2019 BMW X7 Instructieboekjes (in Dutch)

Keuzehendelstand
N
inschakelen1.De
rem
indrukken
en
ingedrukt
houden.2.Start/stop-knop
indrukken.
De
starter
moet
hoorbaar
aanslaan.
Start/stop-knop
ingedrukt
houden.3.Met
de
vrije
hand
de
toets
op
de
keuzehenj
del
indrukken,
pijl
1,
en
de
keuzehendel
naar keuzehendelstand
N
drukken
en
vasthouden,pijl
N,
tot
de
keuzehendelstand
N
in
het
injstrumentenpaneel
wordt
weergeven.
Er
wordt
een
Check-Control-melding
weerj
gegeven.4.Start/Stop-knop
en
keuzehendel
loslaten.5.Rem
loslaten
zodra
de
startmotor
stopt.6.De
auto
uit
de
gevarenzone
manoeuvreren en
vervolgens
tegen
wegrollen
beveiligen.
Meer
informatie,
zie
hoofdstuk
Aanslepen/
wegslepen,
zie
pagina
428.
Launch
Control PrincipeLaunch
Control
maakt
bij
droge
omgevingsomjstandigheden
een
optimale
acceleratie
op
stroefwegdek
mogelijk.
Algemeen
Het
gebruik
van
Launch
Control
leidt
tot
vroegtijj
dige
slijtage
van
onderdelen,
omdat
deze
functie
een
zeer
hoge
belasting
voor
de
auto
vormt.
Launch
Control
niet
tijdens
het
inrijden,
zie
paj
gina
348,
gebruiken.
Bij
het
wegrijden
met
Launch
Control
niet
sturen.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Launch
Control
is
beschikbaar
als
de
motor
op
bedrijfstemperatuur
is.
De
motor
is
na
een
ononj
derbroken
rit
van
minstens
10
kilometer
op
bej
drijfstemperatuur.
Wegrijden
met
Launch
Control1.Rijden-stand-by
inschakelen.2.

Toets
indrukken.
Het
instrumentenpaneel
geeft
TRACTION weer
en
het
controlelampje
voor
DSC
OFF
gaat
aan.3.Keuzehendelstand
S
inschakelen.4.Met
de
linkervoet
krachtig
het
rempedaal
inj drukken.5.Gaspedaal
tot
voorbij
de
weerstand
van
devolgasstand
indrukken
en
ingetrapt
houden,
kickdown.
Op
het
instrumentenpaneel
verschijnt
een vlagsymbool.6.Het
wegrijtoerental
wordt
geregeld.
Binnen3
seconden
de
rem
loslaten.
Opnieuw
gebruiken
binnen
een
rit
Nadat
Launch
Control
werd
gebruikt
moet
deversnellingsbak
ongeveer
5
min
afkoelen
voordatLaunch
Control
opnieuw
kan
worden
gebruikt.Launch
Control
stelt
zich
bij
het
opnieuw
gebruijken
op
de
omgevingsomstandigheden
in.
Na
het
gebruik
van
Launch
Control Ter
ondersteuning
van
de
rijstabiliteit
de
dynamijsche
stabiliteitscontrole
DSC
zo
spoedig
mogej
lijk
weer
inschakelen.
Grenzen
van
het
systeem Een
geoefende
bestuurder
kan
in
de
modusDSC
OFF
mogelijk
betere
acceleratiewaardenrealiseren.
Seite
169RijdenBEDIENING169
Online
Edition
for
Part
no.
01402720878
-
II/19

WeergavenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Instrumentenpaneel
Principe
De
weergaven
in
het
instrumentenpaneel
zijn
vaj
riabel.
Wanneer
van
programma
wordt
gewisseld via
de
rijbelevingsschakelaar,
past
de
weergaveop
het
instrumentenpaneel
zich
aan
de
betrefjfende
rijmodus
aan.
Algemeen
De
verandering
van
de
weergaven
op
het
instruj
mentenpaneel
kan
via
iDrive
worden
gedeactij
veerd.
De
weergaven
op
het
instrumentenpaneel
kunj
nen
gedeeltelijk
van
de
afbeeldingen
in
deze
handleiding
afwijken.
Overzicht1Brandstofmeter\_ 176
Actieradius\_ 1772Snelheidsmeter3Centraal
weergavebereik\_ 170
Benodigd
onderhoud\_ 178
Aanduiding
van
de
navigatie4Naargelang
de
uitrusting:
Driver
Attention
Caj
mera5Toerenteller\_ 176
Selectielijsten\_ 183
Widgets
op
het
instrumentenpaneel\_ 171
Dagteller,
zie
ritgegevens\_ 183
ECO
PRO-weergaven\_ 360
Status
rijbelevingsschakelaar\_ 155
Transmissie-aanduiding\_ 1646Motortemperatuur\_1777Buitentemperatuur\_ 1778Check-Control\_1729Speed
Limit
Assist\_ 263
Speed
Limit
Info\_ 180
Tijd\_ 70
Centraal
weergavebereik
Afhankelijk
van
de
uitrusting
wordt
in
het
centraleweergavebereik
van
het
instrumentenpaneel
het
volgende
weergegeven:
Seite
170BEDIENINGWeergaven170
Online
Edition
for
Part
no.
01402720878
-
II/19

'xWeergaven
met
betrekking
tot
de
navigatie,
zoals
kaartaanzicht
of
bij
een
actieve
routebej geleiding
een
routevoorbeeld
met
navigatie-
instructies.'xWeergaven
met
betrekking
tot
de
servicebej hoefte.
Sommige
weergaven
in
het
centrale
weergavejbereik
kunnen
individueel
worden
geconfiguj
reerd.
Weergaven
in
het
centrale
weergavebereik instellen,
zie
pagina
171.
Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
landuitvoering
kunnen
de
weergaves
verschillen.
Rijmodusweergave
Principe Als
de
rijmodusweergave
gedeactiveerd
is,
blijftde
weergave
op
het
instrumentenpaneel
onverj anderd
als
het
programma
wordt
veranderd
viade
rijbelevingschakelaar
en
wordt
de
weergave
dus
niet
aangepast
aan
de
betreffende
rijmodus.
Inschakelen/uitschakelen Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Rijmodusweergave
Instellingen
Sommige
weergaven
op
het
instrumentenpaneel
kunnen
individueel
worden
geconfigureerd.
1.CAR2.Instellingen3.Displays4.Instrumentencombinatie5.Gewenste
instelling
selecteren.Widgets
op
het
instrumentenpaneel
Principe
Op
de
toerenteller
op
het
instrumentenpaneel kan
informatie
over
bepaalde
functies
weergegej
ven
worden.
De
volgende
informatie
kan
worden
geselecj
teerd:
'xRitgegevens,
zie
pagina
183.'xDraaimoment
en
vermogen,
zie
pagina
185.'xAcceleratiekracht,
zie
pagina
185.'xHuidige
entertainmentbron,
zoals
bijv.
radio,
zie
handleiding
navigatie,
entertainment
en
communicatie.'xEffici

Effici

Tijdelijke
weergave
Sommige
Check-Control-meldingen
worden
auj tomatisch
na
ca.
20
seconden
verborgen.
DeCheck-Control-meldingen
blijven
opgeslagen
en
kunnen
opnieuw
worden
weergegeven.
Opgeslagen
Check-Control-
meldingen
weergeven
Via
iDrive:1.CAR2.Autostatus3.

Check
Control4.Tekstmelding
selecteren.
Weergave
Check-Control Minimaal

Gordelwaarschuwing
voor
achterbank
Veiligheidsgordel
op
de
betreffende
plaats
op
de
achterbank
is
niet
ingestoj
ken.
Airbagsysteem Airbagsysteem
en
gordelspanner
zijn
mogelijk
defect.
De
auto
zo
snel
mogelijk
door
een
Serj
vice
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gej kwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
latencontroleren.
Parkeerrem Parkeerrem
is
vastgezet.
Parkeerrem
vrijzetten,
zie
pagina
158.
Remsysteem Remsysteem
vertoont
een
storing.
Voorj
zichtig
doorrijden.
De
auto
zo
snel
mogelijk
door
een
Serj
vice
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gej
kwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Gele
lampjes
Antiblokkeersysteem
ABS Rembekrachtiger
mogelijk
defect.
Plotj
seling
remmen
vermijden.
Houd
rekening
met
een
langere
remweg.
Direct
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.Dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
Controlelampje
knippert:
DSC
regelt
de
aandrijf-
en
remkrachten.
De
auto
wordt
gestabiliseerd.
Snelheid
verlagen
en
rijstj
ijl
aan
de
wegomstandigheden
aanpassen.
Controlelampje
brandt:
DSC
is
uitgevallen.Het
systeem
door
een
Service
Partner
van
de
fajbrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
DSC,
zie
pagina
244.
Dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
gedeactiveerd
of
dynamische
tractiecontrole
DTC
geactiveerd
DSC
is
gedeactiveerd
of
DTC
is
geactij
veerd.
DSC,
zie
pagina
244,
en
DTC,
zie
paj
gina
246.
Bandenpechwaarschuwing
RPA De
bandenpechwaarschuwing
meldt
spanningsverlies
in
een
band.
Snelheid
verminderen
en
voorzichtig
stoppen.
Heftige
rem-
en
stuurbewegingen
verj mijden.
Bandenpechwaarschuwing,
zie
pagina
390.
Bandenspanningscontrole
RDC Het
controlelampje
brandt:
de
bandenj
spanningscontrole
meldt
een
lage
banj
denspanning
of
bandenpech.
De
inforj
matie
in
de
Check-Control-melding
in
acht nemen.
Controlelampje
knippert
en
brandt
vervolgens
continu:
er
wordt
geen
bandenpech
of
geen
verj
lies
van
bandenspanning
herkend.'xStoring
door
installaties
of
apparaten
met
dej
zelfde
zendfrequentie:
na
verlaten
van
hetSeite
174BEDIENINGWeergaven174
Online
Edition
for
Part
no.
01402720878
-
II/19

storingsgebied
wordt
het
systeem
automajtisch
weer
actief.'xWiel
zonder
RDC-elektronica
is
gemonteerd:
evt.
laten
controleren
door
een
Service
Partj ner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
Service
Partner
of
specialist.'xStoring:
het
systeem
door
een
Service
Partj ner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Bandenspanningscontrole,
zie
pagina
383.
Stuursysteem Stuursysteem
mogelijk
defect.
Het
systeem
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalifij
ceerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controj leren.
Emissiewaarden Storing
in
werking
van
de
motor.
De
auto
door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Aansluiting
voor
On-Board
Diagnose,
zie
paj
gina
416.
Mistachterlicht Mistachterlicht
is
ingeschakeld.
Mistachterlicht,
zie
pagina
195.
Groene
lampjes Gordelwaarschuwing
voor
achterbank
Veiligheidsgordel
op
de
betreffende
plaats
op
de
achterbank
is
niet
ingestoj
ken.
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers
ingeschakeld.
Ongewoon
snel
knipperen
van
de
conj trolelampje
duidt
op
een
uitgevallen
richj
tingaanwijzerlampje.
Richtingaanwijzers,
zie
pagina
160.
Stadslicht Standlicht
is
ingeschakeld.
Parkeer-/dimlicht,
zie
pagina
190.
Dimlicht Dimlicht
is
ingeschakeld.
Parkeer-/dimlicht,
zie
pagina
190.
Lane
Departure
Warning Controlelampje
brandt:
het
systeem
is
geactiveerd.
Aan
ten
minste
een
kant
van de
auto
werd
een
rijbaanbegrenzing
herj
kend
en
er
kunnen
waarschuwingen
worden
gej geven.
Waarschuwing
rijbaan
verlaten,
zie
pagina
222.
Mistlamp Mistlampen
zijn
ingeschakeld.
Mistlamp,
zie
pagina
195.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent
is
ingeschakeld.
Het
grootlicht
wordt
afhankelijk
van
de
verkeerssituatie
automatisch
in-
en
uitj
geschakeld.
Grootlichtassistent,
zie
pagina
193.
Automatic
Hold Automatic
Hold
is
ingeschakeld.
De
auto
wordt
bij
stilstand
automatisch
op
zijn
plaats
gehouden.Seite
175WeergavenBEDIENING175
Online
Edition
for
Part
no.
01402720878
-
II/19

Automatic
Hold,
zie
pagina
158.
Blauwe
lampjes Grootlicht Grootlicht
is
ingeschakeld.Grootlicht,
zie
pagina
161.
Brandstofmeter
Principe
Het
actuele
vulpeil
van
de
brandstoftank
wordt
weergegeven.
Algemeen
Het
hellen
van
de
auto
kan
tot
schommelingen
in de
weergave
leiden.
Aanwijzingen
voor
tanken,
zie
pagina
370.
Weergave Een
pijl
naast
het
benzinepompj
symbool
laat
zien
aan
welke
kant
van
de
auto
de
tankdopklep
zit.
De
actuele
actieradius
wordt
als getalswaarde
weergegeven.
Toerenteller
Vermijd
beslist
toerentallen
in
het
rode
waarj
schuwingsgebied.
In
dit
gebied
wordt
ter
bej scherming
van
de
motor
de
brandstoftoevoerverminderd.
Shift
Lights
Principe
De
Shift
Lights
geven
het
opschakelpunt
aan,waarmee
de
best
mogelijke
acceleratiewaardenbehaald
worden.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Shift
Lights
worden
weergegeven,
als
het
rijprojgramma
SPORT
of
SPORT
PLUS
geactiveerd is.
In-/uitschakelen
1.Rijmodus
SPORT
of
SPORT
PLUS
selectej
ren.
Druk
daarvoor
op
de
rijbelevingschakelaar.2.Handbediening
M
van
de
transmissie
activej
ren.
Weergave
'xHet
huidige
toerental
wordt
op
de
toerenteller
weergegeven.'xPijl
1:
achter
elkaar
geel
brandende
velden wijzen
op
de
verhoging
van
het
toerental.'xPijl
2:
achter
elkaar
oranje
brandende
veldenwijzen
op
het
aanstaande
schakeltijdstip.'xPijl
3:
veld
brandt
rood.
Uiterlijk
op
dat
mojment
schakelen.
Bij
het
bereiken
van
het
maximale
toerental
knipj
pert
de
volledige
weergave
rood
en
wordt
de
Seite
176BEDIENINGWeergaven176
Online
Edition
for
Part
no.
01402720878
-
II/19