30Sleutels, portieren en ruitenU kunt deze automatische herver‐
grendeling in- of uitschakelen in het
menu Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
De instelling kan worden opgeslagen
voor de gebruikte handzender of
elektronische sleutel 3 24.
Passief vergrendelen Bij auto's met het elektronische sleu‐
telsysteem vergrendelt deze functie de auto automatisch na enkele
seconden als er eerder een elektro‐
nische sleutel in de auto is herkend,
alle portieren daarna gesloten zijn en de elektronische sleutel niet in de
auto achterblijft.
Als de elektronische sleutel in de auto
blijft zitten of als het contact niet wordt
uitgezet, is passieve vergrendeling
niet mogelijk.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
het contact één keer aan was,vergrendelt de functie de auto als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Om passief vergrendelen van de auto te voorkomen, bijv. bij het tanken ofals er inzittenden in de auto blijven,
moet het systeem worden uitgescha‐
keld.
Druk om het systeem uit te schakelen enkele seconden lang op de centra‐
levergrendelingsknop c terwijl er een
portier openstaat. Er klinkt ter beves‐
tiging van het deactiveren drie keer
een geluidssignaal. De functie blijft
uitgeschakeld tot de centralevergren‐
delingsknop e wordt ingedrukt of het
contact wordt ingeschakeld.
U kunt deze passieve vergrendeling
in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 24.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
voren. Het portier kan niet meer van binnen worden geopend.
Zet de pen weer naar achteren om het
kinderslot uit te schakelen.
54Stoelen, veiligheidssystemenZijkussen
Stel de breedte van de rugleuning
naar wens af.
Druk op e om de breedte van de
rugleuning te verminderen.
Druk op d om de breedte van de
rugleuning te vergroten.
Geheugenfunctie voor elektrische
stoelverstelling
U kunt twee verschillende bestuur‐
dersstoelinstellingen opslaan.
Opgeslagen instellingen 3 24.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Geheugenpositie opslaan
● Verstel de bestuurdersstoel naar wens.
● Houd MEM en 1 of 2 tegelijkertijd
ingedrukt tot er een signaal klinkt.
Geheugenstanden opvragen
Houd 1 of 2 ingedrukt tot de opgesla‐
gen stoelpositie is bereikt. Als de
toets tijdens het bewegen van de
stoel wordt losgelaten, wordt het
opvragen geannuleerd.
Geheugenstanden automatisch
opvragen
Geheugenstanden worden toegewe‐
zen aan de bestuurder (1 of 2) die de
desbetreffende sleutel gebruikt en
worden bij het inschakelen van het
contact automatisch opgeroepen.
Daarbij geeft een bericht op het Driver
Information Center met behulp van de gebruikte sleutel het bestuurders‐
nummer aan. Als het contact meer
dan die keer achter elkaar wordt inge‐
schakeld met dezelfde sleutel,
verschijnt het bericht niet meer totdat
er een andere sleutel wordt gebruikt.
U beëindigt het opvragen van de
standen door een van de knoppen
voor het geheugen of de elektrisch
verstelbare stoelen in te drukken.
Voorwaarde is wel dat Personalisatie
door bestuurder en Automatisch
oproepen geheugen zijn geactiveerd
in de persoonlijke instellingen op het
Info-Display.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Stoelen, veiligheidssystemen55Selecteer de desbetreffende instel‐ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Uitstaphulp
Voor comfortabel uitstappen beweegt
de elektrisch verstelbare bestuur‐
dersstoel bij een stilstaande auto
naar achteren.
Schakel de uitstaphulp als volgt in:
● zet de schakelhendel in stand P
(automatische versnellingsbak)
● schakel de parkeerrem in (hand‐ geschakelde versnellingsbak)
● schakel het contact uit
● verwijder de sleutel uit het contact
● open het bestuurdersportier
Als het portier al openstaat, schakel
dan het contact uit om de uitstaphulp te activeren.
U beëindigt de inname van de stand
door een van de knoppen voor het
geheugen of de elektrisch verstelbare
stoelen in te drukken.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in het menu Voertuig op het Info-
Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het
opvragen stoppen. Nadat u de belem‐
mering hebt verwijderd, houdt u de
geheugenstandtoets twee seconden
ingedrukt. Probeer de geheugen‐
stand weer op te vragen. Raadpleeg
een werkplaats als het opvragen niet
werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch overbelast, dan wordt de stroomvoor‐ ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de geheu‐
genfunctie van elke positieknop
uitgeschakeld.
Armsteun
De armsteun kan 10 cm naar voren worden geschoven. Onder de
armsteun zit een opbergruimte.
Opbergruimte armsteun 3 75.
56Stoelen, veiligheidssystemenVerwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming wordt automa‐
tisch na 30 minuten automatisch van
het hoogste op het medium niveau
teruggezet.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop/Start-systeem 3 169.
Automatische stoelverwarming
Afhankelijk van de apparatuur, kunt u de automatische stoelverwarming in
het menu met persoonlijke instellin‐ gen in het Info-Display inschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Als deze optie is ingeschakeld,
worden de stoelen automatisch
verwarmd wanneer de motor wordt
gestart. De activering is gebaseerd op verschillende parameters, zoals
de temperatuur in het interieur, de
intensiteit en stand van de zon, en de temperatuurinstelling van de elektro‐nische klimaatregeling voor de
bestuurders- en passagierszijde.
Naarmate het interieur opwarmt,
wordt het verwarmingsniveau auto‐
matisch verlaagd tot de verwarming
uiteindelijk wordt uitgeschakeld. Het
verwarmingsniveau tijdens de auto‐
matische werking wordt door de
controlelampjes voor de stoelverwar‐ ming aangegeven.Als de passagiersstoel niet bezet is,
schakelt de automatische stoelver‐
warming de verwarming voor die stoel
niet in.
U kunt de stoelverwarmingstoetsen
op ieder willekeurig moment indruk‐
ken om de automatische stoelverwar‐ ming voor de desbetreffende stoel uit
te schakelen en de stoelverwarming
handmatig te bedienen.
Ventilatie
94Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................95
Stuurwielverstelling ...................95
Stuurbedieningsknoppen ...........95
Verwarmd stuurwiel ...................96
Claxon ....................................... 96
Wis- en wasinstallatie voorruit ...96
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 98
Buitentemperatuur .....................99
Klok ........................................... 99
Elektrische aansluitingen .........101
Asbakken ................................. 102
Waarschuwingslampjes, meters
en controlelampjes ....................103
Instrumentengroep ..................103
Snelheidsmeter .......................106
Kilometerteller ......................... 107
Dagteller .................................. 107
Toerenteller ............................. 108
Brandstofmeter ........................108
Brandstofkeuzeschakelaar ......108
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Service-display ........................ 110Controlelampen .......................111
Richtingaanwijzers ..................112
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......113
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielampje ...........113
Rem- en koppelingssysteem ...114
Elektrische handrem ................114
Elektrische parkeerrem defect . 114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Schakelen ................................ 115
Afstand tot voorligger ..............115
Lane keep assist .....................115
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Traction Control-systeem UIT . 115
Voorverwarming ......................115
AdBlue ..................................... 116
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............116
Startbeveiliging ........................117
Rijverlichting ............................ 117
Groot licht ................................ 117
Grootlichtassistentie ................117
Led-koplampen ........................117Mistlampen voor ......................117
Mistachterlicht ......................... 117
Cruise control .......................... 117
Adaptieve cruise control ..........117
Voorligger gedetecteerd ..........118
Snelheidsbegrenzer ................118
Verkeersbordherkenning .........118
Portier open ............................. 118
Displays ..................................... 118
Driver Information Center ........118
Info-Display ............................. 125
Boordinformatie ......................... 127
Geluidssignalen .......................128
Batterijspanning .......................128
Persoonlijke instellingen ............129
Telematicaservice ......................135
OnStar ..................................... 135
98Instrumenten en bedieningsorganen
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 125.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 242.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Instrumenten en bedieningsorganen99U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 242.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd verschijnen op het
Info-Display.
Info-Display 3 125.
100Instrumenten en bedieningsorganenGraphic-Info-DisplayDruk op MENU om het desbetref‐
fende audiomenu te openen.
Selecteer Tijd en datum .
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om het desbe‐
treffende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de uren en minuten instellen.
Druk op de schermtoets 12-24 uur
onder in het scherm tot u de gewenste
tijdnotatie vindt.
Als de 12-uurs modus wordt geselec‐ teerd, verschijnt er een derde kolom
voor AM en PM. Selecteer de gewen‐
ste optie.
Datum instellen
Selecteer Datum instellen om het
desbetreffende submenu te openen.
Selecteer Auto In. onder in het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit
(handmatig) .
Als u Uit (handmatig) selecteert, kunt
u de datum instellen.
7'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te
geven.Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op het scherm de toetsen 12 h
of 24 h aan te raken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.