Page 17 of 106

Speciale kenmerken
3-2
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
instellen door te drukken op de “SET–”-zijde
van de instelschakelaar. Als u geen nieuwe
kruissnelheid instelt en gas terugneemt,
remt de machine af tot de eerder ingestelde
kruissnelheid.
Cruise control uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit
om de ingestelde kruissnelheid te annule-
ren. Het controlelampje “SET” gaat uit.
Draai de gasgreep voorbij de gesloten
stand in de deceleratierichting.
Bekrachtig de voor - of achterrem.
Knijp de koppelingshendel in.
Druk op de aan-uitschakelaar om de cruise
control uit te zetten . Het controlelampje
“ ” en controlelampje “SET” gaan uit.
OPMERKINGDe rijsnelheid gaat dalen zodra cruise con-
trol wordt uitgeschakeld, als tenminste nietaan de gasgreep wordt gedraaid.
De hervattingsfunctie gebruiken
Druk op de “RES+”-zijde van de instelscha-
kelaar voor cruise control om de cruise con-
trol opnieuw te activeren. De rijsnelheid
keert dan terug naar de eerder ingestelde
kruissnelheid. Het controlelampje “SET”
gaat aan.
WAARSCHUWING
DWA16351
Het is gevaarlijk de hervattingsfunctie te
gebruiken wanneer de eerder ingestelde
kruissnelheid te hoog is voor de huidigeomstandigheden.OPMERKINGWanneer u op de aan-uitschakelaar drukt
terwijl de cruise control in werking is, wordt
de cruise control volledig uitgeschakeld en
wordt de eerder ingestelde kruissnelheid
gewist. U kunt de hervattingsfunctie pas
weer gebruiken nadat u een nieuwe kruis-snelheid hebt ingesteld. Automatische uitschakeling van cruise con-
trolDe cruise control voor dit model wordt elek-
tronisch geregeld en is gekoppeld aan de
andere regelsystemen. De cruise control
wordt onder de volgende omstandigheden
automatisch uitgeschakeld:
De cruise control kan de ingestelde
kruissnelheid niet aanhouden.
Er is een wielslip of wielspin gedetec-
teerd. (Als de tractier
egeling niet is uit-
geschakeld, werkt de tractieregeling
nog.)
De startschakel aar/noodstopschake-
laar wordt in de stand “ ” gezet.
De motor slaat af.
De zijstandaard wordt omlaag gezet.
Als u rijdt met een ingestelde kruissnelheid
en de cruise control wordt uitgeschakeld
onder de bovenstaande omstandigheden,
gaat het controlelampje “ ” uit en knippert
het controlelampje “SET” gedurende 4 se-
conden, waarna dit uitgaat.
Als u niet rijdt met een ingestelde kruissnel-
heid en de startschak elaar/noodstopscha-
kelaar wordt in de stand “ ” gezet, de
motor slaat af of de zijstandaard wordt om-
laag gezet, gaat het controlelampje “ ” uit
(het controlelampje “SET” knippert niet).
Als de cruise control automatisch wordt uit-
geschakeld, moet u stoppen en controleren
1. Gesloten stand
2. Uitschakelrichting cruise control
1
2
B67-9-D2.book 2 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 18 of 106

Speciale kenmerken
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
of de machine in goede staat verkeert.
Voordat u de cruise control opnieuw ge-
bruikt, moet u deze inschakelen met de
aan-uitschakelaar.OPMERKINGIn bepaalde gevallen kan de cruise control
de ingestelde kruissnelheid mogelijk niet
aanhouden wanneer u heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijdt met de machine.
Wanneer u heuvelopwaarts rijdt met
de machine, kan de werkelijke rijsnel-
heid lager worden dan de ingestelde
kruissnelheid. Als dit gebeurt, accele-
reert u met de gasgreep tot de ge-
wenste rijsnelheid.
Wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de
machine, kan de werkelijke rijsnelheid
hoger worden dan de ingestelde kruis-
snelheid. Als dit gebeurt, kunt u de in-
stelschakelaar niet gebruiken om de
ingestelde kruissnelheid aan te pas-
sen. Als u de rijsnelheid wilt verlagen,
gebruikt u de remmen. Wanneer u de
remmen gebruikt, wordt de cruise con-trol uitgeschakeld.
DAU74053
D-mode (rijmodus)D-mode is een elektronisch geregeld motor-
prestatiesysteem. Selecteer modus 1 voor
de meest agressieve gasrespons, modus 2
voor de standaard gasgreep/motorrespons
en gebruik modus 3 op regenachtige dagen
of wanneer u minder motorvermogen
wenst.
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.
Druk met de gasgreep gesloten op de scha-
kelaar “MODE” om de rijmodus te wijzigen.OPMERKING
De huidige rijmodus wordt weergege-
ven in de rijmodusweergave (pagina
4-11).
De huidige rijmodus wordt opgeslagen
wanneer de machine wordt uitgescha-keld.
1. Rijmodusschakelaar “MODE”
STOPM ODERUNSTA R T
1
B67-9-D2.book 3 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 19 of 106

Speciale kenmerken
3-4
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU73913
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), gr ijpt de tractieregeling
in door het motorvermo gen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15432
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijdbijzonder gladde oppervlakken. Druk met de gasgreep gesloten deze scha-
kelaar omlaag om te wisselen van TCS “1”
of “2” naar “3”. Druk de schakelaar omhoog
om te wisselen van TCS “3” of “2” naar “1”.
Houd terwijl de machine stilstaat deze scha-
kelaar twee seconden omhoog gedrukt om
het systeem uit te schakelen. Druk omlaag
om het systeem in te schakelen.
OPMERKINGDe huidige TCS-instelling wordt weergege-ven in de TCS-weergave (pagina 4-11).
Het controlelampje “ ” knippert als de
tractieregeling is ingeschakeld. U hoort mo-
gelijk kleine veranderingen in het motor- en
uitlaatgeluid wanneer de tractieregeling
wordt ingeschakeld.
Onder bepaalde omstandigheden kan de
tractieregeling automatisch worden uitge-
schakeld. Als dit gebeurt gaan het controle-
lampje “ ” en het waarschuwingslampje
“ ” branden.
De TCS-weergave (pagina 4-11) geeft de
huidige TCS-instelling aan. Er zijn vier in-
stellingen.
TCS “OFF”
In de modus TCS “OFF” is de tractierege-
ling uitgeschakeld.1. Schakelaar tractieregeling “TCS”
R
ESSE T
PAS
S
TCS
SELECT
1
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Controlelampje tractieregeling “ ”
12
B67-9-D2.book 4 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 20 of 106

Speciale kenmerken
3-5
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
TCS “1”
In de modus TCS “1” wordt de ondersteu-
ning van de tractieregeling geminimali-
seerd. Selecteer deze modus voor sportief
rijden.
TCS “2”
De modus TCS “2” biedt een gemiddeld on-
dersteuningsniveau. Selecteer deze modus
voor normaal rijden op de weg.
TCS “3”
In de modus TCS “3” wordt de ondersteu-
ning van de tracti eregeling gemaximali-
seerd en wordt de wielslip het meest
geregeld. Selecteer deze modus bij regen,
gladde wegen en wanneer de maximale
tractieregeling gewenst is.OPMERKING
De tractieregeling kan alleen worden
in- of uitgeschakeld wanneer de ma-
chine stilstaat.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, wordt de tractieregeling in-
geschakeld en ingesteld op TCS “1”,
“2” of “3” (welke het laatst was gese-
lecteerd).
Als de machine vast is komen te zitten
in modder, zand of een ander zacht
oppervlak, schakel dan de tractierege-
ling uit om het vrijmaken van het ach-
terwiel te vergemakkelijken.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 7-16.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt automatisch uitge-
schakeld wanneer:
het voor- of achterwiel van de grond
komt tijdens het rijden.
tijdens het rijden overmatige wielslip
van het achterwiel wordt gedetec-
teerd.
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl de sleutel op “ON” staat (zoals
bij het uitvoeren van onderhoud).
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje “ ” als het
waarschuwingslampje “ ” branden.
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen.
1. Stop de machine en draai de sleutel naar “OFF”.
2. Wacht enkele seconden en draai dan
de sleutel terug naar “ON”.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.
OPMERKINGAls het controlelampje “ ” na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met de
machine worden gereden; laat de machine
echter zo snel mogelijk nakijken door uwYamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer het voertuig nakijken en het controlelampje “ ”
uitschakelen.
B67-9-D2.book 5 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 21 of 106
Speciale kenmerken
3-6
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU79480
SnelschakelsysteemHet snelschakelsysteem (QS) maakt bij
volgas elektronisch ondersteund opschake-
len zonder koppelingshendel mogelijk. Als
de schakelschakelaar beweging van het
schakelpedaal (pagina 4-16) detecteert,
worden het motorvermogen en aandrijfkop-
pel tijdelijk aangepast om het opschakelen
mogelijk te maken.OPMERKING
Het snelschakelsysteem werkt bij
snelheden van minimaal 20 km/h (12
mi/h) met een motortoerental van
2000 tpm of hoger en alleen bij optrek-
ken.
Het werkt niet als de koppelingshendelwordt ingetrokken.
B67-9-D2.book 6 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 22 of 106

4-1
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Functies van instrumenten en bedieningselementen
DAU10978
StartblokkeersysteemDit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 4-7.) De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11822
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
B67-9-D2.book 1 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 23 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-2
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU10474
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.OPMERKINGGebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-lies te minimaliseren.
DAU74111
ON
Alle elektrische circ uits worden voorzien
van stroom. De instru mentenverlichting, het
achterlicht, de kentek enverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplampen gaan automatisch branden
als de motor wordt gestart en blijven aan
totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,zelfs als de motor afslaat.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-val.
DAU1068B
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGAls het stuur niet wordt vergrendeld, pro-
beer het dan iets terug naar rechts te draai-en.
P
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.12
B67-9-D2.book 2 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分
Page 24 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-3
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in de stand “LOCK” in en
draai deze dan naar “OFF”.
DAU65680
(Parkeren)
De alarmverlichting kan worden ingescha-
keld, maar alle andere elektrische syste-
men zijn uit. De sleutel kan worden
uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.LET OP
DCA22330
Als u de alarmverlichting langdurig laatbranden, kan de accu ontladen raken.
DAU66055
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU73921
Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsi
gnaal wilt geven, drukt
u op de lichtsignaalzijde “PASS” van de
schakelaar terwijl de koplampen op dimlicht
staan.
DAU66040
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Selectieschakelaar “SELECT”
2. Schakelaar tractieregeling “TCS”
3. Cruise-controlschakelaars
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
6. Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar
“ / /PASS”
R ESSE T
PAS
S
TCS
SELECT
1
6
5
4
2
3
1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
STOPMODERUNSTA R T
3
2
1
B67-9-D2.book 3 ページ 2018年6月5日 火曜日 午前10時9分