VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .79
AUXILIARY DRIVING SYSTEMS....84
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............89
VEILIGHEIDSGORDELS.........89
SBA-SYSTEEM
(Gordelwaarschuwing)..........92
GORDELSPANNERS EN
KRACHTBEGRENZERS.........93
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ
KINDERZITJES..............94
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM SRS -
AIRBAG..................107
VOERTUIGGEGEVENS
REGISTREREN.............122
CONSTANTE BEWAKING.......122
78
VEILIGHEID
AUXILIARY DRIVING
SYSTEMS
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System,
bewakingssysteem
bandenspanning)
79) 80) 81)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) bewaakt de luchtdruk van de
vier banden. Als de luchtdruk van een
of meer banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel
van het het TPMS-
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een pieptoon.
Het systeem bewaakt de bandendruk
indirect met behulp van de gegevens
van de ABS-wielsnelheidsensoren.
Voor een goede werking van het
systeem moet dit worden geïnitialiseerd
met de aangegeven bandendruk
(waarde op het bandendruklabel). Zie
"Initialisatie bewakingssysteem
bandenspanning" in deze paragraaf.
Het waarschuwingslampje knippert als
het systeem een storing heeft.
Raadpleeg "Lampjes en berichten" in
het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
BELANGRIJK Elke band, inclusief de
reserveband (indien aanwezig) moet
eenmaal per maand worden
gecontroleerd bij koud weer en worden
opgepompt tot de aanbevolen druk
door de fabrikant van het voertuig zoals
vermeld op het voertuigplakkaat of het
bandendruklabel (als uw voertuig
banden heeft met een ander formaat
dan wordt aangegeven op het plakkaat
of het label, dan moet u de juiste
bandendruk voor deze banden
achterhalen).
BELANGRIJK Als extra
veiligheidsfunctie is uw voertuig
uitgerust met een TPMS-systeem met
een verklikkerlampje voor een lage
bandendruk als één of meerdere
banden aanzienlijk leeg zijn. U moet bij
het branden van dit verklikkerlampje uw
voertuig stoppen en uw banden zo snel
mogelijk controleren en oppompen tot
de juiste druk. Als u doorrijdt met platte
banden kunnen de banden oververhit
raken en kan dit leiden tot
bandproblemen. Een lage
bandenspanning vermindert tevens een
efficiënt brandstofgebruik en de
levensduur van het bandenprofiel; dit
kan van invloed zijn op de
wendbaarheid en het remgedrag van
het voertuig.BELANGRIJK Houd in acht dat het
TPMS geen vervanging is voor goed
onderhoud van de banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om een juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs indien een lage
bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt waarbij het TPMS-
verklikkerlampje voor lage
bandenspanning gaat branden. Uw
voertuig is tevens uitgerust met een
TPMS-storingslampje om aan te geven
wanneer het systeem niet goed
functioneert.
BELANGRIJK Het TPMS-
storingslampje wordt gecombineerd
met het verklikkerlampje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem
eens storing detecteert, knippert het
verklikkerlampje ongeveer een minuut
waarna het blijft branden. Deze reeks
wordt elke keer dat het voertuig wordt
gestart, herhaald zolang de storing
bestaat. Als het storingslampje brandt,
kan het zijn dat het systeem niet in
staat is een lage bandenspanning te
detecteren of te signaleren.
TPMS-storingen kunnen om
verschillende redenen optreden, onder
andere door de installatie of vervanging
van andere banden of wielen van het
voertuig waardoor het TPMS niet
correct functioneert. Controleer altijd
84
VEILIGHEID
frequentie van de zender of het
kanaalnummer wordt weergegeven.
AUX / USB / iPod
Aux-aansluiting / USB-poort
Door een in de handel verkrijgbare
draagbaar audioapparaat op de
AUX-aansluiting aan te sluiten kan de
audio via de luidsprekers van het
voertuig worden weergegeven.
Daarvoor is een in de handel
verkrijgbare stereo minikabel zonder
impedantie (3,5 Ø) nodig. Bovendien
kan het audiosysteem van het voertuig
audio weergeven door een
USB-apparaat of een iPod op de
USB-poort aan te sluiten.
De AUX-modus gebruiken
Schakel het contact op ACC of ON,
schakel het audiosysteem in door op de
aan-uit/volumeknop te drukken.
Schakel over naar de AUX-modus door
op deMEDIA-knop van het
audiosysteem te drukken.
De USB-modus gebruiken
Dit systeem ondersteunt geen USB
3.0-apparaat. Afhankelijk van het model
of de versie van het besturingssysteem
is het bovendien mogelijk dat andere
apparaten niet worden ondersteund.Afspelen
Schakel het contact op ACC of ON,
schakel het audiosysteem in door op de
aan-uit/volumeknop te drukken.
Schakel over naar de USB-modus door
op deMEDIA-knop van het
audiosysteem te drukken en start het
afspelen.
Track zoeken
Druk op de knop track omhoog
om naar het begin van het
volgende nummer te springen.
Druk binnen een aantal seconden nadat
het afspelen is gestart op de knop track
omlaag
om naar het begin van
het vorige nummer te springen.
Druk nadat aantal seconden is
verstreken op de knop track omlaag
om naar het begin van het actuele
nummer te springen.
De iPod-modus gebruiken
Afhankelijk van het model of de versie
van het besturingssysteem is het
mogelijk dat een iPod niet worden
ondersteund. In dit geval wordt een
foutmelding weergegeven.
OPMERKING De iPod-functies werken
niet wanneer de iPod op het systeem is
aangesloten aangezien in dit geval het
systeem de functies van de iPod regelt.Track zoeken
Druk op de knop track omhoog
om naar het begin van het
volgende nummer te springen.
Druk binnen een aantal seconden nadat
het afspelen is gestart op de knop track
omlaag
(afhankelijk van de
softwareversie van de iPod) om naar
het begin van het vorige nummer te
springen.
Druk nadat aantal seconden is
verstreken op de knop track omlaag
(afhankelijk van de softwareversie
van de iPod) om naar het begin van het
actuele nummer te springen.
Categorie zoeken: druk op de knop
categorie omlaag5om de vorige
categorie te kiezen; druk op de knop
categorie omhoog6om de volgende
categorie te kiezen. De categorieën zijn:
Afspeellijst, Artiest, Album, Nummer,
Podcast, Genre, Componist en
Luisterboek.
Lijst zoeken: druk op de knop lijst
omlaag
om de vorige lijst te kiezen;
druk op de knop lijst omhoog
om de
volgende lijst te kiezen. In het geval van
de categorie Nummer of Luisterboek
wordt geen lijst weergegeven.
214
MULTIMEDIA
INSTELLINGEN
OPMERKING: Afhankelijk van de
kwaliteit en specificatie, kan het
schermdisplay afwijken.
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Instellingen" weer te geven. Gebruik
het tabblad en selecteer de instelling
van het onderdeel dat u wilt wijzigen.
U kunt de instellingen in het
configuratiescherm als volgt
aanpassen:
"Display": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Sound": raadpleeg de paragraaf
"Volume/Display/Geluidsknoppen" in de
bijlage Radio 7;
"Klok": "Tijd aanpassen", "GPS
Sync", "Tijdformat", "Tijd zone
geselecteerd", "Zomertijd";
“Voertuig”: Regensensor
ruitenwisser/Deurvergrendeling/Andere;
“Apparat.”: selecteerBluetooth®
of "Network Management";
“Systeem”: "Tooltips", "Taal",
"Temperatuur", "Afstand",
"Muziekdatabase updaten",
"Fabrieksreset", "Systeem informatie
(overeenkomsten en rechten)",
"Systeem informatie (Versie-informatie)"
AUX / USB / iPod
Door een in de handel verkrijgbare
draagbaar audioapparaat op de
AUX-aansluiting aan te sluiten kan de
audio via de luidsprekers van het
voertuig worden weergegeven.
Daarvoor is een in de handel
verkrijgbare stereo minikabel zonder
impedantie (3,5 Ø) nodig.
Bovendien kan het audiosysteem van
het voertuig audio weergeven door een
iPod of USB-apparaat op de
USB-poort fig. 163 (1= USB-poorten/
2= hulpaansluiting) aan te sluiten.
Aansluiten op de USB-poort /
AUX-aansluiting
Een apparaat aansluiten: verwijder
het klepje als de AUX-aansluiting of de
USB-poort door een klepje wordt
afgesloten. Sluit de connector van het
apparaat aan op de USB-poort.Aansluiten met een
verbindingskabel: verwijder het klepje
als de AUX-aansluiting of de USB-poort
door een klepje wordt afgesloten. Sluit
de stekker van het apparaat/de
verbindingskabel aan op de
AUX-aansluiting/USB-poort
De AUX-modus gebruiken
Selecteer de icoon
op het
startscherm om het scherm
"Entertainment" weer te geven. Schakel
over naar de AUX-modus doorAUXte
selecteren.
Gegevens die afgespeeld kunnen
worden: MP3/WMA/AAC/OGG-
bestand.
OPMERKING De AUX-modus wordt
niet ingeschakeld als geen apparaat op
de AUX-aansluiting is aangesloten.
OPMERKING Regel het geluidsvolume
op het draagbare audio-apparaat, met
de bedieningsschakelaar of met de
audioregelschakelaar. Het geluid kan
ook worden geregeld met behulp van
de volume-instelling van het
audio-apparaat.
OPMERKING Het is mogelijk dat u
geluid hoort wanneer de stekker uit de
AUX-aansluiting wordt gehaald terwijl
de AUX-modus is ingeschakeld.
16306020700-122-001
221
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig lezen..............2
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbag.............107
ABS......................79
Accu (onderhoud)............183
Accu opladen...............185
Achterklep..................42
Achterklep (openen)............42
Actieve veiligheidssystemen.......79
Adaptive Front Lighting System
(AFS)...................29
Afmetingen................200
Alarmknipperlichten...........145
Alarmknipperlichten (bediening) . . .145
Antidiefstalsysteem............16
Automatische klimaatregeling......38
Automatische verlichting.........27
Automatische versnellingsbak. . . .127
Automatische wisserregeling......33
Auxiliary driving systems.........84
Band- en wielspecificaties......197
Bandenreparatiekit...........162
Bandenspanning.............187
Belangrijke informatie...........3
Bericht op display.............76
Beschermingssystemen
inzittenden................89Bestuurdersairbag............110
Beveiligingsalarm voertuig........15
Bevestiging van de trekhaken.....170
Brake Assist................125
Brandstofverbruik............206
Brandstofvuldop.............138
Buitenlampen vervangen........150
Buitenspiegels...............24
Buitenverlichting..............26
Cabrioletkap (openen)..........46
Cabrioletkap (zachte kap)........46
Camera achter (ParkView
achteruitrijcamera)..........139
Carrosserie (zorg en onderhoud) . . .189
CO2-emissie...............206
Coming
Home-verlichtingssysteem......27
Constante bewaking..........122
Contactslot.................11
Cruise-control..............131
Dashboard..................8
De lak onderhouden..........190
De motor starten..........11,124
De motor uitschakelen..........14
Dead Lock voorziening..........17
DRL (Dagverlichting)...........26
DSC-systeem...............80
Een aanhanger trekken........143
Een band vervangen..........187Een lamp vervangen..........145
Een wiel vervangen...........187
Elektrische ruiten.............40
Elektrische spiegels............25
Flash to pass...............26
Geavanceerd Keyless Entry
Systeem.................15
Gebruik van deze handleiding......3
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........175
Geprogrammeerd onderhoud.....174
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........176
Gewichten.................199
Gordelspanners...........93,110
Gordelspanners en
krachtbegrenzers............93
Grootlicht..................26
Handbediende klimaatregeling....36
Handgeschakelde
versnellingsbak............126
HLA-functie.................87
Hoofdsteunen...............23
Identificatiegegevens..........195
INFO-schakelaar..............55
Installatierichting kinderzitje.......98
Instrumentenpaneel............52