordat de motor werd uitgeschakeld.OPMERKING Met hetUconnect™-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display van het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk Multimedia of het
online beschikbare supplement).
Voertuiginstellingen
Door middel van deze menuoptie
kunnen de instellingen gewijzigd
worden voor:
"Display"
"Veiligheid / Hulp"
"Beveiliging”
Display
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot
de instellingen/informatie met
betrekking tot: “Dimmer” (voor
bepaalde versies/markten),
“Scherminstellingen”, “Zie telefoon”,
“Zie navigatie”, “Trip B automatisch
resetten".
Veiligheid / Hulp
Door het kiezen van de optie “Veiligheid
/ Hulp” kan toegang verkregen worden
tot de instellingen/informatie met
betrekking tot: “City Brake Control”
(voor bepaalde versies/markten),
“Volume parkeersensor”,
“Geluidssterkte waarsch.”.Veiligheid
Door het kiezen van de optie
"Veiligheid" kan toegang verkregen
worden tot de instellingen/informatie
met betrekking tot: “Hill Holder” (voor
bepaalde versies/markten), “Airbag
passagier” (voor bepaalde versies/
markten), Piep veiligheidsgordels”,
“Snelheidspiep”.
BELANGRIJK Als de olie niet wordt
bijgevuld, kan het oliepeil te laag
worden, waardoor de auto mogelijk niet
meer normaal functioneert en zelfs
kan stilvallen.
TRIP COMPUTER
De Trip Computer geeft informatie over
de werking van de auto weer wanneer
de contactsleutel in de stand MAR
staat.
De Trip Computer omvat:
Moment. Info:: geeft de
parameters “Bereik” en "Momentaan
verbruik” weer.
"Trip A" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reisduur”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”
"Trip B" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reistijd”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”.
53F0Y0659C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
BELANGRIJK Het is belangrijk om een
versnelling in te schakelen die geschikt
is voor de ingestelde snelheid, om te
voorkomen dat de motor afslaat.
Tijdens de werking van het “Gravity
Control”-systeem is het altijd mogelijk
om de controle over de auto opnieuw
over te nemen door het rem- en
gaspedaal in te trappen. Als de functie
niet beschikbaar is wanneer wordt
getracht deze in te schakelen, zijn de
remmen mogelijk oververhit. Wacht
in dit geval enkele minuten alvorens de
functie opnieuw te gebruiken.
BELANGRIJK Als de remmen oververhit
zijn, wordt de functie uitgeschakeld
door geleidelijk de remdruk te verlichten
en de bestuurder weer de controle
over de auto te geven. Uitschakeling
van de functie wordt aangeduid door
het knipperen van het symbool
op
het display (met de weergave van
een bijbehorend bericht) en een
geluidssignaal. Wacht om de functie
weer in te schakelen tot het
remsysteem is afgekoeld en draai dan
weer aan de ring op de tunnelconsole.BELANGRIJK De functie “Gravity
Control” wordt uitgeschakeld bij
snelheden hoger dan 25 km/h en blijft
beschikbaar bij snelheden lager dan 50
km/h om weer te kunnen worden
ingeschakeld zodra de snelheid onder
de 25 km/h zakt. In dit geval wordt
de aanduiding op het display
uitgeschakeld en blijft de led op de ring
aan. Bij snelheden hoger dan 50 km/h
wordt de functie “Gravity Control”
volledig uitgeschakeld en worden alle
automatische remwerkingen van de
functie uitgeschakeld. Draai, om het
systeem weer in te schakelen, de
schakelaar nogmaals wanneer
de snelheid onder de 25 km/h is
gezakt. Aanbevolen wordt de functie in
de lage versnellingen (eerste, tweede
en derde) te gebruiken.
BELANGRIJK Op vlakke ondergronden
binnen de bebouwde kom wordt
aanbevolen de functie “Gravity Control”
uit te schakelen, omdat de functie bij
snelheden lager dan 25 km/h onder
bepaalde omstandigheden (wegrijden,
schakelen of als over verkeersdrempels
wordt gereden zonder het gaspedaal
te gebruiken) zou kunnen worden
ingeschakeld.
PARKEERSENSOREN
107)47)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 97 of fig. 98 (500L
WAGON-versie) en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter de
auto en waarschuwen de bestuurder
met een intermitterend audiovisueel
signaal op het display van het
instrumentenpaneel.
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
De aanduidingen van het
parkeersysteem worden weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel (zie afbeelding).
97F0Y0616C
118
STARTEN EN RIJDEN
SYSTEEM ON/OFF
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de
(ON/OFF)
toets/knop.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
USB/AUX-poort (voor
bepaalde versies/
markten)
De auto heeft een USB/AUX-aansluiting
op de tunnelconsole. fig. 170
RADIOMODUS
Nadat de gewenste radiozender
gekozen is, wordt de volgende
informatie op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
radiozenders (voorkeuze) wordt
weergegeven; de momenteel
beluisterde zender is gemarkeerd.In het midden: weergave van de naam
van het huidige radiostation en de
toetsen/om het vorige of het
volgende radiostation te selecteren.
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
“Bladeren”: lijst van beschikbare
radiostations;
"AM/FM", "AM/DAB", "FM/DAB":
selectie van de gewenste golfband
(herconfigureerbare toets al naar gelang
de geselecteerde golfband: AM,FM of
DAB);
"Afstem.": handmatige afstemming
op het radiostation (niet beschikbaar
voor DAB-radio's);
"Info": aanvullende informatie over
de beluisterde bron;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Audiomenu
Door middel van het menu "Audio"
kunnen de volgende aanpassingen
worden uitgevoerd:
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten)
"Balans / Fade" (om audiobalans
rechts/links en voor/achter te regelen);
"Volume / Snelheid" (uitgezonderd
versies met hifi-systeem) automatische
snelheidsafhankelijke volumeregeling;
“Loudness" (voor bepaalde
versies/markten);
"Auto-On Radio" (voor bepaalde
versies/markten);
"Vertrag. uitsch. radio"
MEDIA-MODUS
Bij ingeschakelde Media-modus de
knoppen
/kort indrukken om
het vorige/volgende nummer af te
spelen of de knoppen
/
ingedrukt houden om het nummer
snel achteruit/vooruit te spoelen.
Nummer kiezen (Browse)
OPMERKING Het toetsenbord is niet
beschikbaar voor talen met speciale
tekens (bijv. Grieks) die niet door het
systeem worden ondersteund, is het
toetsenbord niet beschikbaar. In deze
gevallen is bovenstaande functie
beperkt.
Bluetooth® BRON
Een Bluetooth®-audioapparaat
koppelen
Ga als volgt te werk om eenBlu-
etooth® audioapparaat te koppelen:
schakel de functieBluetooth®in
op het apparaat;
druk op de knop MEDIA op het
voorpaneel;
als de "Media" bron actief is, druk
dan op de knop "Bron";
170F0Y0643C
215
selecteer deBluetooth® Media-
bron;
druk op de knop "Toestel toev.";
zoekUconnect™op hetBlu-
etooth® audioapparaat (tijdens de
koppelingsfase verschijnt op het
scherm de voortgang van het proces);
voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt
getoond op het display van het
systeem of bevestig de op het apparaat
getoonde PIN;
als de koppelingsprocedure met
succes is afgesloten, wordt een scherm
getoond. Als "Ja" op de vraag wordt
geselecteerd, wordt hetBluetooth®
audioapparaat als favoriet gekoppeld
(het apparaat heeft voorrang op alle
andere apparaten die later worden
gekoppeld). Als "Nee" wordt gekozen,
wordt de prioriteit bepaald door de vol-
gorde waarin de apparaten werden
gekoppeld. Het laatst verbonden appa-
raat heeft de hoogste prioriteit;
een audioapparaat kan ook
gekoppeld worden door te drukken op
de toets PHONE op het voorpaneel
en door "Instellingen" te selecteren of
door, vanuit het menu "Instellingen",
"Telefoon/Bluetooth" te selecteren.BELANGRIJK Raadpleeg het
instructieboekje van de mobiele
telefoon als deBluetooth® verbinding
tussen mobiele telefoon en systeem
wordt verbroken.
TELEFOONMODUS
Telefoonmodus inschakelen:
Druk op de knop PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in te
schakelen.
Met de knoppen op het display kan
men:
het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische toetsenbord
op het display);
de contacten in het telefoonboek
van de mobiele telefoon weergeven en
bellen;
de contacten uit de registers van
vorige gesprekken weergeven en
bellen;
een maximum van 10 telefoons/
audioapparaten koppelen om de
toegang en de verbinding eenvoudiger
en sneller te maken;
gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van de
auto uitgezonden: het systeem schakelt
automatisch het geluid van het
Uconnect™-systeem uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
OPMERKING Ga, om de lijst met
mobiele telefoons en ondersteunde
functies te raadplegen, naar de website
www.driveuconnect.eu
Mobiele telefoon koppelen
Ga als volgt te werk:
schakel de functieBluetooth®in
op de mobiele telefoon;
druk op de knop PHONE op het
voorpaneel;
als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;
selecteer "Ja" om de
koppelingsprocedure te starten en zoek
vervolgens hetUconnect™-apparaat
op de mobiele telefoon (als "Nee" wordt
geselecteerd, wordt het hoofdscherm
van de Telefoon getoond);
voer, als de mobiele telefoon hierom
vraagt, de PIN-code getoond op het
display van het systeem in op het
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon
getoonde PIN;
216
MULTIMEDIA
Portieren & Vergrendelingen
Opties uitschakeling voertuig
Audio
Telefoon/Bluetooth
Radio instellen
Configuratie SiriusXM (voor
bepaalde versies/markten)
Standaardwaarden herstellen
Persoonlijke gegevens wissen
STEMBESTURING
OPMERKING Voor talen die niet door
het systeem worden ondersteund,
zijn geen spraakopdrachten
beschikbaar.
Om gebruik te maken van
spraakopdrachten, op de toets
(“Spraakopdrachten”) op het
stuurwiel drukken en de functie die u
wilt activeren hardop uitspreken.
Telefoonfuncties
Met de knop
worden de volgende
functies ingeschakeld:
Bel
Kies
Opnieuw kiezen
Bel terug
Recente oproepen
Gemaakte oproepen
Gemiste oproepen
Ontvangen oproepen
Telefoonboek
Zoek
SMS tonen
Radiofuncties
Met de knop
worden de volgende
functies ingeschakeld:
Afstemmen op XXX-FM
Afstemmen op XXX AM
Afstemmen op Radio XXX
Afstemmen op DAB-kanaal
Mediafuncties
Met de knop
worden de volgende
functies ingeschakeld:
Speel muziekstuk…
Speel album…
Speel artiest...
Speel genre...
Speel afspeellijst...
Speel podcast...
Speel luisterboek...
Speel het tracknummer ...
Selecteer de ondersteuning
Bekijk
222
MULTIMEDIA
OVERZICHTSTABEL DISPLAY-KNOPPEN
Knop Functies Modus
RadioToegang tot de radio-modus Druk op de knop
MediaBronselectie: USB/iPod,
Bluetooth®, AUX
(voor bepaalde versies/markten)Druk op de knop
TelefoonToegang tot de Telefoonmodus Druk op de knop
Uconnect™Toegang tot de systeemfuncties (Audio, Media,
Telefoon, Radio,Uconnect™LIVE-services,
etc.)Druk op de knop
Nav
(*)Toegang tot het Navigatiemenu Druk op de knop
InstellingenToegang tot het menu Instellingen Druk op de knop
TripToegang tot het Trip menu Druk op de knop
(*) Alleen versies metUconnect™7" HD Nav LIVE
225
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de toets/knop
.
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen. De elektronische
volumeregeling kan continu (360°) in
beide richtingen, zonder stopposities,
worden gedraaid.
FUNCTIE
"TOUCHSCREEN"
Het systeem maakt gebruik van de
"touchscreen"-functie; druk, om van de
verschillende functies gebruik te
maken, op de weergegeven "grafische
toetsen".
Een selectie bevestigen: druk op de
knop "OK".
Terugkeren naar het vorige scherm:
druk op de knop
(Wissen) of,
afhankelijk van het ingeschakelde
scherm,
/Gereed.
RADIOMODUS
Nadat de gewenste radiozender
gekozen is, wordt de volgende
informatie op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
radiozenders (voorkeuze) wordt
weergegeven; de momenteel
beluisterde zender is gemarkeerd.In het midden: de naam van de
beluisterde zender wordt weergegeven.
Links: de toetsen "AM", "FM", "DAB”
(voor bepaalde versies/markten, indien
aanwezig) voor de selectie van de
gewenste frequentieband, worden
weergegeven (de met de geselecteerde
band overeenkomende toets wordt
gemarkeerd);
Rechts: weergave van de volgende
toetsen:
"Info": aanvullende informatie over
de beluisterde bron;
"Kaart": navigatie met
kaartweergave (alleen versies met
Uconnect™7" HD Nav LIVE).
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
"Browse": lijst van beschikbare
radiozendeers;
/selectie vorige/volgende
radiozender;
"Afst.": handmatige afstemming
radiozenders;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Audiomenu
Druk op de toets "Audio" aan de
onderkant van het display om het menu
“Audio” te openen.Door middel van het menu "Audio"
kunnen de volgende aanpassingen
worden uitgevoerd:
"Balans / Fade" (om de audiobalans
rechts/links en voor/achter te regelen);
"Equalizer" (voor bepaalde
versies/markten)
"Snelheidsafhankelij.
volumeregeling" (automatische,
snelheidsafhankelijke volumeregeling);
“Loudness" (voor bepaalde
versies/markten);
"Compensatie AUX volume" (alleen
actief als een AUX-apparaat wordt
ingebracht);
“AutoPlay”-functie;
"Auto-On Radio".
MEDIA-MODUS
Druk op de knop Media om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
USB/iPod,Bluetooth® en AUX (voor
bepaalde versies/markten)
BELANGRIJK Toepassingen die worden
gebruikt op draagbare apparaten zijn
mogelijk niet compatibel met het
Uconnect™-systeem.
229
Nadat de media-modus is
geselecteerd, wordt de volgende
informatie op het display weergegeven:
Bovenaan: informatie over het nummer
dat wordt afgespeeld en de volgende
grafische knoppen:
"Herhalen": het huidige nummer
opnieuw afspelen;
“Shuffle”: de nummers in
willekeurige volgorde afspelen;
Voortgang en duur van het nummer.
In het midden: informatie over het
nummer dat wordt afgespeeld.
Links: weergave van de volgende
toetsen:
Geselecteerd apparaat of audiobron;
"Bron selecteren": de gewenste
audiobron selecteren.
Rechts: weergave van de volgende
toetsen:
"Info": aanvullende informatie over
het nummer dat wordt afgespeeld;
"Tracks": lijst met de beschikbare
nummers;
"Kaart": navigatie met
kaartweergave (alleen versies met
Uconnect™7" HD Nav LIVE).Onderaan: informatie over het nummer
dat wordt afgespeeld en de volgende
grafische toetsen:
“Bluetooth” (voor eenBluetooth®-
audiobron): geeft de lijst met apparaten
weer;
“Bladeren” (naar een USB-bron):
opent bladeren;
/: selectie vorig/volgend
nummer;
: het afgespeelde nummer
pauzeren;
"Audio": toegang tot het scherm
"Audio-instellingen".
Nummer selecteren
Met de “Tracks”-functie kunt u een
venster openen met de lijst van
nummers die afgespeeld worden.
De beschikbare keuzes hangen af van
het apparaat dat aangesloten is. Bij een
USB/iPod-apparaat kunt u bijvoorbeeld
door de lijst met beschikbare artiesten,
genres en albums bladeren, afhankelijk
van de informatie die over de nummers
aanwezig is. Dit kan met behulp van
de toets/knop TUNE SCROLL of de
knoppen
en.
Binnen elke lijst kan de toets “ABC”
gebruikt worden om naar de gewenste
letter van de lijst te springen.OPMERKING Deze toets kan voor
bepaaldeApple® apparaten uitge-
schakeld zijn.
OPMERKING De knop TUNE SCROLL
staat geen enkele handeling op een
AUX-apparaat toe (voor bepaalde
versies/markten).
Bluetooth
®-BRON
Deze functie wordt geactiveerd door
eenBluetooth® apparaat met muziek-
stukken aan het systeem te koppelen.
EEN
Bluetooth
®-AUDIOAPPARAAT
KOPPELEN
Ga als volgt te werk om eenBlu-
etooth® audioapparaat te koppelen:
schakel de functieBluetooth®in
op het apparaat;
druk op de knop “Media” op het
display;
druk op de knop "Bron selecteren";
selecteer deBluetooth® Media-
bron;
druk op de knop "Toestel toev.";
zoekUconnect™op hetBlu-
etooth® audioapparaat (tijdens de
koppelingsfase verschijnt op het
scherm de voortgang van het proces);
voer, als het audioapparaat hierom
vraagt, de PIN-code in die wordt
getoond op het display van het
systeem of bevestig de op het apparaat
getoonde PIN;
230
MULTIMEDIA