228Rijden en bedieningRijden bij lage temperaturenBij temperaturen onder 0 °C kunnen
sommige dieselproducten met bijge‐
mengde biodiesel aankoeken, bevrie‐
zen of gelvormig worden, waardoor
het brandstoftoevoersysteem moge‐
lijk minder goed werkt. Starten en
draaien van de motor werken moge‐
lijk niet goed. Tank bij temperaturen
onder 0 °C altijd winterdiesel.
Bij temperaturen onder -20 °C kan
dieselbrandstof met een kwaliteit voor
zeer lage temperaturen worden
gebruikt. Gebruik deze brandstofkwa‐ liteit bij voorkeur niet in warme of
tropische klimaten, omdat hierdoor de
motor kan afslaan of slecht start en
het brandstofinspuitsysteem schade
kan oplopen.
Brandstof voor het rijden op aardgasAardgas wordt ook wel CNG
(Compressed Natural Gas)
genoemd.
Gebruik aardgas met een methaan‐
gehalte van ongeveer 78 - 99%. L- gas (laag) heeft ongeveer 78 - 87%
en H-gas (hoog) heeft ongeveer
87 - 99%. Eventueel kunt u, mits
chemisch voorbereid en ontzwaveld,
ook biogas met hetzelfde methaan‐
gehalte gebruiken.
Alleen aardgas of biogas gebruiken
dat voldoet aan DIN 51624.
Geen vloeibaar gas of LPG-autogas
gebruiken.Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
230Rijden en bedieningOm hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Sluit de klep en klik hem vast.
Beveiliging tegen onjuiste brandstof9 Waarschuwing
Probeer de klep van de vulpijp bij
auto's met beveiliging tegen
onjuiste brandstof niet met de
hand te openen.
Als u dat toch doet, kunnen uw
vingers bekneld raken.
Door de beveiliging tegen onjuiste
brandstof kan de klep van de vulpijp
alleen worden geopend door geschikt
vulpistool of een trechter voor nood‐
bijtanken.
Tank in een noodsituatie bij vanuit
een jerrycan. Gebruik een trechter
om het kapje van de vulopening te
openen.
De trechter is opgeborgen in de baga‐
geruimte of in het handschoenenkas‐ tje.
Plaats de trechter recht op de vulpijpen duw deze met enige kracht naar
binnen.
Reinig de trechter na het bijvullen en
berg deze op.
Aardgas tanken
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
9 Waarschuwing
Tank alleen met een maximale
uitgangsdruk van 250 bar bij. Tank alleen bij op tankstations met
temperatuurcompensatie.
Het tanken van aardgas helemaal
voltooien, d.w.z. de vulopening
ontluchten.
De capaciteit van de aardgastanks is
afhankelijk van de buitentempera‐
tuur, de afleverdruk, de samenstelling van het gas en het type tankinstalla‐
tie.
Inhouden 3 302.
Klepje sluiten en vastklikken.
Benamingen van "aardgasauto's" in het buitenland:
DuitsErdgasfahrzeugeEngelsNGVs = Natural Gas Vehi‐
clesFransVéhicules au gaz naturel -
of - Véhicules GNVItaliaansMetano auto
Rijden en bediening231Benamingen van "aardgas" in het
buitenland:DuitsErdgasEngelsCNG = Compressed
Natural GasFransGNV = Gaz Naturel (pour)
Véhicules - of -
CGN = carburantgaz
naturelItaliaansMetano (per auto)
Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Auto's met een dieselmotor hebben
een speciale tankdop.
Trekhaak
Algemene informatie
Alleen een trekhaak gebruiken die
voor uw auto is goedgekeurd. Het
inbouwen van een trekhaak door een
werkplaats laten uitvoeren. Zo nodig
wijzigingen in de auto aanbrengen,
zoals in het koelsysteem, de hitte‐
schilden of andere uitrusting.
De lamp-uitvaldetectie van de
aanhangerremlichten kan geen uitval van een afzonderlijke lamp detecte‐
ren. Bij bijv. vier lampen van elk 5 W
wordt er pas uitval geconstateerd,
wanneer slechts één lamp van 5 W
aan blijft of geen van de lampen.
Bij het monteren van een trekhaak
kan de opening voor het sleepoog worden afgedekt. In dat geval de trek‐ haakstang gebruiken voor het slepen.
Bewaar de trekhaakstang altijd in de
auto wanneer deze niet wordt
gebruikt.Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Rij niet harder dan 80 km/h als een
aanhanger wordt getrokken. Een maximumsnelheid van 100 km/h is
alleen mogelijk als een trillingsdem‐
per wordt gebruikt en het toegestane
maximale aanhangergewicht niet
boven het leeggewicht van het voer‐
tuig komt.
Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren,
langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐ ren en zo nodig krachtig remmen.
Bergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
323Pech........................................... 283
Persoonlijke instellingen ............129
Portieren ....................................... 31
Portier open ............................... 118
Prestaties ................................... 299
Profieldiepte ............................... 270
Q Quickheat ................................... 160
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 318
REACH ....................................... 310
Regelbare instrumentenverlichting ...........148
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 315
Remassistentie .......................... 185
Rem- en koppelingssysteem .....114
Rem- en koppelingsvloeistof ......290
Remmen ............................ 183, 242
Remvloeistof .............................. 243
Reservewiel ............................... 276
Richtingaanwijzers ............112, 146
Ruiten ........................................... 42
Rijgedrag en aanhangertips ......231
Rijregelsystemen ........................186
Rijverlichting ........................ 12, 117S
Schakelen ........................... 115, 179
Schakelhendel ............................ 179
Selectieve katalysatorreductie ....176
Service ............................... 162, 289
Service-display .......................... 110
Service-informatie ...................... 289
Sjorogen ...................................... 85
Slepen ................................ 231, 283
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................272
Snelheidsbegrenzer ...........118, 191
Snelheidsmeter .......................... 106
Software-update .........................314
Spiegelverstelling ..........................9
Sportmodus ............................... 188
Sproeiervloeistof ........................242
Startbeveiliging ....................39, 117
Starten en bediening ..................164
Starthulp gebruiken ...................281
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming Stoelverwarming, achter ...........58
Stoelverwarming, voor ..............56
Stop/Start-systeem .....................169
Storing ....................................... 181
Storingsindicatielampje .............113Stroomonderbreking ..................181
Sturen ......................................... 164
Stuurbedieningsknoppen .............95
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 95
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 228
Te laag brandstofpeil .................116
Toerenteller ............................... 108
Topsnelheid ................................ 264
Traction Control .........................186
Traction Control-systeem UIT..... 115
Trekhaak............................. 231, 232
Trekstang.................................... 231
Typeplaatje ................................ 294
U Uitlaatfilter................................... 174
Uitlaatgassen ............................. 174
Uitrol-brandstofafsluiter .............169
Uitstapverlichting .......................150
Uplevel-display ........................... 118
USB-poort ................................... 101
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 125
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 271