Basisbediening47
De tekst rolt continu over het scherm
door Tekst bladeren te activeren.
Display uitzetten Het display is uit te zetten.
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer
Display uitschakelen . Het display
dooft. De audiofuncties blijven actief.
Tik om het display weer in te schake‐
len op het scherm of druk op een
knop.
Fabrieksinstellingen
(zonder geïntegreerd navigatiesys‐
teem)
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen .
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen te resetten.
Selecteer Alle privégegevens wissen
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐ ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om de geluids- en volume-
instellingen te resetten, alle favorie‐ ten te verwijderen en de gekozenbeltoon te wissen.
In elk van deze gevallen verschijnt er
een waarschuwing. Selecteer
Doorgaan om de instellingen te reset‐
ten.
Fabrieksinstellingen
(met geïntegreerd navigatiesysteem)Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstellingen .
Voertuiginstellingen
Selecteer Boordinstellingen
terugzetten om alle persoonlijke
instellingen te herstellen.
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Telefooninformatie
Selecteer Wis alle telefoongegevens
om de gekoppelde Bluetooth-appara‐ ten en de opgeslagen contactenlijst
en voicemailnummers te verwijderen.
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
Radio-instellingen
Selecteer om de geluids- en volume-
instellingen te resetten en alle favor‐
ieten te verwijderen Radio-
instellingen herstellen .
Er verschijnt een pop-upvenster.
Bevestig het pop-upbericht.
52RadioRadio Data System
Radio Data System (RDS) is een
dienst voor FM-zenders die ervoor
zorgt dat de gewenste zender
aanzienlijk sneller wordt gevonden en zonder problemen wordt ontvangen.
Voordelen van RDS ● Op het display verschijnt de programmanaam van de zender
in plaats van de frequentie.
● Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteemalleen af op RDS-zenders.
● Het Infotainmentsysteem stemt altijd af op de zendfrequentie vande ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
● Afhankelijk van de ontvangen zender geeft het Infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bijv. informatie over het actuele
programma.RDS-configuratie
Tik op Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende golf‐
bandspecifieke submenu te openen.
Blader naar RDS.
Activeer of deactiveer RDS.
Verkeersinformatie Verkeersinformatiezenders zijn RDS-
zenders die verkeersinformatie
uitzenden. Als verkeersinformatie is
ingeschakeld, wordt de audiobron die momenteel wordt afgespeeld voor de
duur van het verkeersbericht onder‐
broken.
Verkeersinformatiefunctie activeren
Kies Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende golf‐ bandspecifieke submenu te openen.
Druk op de schermtoets naast
Verkeersberichten om de functie te
activeren of deactiveren.
Let op
In de zenderlijst verschijnt TP naast
de zenders die verkeersinformatie
verschaffen.Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de
actuele zender geen verkeersinfor‐
matiezender is, wordt TP grijs weer‐
gegeven en wordt er automatisch
naar de volgende verkeersinformatie‐ zender gezocht. Zodra er een
verkeersinformatiezender wordt
gevonden, wordt TP gemarkeerd. Als
er geen verkeersinformatiezender
wordt gevonden, blijft TP grijs.
Als er een verkeersbericht op de
desbetreffende zender wordt uitge‐ zonden, verschijnt er een bericht.
Druk op het scherm of druk op m om
de melding te onderbreken en naar de laatst geactiveerde functie te
gaan.
Regio-instelling Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Kies Menu in het hoofdmenu FM-
radio om het desbetreffende golf‐
bandspecifieke submenu te openen
en blader naar Regio
Activeer of deactiveer Regio.
60Externe apparaten
Tik op het scherm om de menubalk te
verbergen. Tik nogmaals op het
scherm om de menubalk weer te
tonen.
Functietoetsen
Modus Volledig scherm
Selecteer x om de afbeelding in de
modus Volledig scherm weer te
geven. Druk op het scherm om de
modus Volledig scherm te verlaten.
Volgende of vorige afbeelding
bekijken
Druk op j of veeg naar links om de
volgende afbeelding te bekijken.
Druk op i of veeg naar rechts om de
vorige afbeelding te bekijken.
Een afbeelding draaien
Selecteer v om de afbeelding te
draaien.
Inzoomen op een afbeelding
Druk een of meerdere keren op w om
in te zoomen op een afbeelding of om terug te keren naar het oorspronke‐lijke formaat.
Een diavoorstelling bekijken
Selecteer t om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
Druk op het scherm om de diavoor‐ stelling te beëindigen.
Menu Afbeeldingen
Selecteer Menu op de onderste regel
van het scherm om het Afbeeldingen‐
menu weer te geven.
Tijd diavoorstelling
Kies Tijd diavoorstelling om een lijst
met mogelijke gebruiksduren te zien
en kies de gewenste gebruiksduur.
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Klok. Temperatuurdis‐
play .
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
62Externe apparaten
Klok- en temperatuurweergave
Activeer voor het weergeven van tijd
en temperatuur in de volledige-
schermmodus Klok. Temperatuurdis‐
play .
Display-instellingen
Selecteer Display-instellingen om
een submenu voor de helderheid en
het contrast te openen.
Druk op + of - om de instellingen aan
te passen.
Smartphone-applicaties
gebruiken
TelefoonweergaveDe smartphone-applicaties Apple CarPlay™ en Android™ Auto gevende geselecteerde apps van uw smart‐ phone weer op het Info-Display. U
kunt ze bedienen met de bedienings‐ elementen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het apparaat of deze functie op de smart‐
phone te gebruiken is en of de appli‐
catie beschikbaar is in uw land.
De smartphone voorbereiden
Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar de smart‐
phone vanaf de Google Play ™ Store.
iPhone: Controleer of Siri ®
op de
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen .Blader door de lijst naar
Apple CarPlay of Android Auto .
Zorg ervoor dat de desbetreffende
applicatie is geactiveerd.
Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB-
poort 3 56.
Telefoonweergave starten
Druk op ; en selecteer vervolgens
Weergave om de telefoonweergave‐
functie te starten.
Let op
Als de toepassing door het infotain‐
mentsysteem wordt herkend, kan
het toepassingspictogram wijzigen
in Apple CarPlay of Android Auto .
De functie is ook te starten door ;
enkele seconden lang ingedrukt te
houden.
Het getoonde telefoonweergave‐
scherm is afhankelijk van de smart‐
phone en de softwareversie.
Teruggaan naar het startscherm
Druk op ;.
Externe apparaten63BringGoBringGo is een navigatieapp voor het
zoeken naar locaties, kaartweergave
en routebegeleiding.
Let op
Controleer alvorens de app te down‐
loaden of BringGo in de auto is geïn‐ stalleerd.
De app downloaden
Voordat een BringGo met de bedie‐
ningsorganen en menu's van het Info‐ tainmentsysteem kan worden
gebruikt, moet de desbetreffende
applicatie op de smartphone worden
geïnstalleerd.
Download de app van App Store ®
of
Google Play Store.
BringGo activeren in het
instellingenmenu
Druk op ; om het startscherm weer
te geven en selecteer vervolgens
Instellingen .
Blader door de lijst tot BringGo.
Zorg ervoor dat de applicatie is geac‐ tiveerd.Mobiele telefoon verbinden
Sluit de smartphone aan op de USB- poort 3 56.
BringGo starten
Druk op ; om de app te starten en
selecteer het pictogram Nav.
Het hoofdmenu van de applicatie
wordt getoond op het Info-Display.
Raadpleeg voor nadere informatie
over het bedienen van de app de
instructies op de website van de fabri‐ kant.
68NavigatieHuidige locatieSelecteer de straatnaam onder aan
het scherm. Er verschijnt informatie
over de huidige locatie.
Selecteer om de huidige locatie op te
slaan als een favoriet Favoriet. Het
pictogram f is gevuld en de locatie is
opgeslagen in de favorietenlijst.
Kaartinstellingen
Kaartweergave
U kunt kiezen uit drie verschillende
kaartweergaven.
Selecteer L op het kaartscherm en
druk steeds weer op de schermtoets
Kaartweergave om tussen de opties
om te schakelen.
Afhankelijk van de eerdere instelling
is de schermtoets voorzien van de benaming 3D display, 2D display of
2D noorden boven . De kaartweer‐
gave verandert met de schermtoets.
Selecteer de gewenste optie.
Kaartkleuren
Afhankelijk van de hoeveelheid
buitenlicht kan de kleurstelling van
het kaartscherm (lichte kleuren voor
overdag en donkere kleuren voor 's
nachts) worden aangepast.
Selecteer L op het kaartscherm om
het Opties -menu weer te geven.
Selecteer Navigatie-instellingen en
vervolgens Kleurmodus van kaart .
De standaardinstelling is
Automatisch . Wanneer Automatisch
wordt geactiveerd, past het scherm
zich automatisch aan.
Activeer eventueel Dag (licht) of
Nacht (donker) voor een alleen licht
of alleen donker scherm.
Autozoomfunctie
Als de autozoomfunctie geactiveerd
is, verandert het zoomniveau auto‐
matisch bij het naderen van een
afslag bij actieve routebegeleiding.
Op deze manier krijgt u altijd een
goed overzicht van de desbetreffende manoeuvre.
Als de autozoomfunctie gedeacti‐
veerd is, blijft het geselecteerde
zoomniveau hetzelfde gedurende de
gehele routebegeleiding.
76NavigatieU kunt de volgorde van de bestem‐
mingen wijzigen 3 76.
Begeleiding
Het navigatiesysteem begeleidt de
route via visuele en gesproken
instructies (spraakbegeleiding).Visuele instructies
Visuele instructies worden op het display weergegeven.
Let op
Wanneer de routebegeleiding actief
is en de navigatie-applicatie niet de
weergegeven applicatie is, worden
afslagen aangegeven door pop-
upberichten boven aan het scherm.
Gesproken begeleiding
Gesproken navigatie-instructies
geven bij het naderen van een krui‐
sing aan welke afslag u moet nemen.
De functie Gesproken instructies acti‐
veren 3 65.
Tik op de grote afslagpijl aan de
linkerkant van het scherm om de laat‐
ste gesproken instructie nogmaals te
beluisteren.
Routebegeleiding starten en
annuleren
Selecteer om routebegeleiding te
starten Zoeken in het menu Meer
informatie nadat u een bestemming
hebt geselecteerd 3 70.
Selecteer om routebegeleiding te
annuleren Annuleren aan de linker‐
kant van het scherm 3 65.
Lijst met bestemmingen De lijst met Bestemmingen bevat alle
bestemmingen op de momenteel
actieve route.
Tik op j op het veld voor tijd en
afstand. De Bestemmingen -lijst
verschijnt.
Selecteer als er een telefoonnummer
bij staat y om het te bellen.
Selecteer om de volgorde van de
bestemmingen te wijzigen h op het
veld van de bestemming waarvan de
positie moet worden veranderd. De
volgorde wordt gewijzigd en de gese‐ lecteerde bestemming wordt op de
eerste positie gezet.
Selecteer om een bestemming te
verwijderen uit de route e op het veld
van de desbetreffende bestemming.
De bestemming wordt verwijderd en
de route wordt opnieuw bepaald.
Telefoon81mobiel bellen verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie
veroorzaakt of als er zich gevaar‐
lijke situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
De telefoonfunctie is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificaties
vindt u op internet:
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons, smartphones of
andere apparaten.
Het koppelen en verbinden van Blue‐ tooth-apparaten aan/met het Infotain‐
mentsysteem vindt plaats via het
menu Bluetooth . Het koppelen
bestaat uit het uitwisselen van een pincode tussen het Bluetooth-appa‐
raat en het Infotainmentsysteem.
Menu Bluetooth
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Bluetooth om het Blue‐
tooth-menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ● U kunt maximaal tien apparaten met het systeem koppelen.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het Infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is slechts één keer noodzakelijk, tenzij het apparaat
van de lijst met gekoppelde
apparaten wordt gewist. Als het
apparaat eerder verbonden was,
brengt het Infotainmentsysteem
de verbinding automatisch tot
stand.
● Bij gebruik van Bluetooth wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐ raat daarom aan op een USB-
poort, zodat het wordt opgela‐
den.
Een nieuw apparaat koppelen 1. Activeer de Bluetooth-functie van het Bluetooth-apparaat. Voor
nadere informatie verwijzen we u
naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
2. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens Instellingen op het display.
Selecteer Bluetooth en dan
Apparaatbeheer om het desbe‐
treffende menu weer te geven.