79
Activering
De airbags worden geactiveerd, met
uitzondering van de airbag aan passagierszijde
als deze is uitgeschakeld, bij een ernstige
frontale aanrijding binnen (een gedeelte van)
de impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto in het horizontale vlak en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto.
De airbags vóór worden opgeblazen in het
gebied tussen thorax /hoofd van de bestuurder
en het stuur wiel en tussen thorax /hoofd van de
passagier en dashboard om hun voor waartse
bewegingen te dempen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje
gaat branden raadpleeg dan altijd
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij B , waarbij de krachten
loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de
auto worden uitgeoefend.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
Het systeem helpt de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te beschermen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden voor en achter en de ruiten.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden, raadpleeg dan altijd
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij- en
gordijnairbags niet geactiveerd.
5
Veiligheid
80
Instructies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe uw veiligheidsgordel om en zorg dat
deze correct is geplaatst.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de
buurt van de airbags of in het gebied waar de
airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het
afgaan van de airbag ver wonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen alleen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.Airbags voor
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op
het dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken – In dat geval werken de
zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren
uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de zijairbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto. Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
Veiligheid
145
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
- A ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
7
Praktische informatie
154
Bandenspanningscontrole
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren van
een wiel blijven branden tot het systeem
is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspannin
gscontrolesysteem.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Overzicht van het gereedschap
1.Bandenreparatieset.
De compressor bevat een patroon met
afdichtingsproduct voor het tijdelijk
repareren van een band en kan ook
gebruikt worden voor het aanpassen van
de bandenspanning.
2. Dop voor de slotbouten (in het
dashboardkastje of gereedschapskist)
(afhankelijk van de uitvoering).
Hiermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
3. Afneembaar sleepoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de auto
en het gebruik van het afneembare sleepoog.
Samenstelling van de set
1. 12 V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Fles met afdichtmiddel voorzien van
ingebouwde slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
Reparatiemethode
F Parkeer het voertuig zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, dragen van een reflecterend
veiligheidsvest, enz.) met betrekking tot de regels
die gelden in het land waar u zich bevindt.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Storingen verhelpen
158
3.Gereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen.
Hiermee kunt u bij lichtmetalen velgen de
sierdoppen van de wielbouten of de naafdop
(afhankelijk van de uitvoering) verwijderen.
4.Afneembaar sleepoog.
5.Dop voor de slotbouten (in het
dashboardkastje of gereedschapskist)
(afhankelijk van het verkoopland).
Hiermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over slepen.
Deze gereedschappen zijn specifiek voor
uw auto en kunnen, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het
ver wisselen van een wiel met een beschadigde
band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de originele krik,
neem dan contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, om de door de
fabrikant voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Toegang tot het reservewiel
Verwijderen van het wiel Terugplaatsen van het wiel
F Leg het wiel in de reser vewielbak.
F
D raai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
Als er geen wiel in de reser vewielbak ligt,
kan het bevestigingssysteem (moer en
bout) niet teruggeplaatst worden.
Het reser vewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Afhankelijk van de motoruitvoering is de auto
voorzien van een volwaardig reser vewiel of een
noodreservewiel.
F
M
aak de gereedschapskist los en haal de
kist eruit.
F
D
raai de centrale moer los. F
V
erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
F
T
il het reser vewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
F
V
er wijder het wiel uit de bagageruimte.
F
P
laats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
D
raai de centrale moer vast om het
reservewiel goed te bevestigen.
F
K
lem de gereedschapskist op zijn plaats.
Storingen verhelpen
166
Bagageruimte (W5W)
F Maak de lampeenheid los door van achteren tegen de voet te drukken.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
F
P
laats de lampeenheid terug.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard. F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F V er wijder de tang van de achterzijde van
het deksel.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen, Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Goed Defect
Ta n g
Storingen verhelpen
167
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de tegenoverliggende
zekeringtabellen genoemd, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.Zekeringen dashboard
De 2 zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard, bij auto's
met linkse besturing onder het stuur wiel en
bij auto's met rechtse besturing onder het
dashboardkastje.
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
Linker zekeringkast
8
Storingen verhelpen
182
Dashboardkastje ............................................. 56
Datum (instellen) ............................... ..29 , 32 , 17
Datum instellen
................................... 29, 32 , 17
Derde remlicht
............................................... 165
Detectie obstakels
........................................ 125
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
.....16, 132-13 3 , 157
Dieselfilter
..................................................... 14 4
Dieselmotor
............................. 16,
13 6, 15 3 , 178
Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting)
.................................24, 8
Dimlicht
................................................... 61, 162
Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer)
.................30
Display instrumentenpaneel
.........................10 6
Distance Alert ~ Waarschuwing kans op aanrijding
.............117
Dodehoekbewaking
...............................123 -124
Dodehoekdetectie
.................................. 123 -124
EEco-mode ~ Eco-modus ...............................140
Eco-rijden (adviezen) ........................................ 6
Electronic Stability Program (ESC)
.....15, 72-75
Elektronische remdrukregelaar (REF)
...........72
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake
Force Distribution (EBD)
..............................72
Elektronische sleutel
.................................33-34
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische
...... 35
-36, 95
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
.......................6, 103 -10 6 , 148
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESC)
...72
ESC
................................................................. 72
FFollow me home verlichting ~
Follow-me-home-verlichting ........................64
Frequentie (radio)
...............................
.......23 -24
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
.............63
GGereedschap ................................. 157, 157-15 8
Gesproken commando’’’’s ~ Spraakcommando’’’’s
......................5-8, 10 -12
Gevarendriehoek
.................................... 59, 15 3
Gewichten
..................................................... 17
6
GPS
................................................................. 14
Grip control
................................................ 74 -75
Grootlicht
........................................... 18,
61, 162
HHaken .............................................................. 59Handgeschakelde versnellingsbak
~ Versnellingsbak,
handgeschakeld
..... 6,
56, 58 , 10 0 , 107-109 , 148
Handopvoerpomp ......................................... 15 3
Handrem ............................................... 10 0, 148
Handsfree set
.................................. 27-2 8, 13 -14
Helderheid
....................................................... 16
Hill-Holder ~ Hill Start Assist
........................107
Hoedenplank
............................................. 59-60
Hoofdsteunen achter
...................................... 46
Hoofdsteunen verstellen
.................................44
Hoofdsteunen vóór
......................................... 44
H
oogteverstelling stuur wiel ~
Stuurwielverstelling
...................................... 46
Hu
lpoproep
................................................ 70 -71
IIdentificatie (stickers) .................................... 179
Identificatie auto ............................................ 179
Identificatiegegevens
.................................... 179
Identificatieplaatjes constructeur
.................179
Indeling bagageruimte ~ Bagageruimte, indeling
..........................59-60
Indeling interieur ~ Interieurindeling
...............56
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud)
........................137-13 8
Instellen van de uitrustingen
.....................24-27
Instellingen van het systeem
....................3
2, 16
Instrumentenpaneel
.......................................... 8
Interieurfilter
.................................................. 147
Interieurfilter (vervangen)
.............................147
Interieurverlichting
...............................
.....54-55
ISOFIX
............................................................ 89
ISOFIX (bevestigingen) ...................................88
ISOFIX-bevestigingen
....................................88
ISOFIX-kinderzitjes ................................... 88 -91
JJack ............................... ..................................25
Jack-aansluiting ........................................ 57, 25
Jack-kabel
....................................................... 25
KKaartleeslampjes ............................... .......54-55
Kentekenplaatverlichting ..............................165
Keyless entry and start
............33-36, 95, 97- 9 8
Kilometerteller
........................................... 28-29
Kinderen
..................................................... 87- 91
Kinderen (veiligheid)
....................................... 93
Kinderslot
........................................................ 93
Kinderzitjes
........................ 77, 81- 82 , 86 - 87 , 92
Kinderzitjes (conventioneel)
...........................86
Kinderzitjes i-Size
........................................... 91
Trefwoordenregister