39
Portieren
Openen
Van buitenaf
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
Van binnenuit
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
Het openen van een achterportier van
binnenuit is niet mogelijk als het kinderslot
is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over dhet kinderslot .
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
-
b ij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10
km/h),
verschijnt een melding op het scherm.
-
t
ijdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h), verschijnt een melding op het
scherm en klinkt er een geluidssignaal.
F
Z
et het contact aan door op de knop
" START/STOP " te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het resetten niet
is verholpen zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Achterklep
Openen
F Druk op de middelste knop van de achterklep ter wijl de auto ontgrendeld
is of de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem zich in de
detectiezone bevindt.
F
T
il de achterklep omhoog.
Bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening
wordt de achterklep op een kier gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de
afstandsbediening of het Keyless entr y and
start-systeem de desbetreffende rubriek.
2
Toegang tot de auto
40
Laat de achterklep bij een storing of
problemen bij het openen of sluiten zo
spoedig mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om er voor te zorgen dat dit
ongemak niet erger wordt, de achterklep
valt en ernstig letsel veroorzaakt.
Sluiten
Als de achterklep niet goed is gesloten:
- b ij een draaiende motor of tijdens het
rijden (snelheid lager dan 10
km/h),
verschijnt een melding op het scherm.
-
t
ijdens het rijden (snelheid hoger dan
10
km/h), verschijnt een melding op het
scherm en klinkt er een geluidssignaal.
Noodbediening
F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.
De achterklep handmatig ontgrendelen in
het geval van een defect van de accu of de
centrale vergrendeling.
De achterklep ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot.
F
V
erplaats de nok naar links.
De achterklep opnieuw
vergrendelen
Wanneer dit probleem zich blijft voordoen, blijft de
achterklep vergrendeld na het openen en sluiten.
Alarmsysteem
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. De volgende beveiligingsfunctie wordt
door het systeem uitgevoerd: -
O
mtrekbeveiliging:
Het systeem controleert
of de auto wordt geopend. Het alarm gaat af
als iemand een portier, de achterklep of de
motorkap probeert te openen.
Automatische beveiligingsfunctie : dit
systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren. Het
alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Vergrendelen van de auto met
inschakelen van het alarmsysteem
Activeren
F Zet het contact uit en verlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto of schakel
de supervergrendeling in met
de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-
systeem.
Wanneer het alarmsysteem actief is, knippert
de knop van het lampje één keer per seconde
en gaan de richtingaanwijzers gedurende
2
seconden branden.
Toegang tot de auto
41
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden een
van de portieren of de achterklep niet is
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30
seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entry
and start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarmsysteem in
te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het lampje
van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen
gedurende ongeveer 2
seconden.
Indien een portier of de achterklep niet
goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar wordt de uitwendige
beveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
De omtrekbeveiliging wordt geactiveerd na vijf
seconden.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
van de knop van de centrale vergrendeling
10
seconden knippert, duidt dit op een storing
in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrisch bedienbare
ruiten vóór
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
2
Toegang tot de auto
47
Elektrische verstelling
Stel om veiligheidsredenen de
buitenspiegels goed af om de "dode hoek"
zo klein mogelijk te maken.
Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
F
K
antel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Van buitenaf: vergrendel de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entry en
start"-systeem.
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de auto kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu
van de auto.
Ontwasemen – ontdooien
F Draai de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop weer in het midden.
Ontwasemen/ontdooien van de
buitenspiegels kunt u inschakelen
door bij draaiende motor op de toets
van de achterruitver warming te
drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit .
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende binnenspiegel
Afstelling
F
S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
F
Z
et de knop A op de tegenoverstaande
markering.
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
3
Ergonomie en comfort
97
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende vier
minuten stationair draaien alvorens weg
te rijden. Deze handelswijze komt de
goede werking en de duurzaamheid van
de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel
naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert. Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Eco-mode .Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact)
van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)
en ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om het contact weer aan te
zetten.
Starten/afzetten van de
motor met de Keyless
entry and start
Starten van de motor
F Zorg er voor dat de elektronische sleutel zich in het interieur van de auto, binnen de detectiezone,
bevindt.
F
Z
et bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
6
Rijden
98
F Auto met automatische transmissie: zet de
selectiehendel in de stand P of N en trap het
rempedaal in.
F
A
uto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak : zet de selectiehendel in de
stand N en trap het rempedaal in.
F Druk kort op de " START/STOP"-knop en
houd daarbij het pedaal ingetrapt tot de
motor draait.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de
motor bij temperaturen beneden het vriespunt
en/of bij koude motor pas gestart als het
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden nadat u op de " S TA R T/
STOP " -knop hebt gedrukt:
F
M
oet u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig ingetrapt houden
tot het lampje uitgaat en niet nogmaals op
de knop " START/STOP " drukken voordat
de motor is aangeslagen. F
M
oet u bij een automatische of
elektronische transmissie het rempedaal
ingetrapt houden tot het lampje uitgaat en
niet nogmaals op de " START/STOP"-knop
drukken voordat de motor is aangeslagen.
De elektronische sleutel van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich binnen
de detectiezone bevinden.
Als de elektronische sleutel niet in deze
zone wordt gedetecteerd, verschijnt een
melding.
Breng de elektronische sleutel binnen
deze zone zodat de motor kan worden
gestart.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de
rubriek "Sleutel niet gedetecteerd –
Noodprocedure voor het starten".
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven.
In sommige gevallen moet het stuur wiel heen
en weer worden bewogen ter wijl de "START/
STOP"-knop wordt ingedrukt om het stuurslot
te ontgrendelen; u wordt hier van via een
melding op de hoogte gebracht.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto ter wijl de motor nog draait.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.
F Z et bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
Z
et bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand P of N .
F Met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak , selecteer stand N .
F
D
ruk ter wijl de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt op de toets " START/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
In sommige gevallen is het nodig om een beetje
aan het stuur wiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden
99
Contact aanzetten (zonder
te starten)
F Druk op de toets "START/STOP": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen
vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Onder de hendel van de parkeerrem bevindt
zich een noodsleutellezer, zodat de motor
gestart kan worden als het systeem de sleutel
niet herkent in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
F
H
oud de afstandsbediening tegen de lezer.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
S
electeer bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de stand N en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
D
ruk op de knop " START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van de motor
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
Wanneer de elektronische sleutel van het
Keyless entry en start-systeem in de auto ligt,
kan door op op de knop " START/STOP" te
drukken, zonder de pedalen in te trappen,
het contact worden aangezet.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (audiosysteem, verlichting, enz.). Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd of zich niet meer in het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
op het touchscreen weergegeven als een
portier wordt gesloten of bij een poging om de
motor af te zetten.
F
H
oud om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP"
ongeveer drie seconden ingedrukt.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer drie
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
6
Rijden
138
Indien uw auto is voorzien van het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit wanneer
de motor zich in de STOP-stand bevindt;
zet in dat geval altijd het contact af met
de sleutel of met de knop "START/STOP"
bij een auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan (die dan wel gevuld moet zijn
met diesel) is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Praktische informatie