17
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Laag
brandstofniveau Permanent, in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding.
Als u niet tankt, gaat dit
lampje elke keer als u het
contact aanzet weer branden,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding.
Het geluidssignaal en de
melding worden steeds vaker
herhaald naarmate het niveau
in de tank verder naar nul
zakt. Als het lampje gaat branden zit er
nog ongeveer 5
liter brandstof in de
tank (reservevoorraad). Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om
een lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg
is
, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem
en het injectiesysteem beschadigd raken.
Waarschuwing
verlaten
rijstrook Knippert in combinatie met
een geluidssignaal.
Er wordt een rijstrookmarkering aan
de rechterzijde overschreden. Draai het stuur wiel de andere kant op om de
auto weer in het juiste spoor te brengen.
+ Lane depar ture
warning-
systeem
Permanent, in combinatie met
het lampje Service.
Het Lane Departure Warning-
systeem is defect. (3) uitvoeren.
Mistachterlicht Permanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld.
1
Instrumentenpaneel
18
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Groene waarschuwingslampjes
Stop & Star tPermanent.Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Lampje knippert tijdelijk. De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus
wordt automatisch geactiveerd.
Richtingaanwijzer
linksKnippert, met geluidssignaal.De lampen zijn ingeschakeld
Richtingaanwijzer
rechtsKnippert, met geluidssignaal.De lampen zijn ingeschakeld.
Parkeerlichten Permanent. De lampen zijn ingeschakeld.
Dimlicht Permanent. De lampen zijn ingeschakeld.
Mistlampen
vóór Permanent.
De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
Blauwe waarschuwingslampjes
GrootlichtPermanent. Het grootlicht is ingeschakeld.
Instrumentenpaneel
19
Voet op
rempedaalPermanent.
Geen of onvoldoende druk op het
rempedaal.Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak moet de
selectiehendel in stand N staan om de motor te starten.
Bij een automatische transmissie, draaiende motor en
vóór het vrijzetten van de parkeerrem de selectiehendel
uit stand P halen.
Knipperlicht.Als u de auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak op een helling te lang
probeert tegen te houden door het gaspedaal
in te trappen, raakt de koppeling over verhit.Gebruik het rempedaal en/of de parkeerrem.
Automatische
ruitenwissers Permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
1
Instrumentenpaneel
20
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
-
d
e kilometerteller geeft de resterende
kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of de afgelegde afstand
sinds de vorige verstreken onderhoudsdatum,
voorafgegaan door het teken “-”.
-
e
en waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus OorzaakActies/Opmerkingen
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact.De afstand tot de
eerstvolgende beurt
is tussen de 3000 en
1000
km.
Brandt permanent, bij
het aanzetten van het
contact. De onderhoudsbeurt
moet binnen 1000
km
worden uitgevoerd. Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel
knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het aanzetten
van het contact.
(Bij BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service).Het tijdsinter val
tot de volgende
onderhoudsbeurt is
overschreden. Laat zo spoedig
mogelijk een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
De weergegeven afstand (in kilometers of
mijlen) wordt berekend op basis van het
aantal afgelegde kilometers en de verstreken
tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet
het contact af,
F
h
oud de knop op het uiteinde van de
lichtschakelaar ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden geregistreerd.
Instrumentenpaneel
21
F Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto het tabblad
" Snelkoppelingen " en daarna
" Diagnose ".
De onderhoudsinformatie wordt weergegeven
op het scherm.
Motorolieniveaumeter
(afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
een melding op het instrumentenpaneel, gaat
het lampje Ser vice branden en klinkt een
geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Storing in motorolieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt
het motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u het
motorolieniveau controleren met de peilstok in
de motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .Opvragen van
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven op het touchscreen.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Deze actieradiusindicatoren zijn uitsluitend
aanwezig bij auto's met een BlueHDi-
dieselmotor.
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue
®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
1
Instrumentenpaneel
67
Ruitensproeiers voorruit
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.Uw auto is uitgerust met een innovatief
ruitensproeiersysteem voor de voorruit.
De ruitensproeier vloeistof wordt via het
ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid,
zodat het zicht van de bestuurder en dat
van de passagiers niet wordt belemmerd. Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
ruitensproeiervloeistofreservoir leeg is;
kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als
er geen risico is van bevriezing van de
vloeistof op de voorruit; hierdoor zou het
zicht namelijk kunnen afnemen. Gebruik
's winters altijd een ruitensproeiervloeistof
die voldoende tegen vorst beschermd is.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand
kan tevens 's winters worden gebruikt om de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand
te zetten.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
4
Verlichting en zicht
70
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene
ledlampje en een geluidssignaal
bevestigen dat de oproep naar
de Oproep naar Urgence met
lokalisering service*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de opdracht geannuleerd en gaat de groene
LED uit.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje
uit.
"Oproep naar Urgence met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal** en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Oproep naar Urgence met lokalisering
Veiligheid
71
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het
groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje knippert en dooft ver volgens:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje blijft branden: er is een storing
in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen. *
I
n overeenstemming met de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Oproep naar Assistance met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze toets voor het aanvragen van
hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Geolokalisatie
Druk om de geolokalisatie weer in te
schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen
"Oproep naar Urgence met lokalisering" en
"Oproep naar Assistance met lokalisering" en
ver volgens op "Oproep naar Assistance met
lokalisering" om te bevestigen. U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Oproep naar Urgence
met lokalisering" en "Oproep naar Assistance
met lokalisering" te drukken en ver volgens op
"Oproep naar Assistance met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het CITROËN-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter
verbetering van de telematicadiensten
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
telematicasysteem in de auto te wijzigen.
5
Veiligheid