INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5005020100-121-001
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
VERSIES MET STUUR RECHTS
1. Kilometerteller/dagteller en knop dagteller/Dashboardverlichting - 2. Toerenteller - 3. Snelheidsmeter - 4. Infodisplay
automatische versnellingsbak - 5. Kilometerteller/Info tripcomputer/Temperatuurmeter motorkoelvloeistof/Brandstofmeter/
Buitentemperatuur/Instelbare snelheidsbegrenzer/Cruise Control/INFO-display
5105020100-667-888
53
Controlelampjes Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWINGSLAMPJE LED KOPLAMP
(indien aanwezig)
Dit gaat branden bij een storing van de
led-koplampen.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG
BRANDSTOFNIVEAU
Het lampje gaat branden bij een resterende
brandstof van ongeveer 9,0 liter.
Het moment waarop dit lampje gaat branden
kan variëren omdat de brandstof in de
brandstoftank beweegt naar gelang de
rij-omstandigheden en de afmeting van het
voertuig.Tank brandstof bij.
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG PEIL
RUITENSPROEIERVLOEISTOF (indien
aanwezig)
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat er
weinig ruitensproeiervloeistof resteert.Voeg ruitensproeiervloeistof toe.
ACTIVATIE CRUISE CONTROL (indien
aanwezig)
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het cruise control-systeem wordt
geactiveerd.
69
Groene waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het
stadslicht of het dimlicht wordt ingeschakeld.
MISTLICHTEN (waar aanwezig)
Het lampje gaat branden wanneer de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
CRUISE CONTROL (INDICATIELAMPJE
INSTELLING)
(indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden als er
een cruise-snelheid is ingesteld.
INDICATOR INSTELBARE
SNELHEIDSBEGRENZING (indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje licht groen op als
een snelheid is ingesteld (zie de paragraaf
"Speed Limiter" in het hoofdstuk "Starten en
rijden").
71
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN.........124
PARKEREN................124
PARKEERREM..............125
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........126
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........127
CRUISE-CONTROL...........131
SNELHEIDSBEGRENZER.......134
PARKEERSENSORSYSTEEM. . . .136
TANKEN..................137
CAMERA ACHTER (PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA).......139
EEN AANHANGER TREKKEN. . . .143
123
152)Rem op glad wegdek of bij hoge
snelheid niet op de motor af. Door terug te
schakelen op een nat, besneeuwd of
bevroren wegdek of bij rijden op hoge
snelheid zal de motor plotseling worden
afgeremd. Dit is gevaarlijk. Door de
plotselinge verandering in de snelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Daardoor kan de controle over het
voertuig verloren gaan en een ongeval
worden veroorzaakt.
153)Laat het voertuig niet rijden in de
richting die tegengesteld aan de richting
die met de selectiehendel is gekozen. Laat
het voertuig niet achteruit rijden met de
selectiehendel in een stand vooruit en laat
het voertuig net zomin vooruit rijden met de
selectiehendel in de stand achteruit. De
motor zou kunnen stoppen, waardoor het
remvermogen en de functies van de
stuurbekrachtiging verloren gaan. Hierdoor
kan het voertuig minder goed onder
controle worden gehouden en kan een
ongeval ontstaan.CRUISE-CONTROL
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 40 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruise-control wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
154) 155) 156) 157)
BELANGRIJK Bij de uitschakeling van
het contact wordt de status die het
systeem voor de uitschakeling had
behouden. Bijvoorbeeld, als het contact
tijdens de werking van de
cruise-controle uitgeschakeld wordt, zal
bij de volgende inschakeling van het
contact het systeem weer gebruikt
kunnen worden.
Het systeem inschakelen
Met snelheidsbegrenzer: druk op de
MODE-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
BELANGRIJK Druk opnieuw op de
MODE-schakelaar om naar de
cruise-control over te schakelen als de
snelheidsbegrenzer na een druk op de
MODE-schakelaar werkt.
9105100101-877-877
131
Zonder snelheidsbegrenzer: druk op
de ON-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
Het systeem uitschakelen
Met snelheidsbegrenzer: druk op de
OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat uit.
BELANGRIJK Het systeem schakelt
over naar de instelbare
snelheidsbegrenzer als tijdens de
werking van het cruise-control-systeem
op de MODE-schakelaar wordt
gedrukt.
Zonder snelheidsbegrenzer: druk op
de OFF/CANCEL-schakelaar. Het (gele)
waarschuwingslampje
gaat uit.
Houd de OFF/CANCEL-schakelaar lang
ingedrukt of druk 2 keer op de
OFF/CANCEL-schakelaar als het
(groene) waarschuwingslampje gaat
brandenwanneer een kruissnelheid
is ingesteld
.
Druk op de OFF/CANCEL-schakelaar
als het (gele) waarschuwingslampje
gaat brandenwanneer geen
kruissnelheid is ingesteld
.
EEN GEWENSTE
SNELHEID INSTELLEN
Ga als volgt te werk:
Met snelheidsbegrenzer: activeer
de cruise-control met een druk op de
MODE-schakelaar. Het (gele)
cruise-control waarschuwingslampje
gaat branden;
Zonder snelheidsbegrenzer:
activeer de cruise-control met een druk
op de ON-schakelaar. Het (gele)
cruise-control waarschuwingslampje
gaat branden;
versnel tot de gewenste snelheid,
welke hoger dan 40 km/h moet zijn, is
bereikt;
stel de cruise-control door op de
gewenste snelheid op de
"SET/-"schakelaar te drukken. De
cruise-control wordt ingesteld zodra op
"SET/-"-is gedrukt. Laat het gaspedaal
tegelijkertijd los. Het (groene)
waarschuwingslampje
gaat
branden.
Onder de volgende omstandigheden
kan de snelheid van de cruise-control
niet worden ingesteld:
Automatische versnellingsbak:de
selectiehendel is op P of N geplaatst;
Handgeschakelde
versnellingsbak: de selectiehendel is
in de vrijstand geplaatst;
De parkeerrem is geactiveerd;
Voertuigen met
snelheidsbegrenzer:de
MODE-schakelaar voor de instelbare
snelheidsbegrenzer is ingedrukt.
Laat de "SET/-"-schakelaar op de
gewenste snelheid los omdat de
snelheid anders zal afnemen zolang de
"SET/-"-schakelaar ingedrukt wordt
gehouden (behalve in het geval dat het
gaspedaal wordt ingedrukt);
Op een steile helling kan het voertuig
tijdelijk afnemen bij het omhoog rijden
of toenemen bij het omlaag rijden.
De cruise-control zal uitgeschakeld
worden als de voertuigsnelheid tot
onder 30 km/h.
De snelheid die met de cruise-control is
ingesteld wordt op het
instrumentencluster weergegeven.
132
STARTEN EN RIJDEN
SNELHEID VERHOGEN /
VERLAGEN
Snelheid verhogen
Met de cruise-control-schakelaar:
houd de RES/+ schakelaar ingedrukt,
uw voertuig zal versnellen. Laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Druk de RES/+
schakelaar in en laat hem onmiddellijk
los om de vooraf ingestelde snelheid
aan te passen. Meerdere handelingen
achtereen zullen de vooraf ingestelde
waarde verhogen naar aanleiding van
het aantal keer dat de handeling is
verricht.
Met het gaspedaal: druk het
gaspedaal in om tot de gewenste
snelheid te versnellen. Druk de SET/-
schakelaar in en laat hem onmiddellijk
los.
BELANGRIJK Geef gas als u bij
ingeschakelde cruise-control tijdelijk wilt
versnellen. Een hogere snelheid zal de
ingestelde snelheid niet hinderen of
wijzigen. Haal uw voet van het
gaspedaal om naar de ingestelde
snelheid terug te keren.SNELHEID OPNIEUW
AANNEMEN
Als de cruise control tijdelijk is
uitgeschakeld (zoals door het indrukken
van het rempedaal) en het systeem nog
altijd geactiveerd is, zal de meest recent
ingestelde snelheid weer worden
aangenomen wanneer op de
RES/+ schakelaar wordt gedrukt.
Laat de voertuigsnelheid toenemen tot
40 km/h (25 mph) of hoger en druk op
de RES/+ schakelaar als de
voertuigsnelheid lager is dan 40 km/h
(25 mph).
HET SYSTEEM TIJDELIJK
UITSCHAKELEN
Schakel het systeem tijdelijk uit aan de
hand van een van deze methodes: druk
het rempedaal een beetje in/druk het
koppelingspedaal in (versies met
handgeschakelde versnellingsbak)/druk
op de OFF/CANCEL-schakelaar.
Het systeem zal naar de eerder
ingestelde snelheid terugkeren als op
de RES/+ schakelaar gedrukt
wordt terwijl de voertuigsnelheid
40 km/h of hoger is.Opmerking
Het cruise-control-systeem wordt
tijdelijk uitgeschakeld als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet:
de parkeerrem is geactiveerd;
Versies met snelheidsbegrenzer:
de MODE-schakelaar voor de instelbare
snelheidsbegrenzer is ingedrukt;
Automatische versnellingsbak:de
selectiehendel is geplaatst op P of N; in
het geval van versies met een
handgeschakelde versnellingsbak:
de versnellingspook is in de vrijstand
geplaatst;
Automatische versnellingsbak:in
de handgeschakelde stand
(selectiehendel van D op M geplaatst)
kan de cruise-control niet uitgeschakeld
worden. De rem op de motor zal
daarom niet worden toegepast ook al
wordt de versnellingsbak naar een
lagere versnelling teruggeschakeld. Laat
de ingestelde snelheid afnemen of druk
het rempedaal in als moet worden
afgeremd;
De snelheid kan niet door een van de
toepasselijke uitschakelvoorwaarden
gereset worden als het cruise-control-
systeem tijdelijk is uitgeschakeld.
133