De essentie
vergrendelen. Bij het handmatig ontgrende-
l en
z
al uitsluitend het portier van de bestuur-
der worden ontgrendeld. Volg de instructies
m.b.t. de inbraakbeveiliging ›››
pag.
141 op.
● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klap
pen ›››
pag. 132.
● Steek de sleutelbaard in de onderste ope-
ning v
an de klep op de portiergreep aan be-
stuurderszijde ››› afb. 4 (pijl) en til de klep op.
● Voer de sleutelbaard in de slotcilinder en
ontgrendel
of vergrendel de wagen.
Bijzonderheden
● Het alarmsysteem blijft geactiveerd bij ont-
grendelde w
agens. Het alarm zal echter nog
niet afgaan ›››
pag. 141.
● Na het openen van portier aan bestuur-
dersz
ijde heeft u 15 sec. om het contact in te
schakelen. Daarna gaat het alarm af.
● Contact inschakelen. De elektronische weg-
rijblokkerin
g herkent een geldige sleutel en
schakelt het alarmsysteem uit. Let op
Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd
wanneer de w ag
en met de sleutelbaard ver-
grendeld wordt ›››
pag. 141. Noodvergrendeling van de portieren
z
onder s
lot
cilinder Afb. 5
Portier noodvergrendelen. Als de centrale vergrendeling uitvalt, moeten
de por
tier
en
zonder slotcilinder apart worden
vergrendeld.
Aan de voorzijde van het bijrijdersportier zit
een noodvergrendeling (alleen zichtbaar bij
geopend portier).
● Afdekkap uit de opening trekken.
● De sleutel in de gleuf in de binnenkant ste-
ken en naar r
echts (rechterportier) resp. naar
links (linkerportier) draaien tot tegen de aan-
slag.
Nadat het portier is vergrendeld, kan het por-
tier niet meer van buitenaf worden geopend.
Het portier kan van binnenuit worden ont-
grendeld en geopend door eenmaal aan de
slotgreep te trekken. Achterklep
Afb. 6
Achterklep: handgreep De werking van de achterklepontgrendeling
i
s
el
ektrisch*. Wordt geactiveerd door licht te
drukken op de handgreep ››› afb. 6.
Dit systeem is al dan niet operationeel naar-
gelang de status van de wagen.
Als de achterklep vergrendeld is, kan ze niet
geopend worden; is ze echter ontgrendeld,
dan is de ontgrendeling operationeel en kan
ze geopend worden.
Om de status vergrendelen/ontgrendelen te
wijzigen, drukt u op de drukknop of op de
toets ››› afb. 2 van de sleutel met afstands-
bediening.
Is de achterklep open of niet juist gesloten,
dan wordt dit op het display van het instru-
mentenpaneel weergegeven.* Als bij het be-
reiken van een snelheid van 6 km/u (4 mph) 16
De essentie
Instelling hoofdsteun Afb. 14
Voorstoel: hoofdsteun verstellen. ●
Druk om de hoofdsteun omhoog of omlaag
t e
z
etten op de knop aan de zijkant 1 ,
s c
huif
hem omhoog of omlaag tot hij in de
gewenste stand vastklikt.
››› in Voorste hoofdsteunen regelen op
pag. 156
››› pag. 79, ››› pag. 156 Veiligheidsgordels verstellen
Afb. 15
De slotgesp van de veiligheidsgordel
aanbr en
g
en en verwijderen. Afb. 16
Juist verloop van de gordelband en
een juis t
e stand van de hoofdsteun van voren
en opzij gezien. Om de veiligheidsgordel te verstellen bij de
s
c
houder
, regelt u de hoogte van de stoelen.
Het schoudergedeelte goed in het midden,
nooit over de hals. De veiligheidsgordel ligt
vlak en strak op het bovenlichaam.
Het heupgedeelte loopt over het bekken,
nooit over de buik. De veiligheidsgordel ligt
vlak en strak op het bekken.
››› pag. 83
››› pag. 85 19
De essentie
Bestuurdersinformatiesysteem In l
eidin
gBij ingeschakeld contact is het mogelijk de
ver
s
chillende functies van het display te
raadplegen door te navigeren door de me-
nu's.
Bij wagens met multifunctiestuurwiel kan de
multifunctie-indicatie uitsluitend worden be-
diend via de knoppen aan dat stuurwiel.
Het aantal menu's dat weergegeven wordt op
het display van het instrumentenpaneel vari-
eert naargelang de elektronica en uitvoering
van de wagen.
Bij een gespecialiseerde dealer kunnen func-
ties geprogrammeerd of gewijzigd worden
volgens de uitvoering van de wagen. Geadvi-
seerd wordt om naar de werkplaats van een
officiële SEAT dealer te gaan.
Een aantal opties van het menu kan enkel ge-
raadpleegd worden wanneer het voertuig stil-
staat.
Zolang een waarschuwing met hoogste prio-
riteit 1 weergegeven wordt op het scherm,
kunnen de menu's ›››
pag. 41 niet getoond
worden. Bepaalde waarschuwingen kunnen
worden bevestigd via de ruitenwisserhendel
of de knop op het multifunctiestuurwiel; deze
verdwijnen dan. Het informatiesysteem biedt ook de volgende
inform
atie en aan
wijzingen (volgens de uit-
rusting van de wagen):
Ritgegevens ››› pag. 38
■ Multifunctie-indicatie vanaf het vertrek
■ Multifunctie-indicatie vanaf het tanken
■ Multifunctie-indicatie berekening totaal
Assistenten ››› pag. 40
Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem
Audio ››› brochure Radio of ››› brochure Navi-
gatiesysteem
Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure Na-
vigatiesysteem
Staat van de wagen ››› pag. 34 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. Bediening menu's in het instrumen-
t
enp
aneel Afb. 46
Ruitenwisserhendel: controletoetsen. Afb. 47
Rechterdeel van het multifunctiestuur-
w iel: c
ontr
oletoetsen. Het informatiesysteem voor de bestuurder
w
or
dt
bediend met de knoppen van het mul-
tifunctiestuurwiel ››› afb. 47 of met de ruiten-
wisserhendel ››› afb. 46 (indien de wagen
niet is uitgerust met multifunctiestuurwiel). » 37
De essentieMenuFunctie
Gemiddelde
snelheid
De gemiddelde snelheid wordt na
inschakeling van het contact al na
ongeveer 100 meter weergege-
ven. Tot dan worden streepjes ge-
toond. De aangegeven waarde
wordt ongeveer om de 5 secon-
den bijgewerkt.
Digitale indi- catie van de
snelheidActuele snelheid digitaal weerge-
geven.
Snelheidswaar-
schuwing bij
--- km/u of
Snelheidswaar-
schuwing bij
--- mphIndien de opgeslagen snelheid
(tussen 30-250 km/u of 19-155
mijl per uur) wordt overschreden,
klinkt een akoestisch signaal en
verschijnt een visuele waarschu-
wing.
Olietempera- tuurDigitale weergave van de actuele
motorolietemperatuur.
Koelvloeistof- temperatuurDigitale indicatie van actuele
koelvloeistoftemperatuur.
Comfortver- bruikersInformatie over de staat van de
voornaamse comfortverbruikers
in de auto. Wordt weergeven met
een verbruikbalk.
Eco-tipsTips voor het besparen van brand-
stof.
Reset gegevens"vanaf het
vertrek"De reisgegevens vanaf het vertrek
terugzetten.
MenuFunctie
Reset gegevens "totale bere-
kening"De reisgegevens terugzetten. Een snelheid opslaan met de snelheidswaar-
sc
hu
wing
● Selecteer de weergave Snelheidswaar-
schuwing bij --- km/u .
● Druk op de t
oets van de ruitenwis-
serhendel of de t
oets van het multifunc-
ties t
uurwiel om de actuele snelheid op te
slaan in het geheugen en de snelheidswaar-
schuwing te activeren.
● Inschakelen: In dat geval moet u binnen 5
sec. de g ew
enste snelheid instellen via de
tuimelschakelaar van de ruitenwisser-
hendel of
door aan het
kartelwieltje van het
multifunctiestuurwiel te draaien. Druk vervol-
gens opnieuw op de toets of
of
w ac
ht
een paar seconden. De snelheid wordt
opgeslagen en de snelheidswaarschuwing
wordt geactiveerd.
● Uitschakelen: druk op de toets of
. De in het geheugen opgeslagen snelheid
w or
dt
gewist. Menu Assistenten
MenuFunctie
ACCWeergave van automatische af-
standsregeling (ACC)
››› pag.
222.
Front AssistHet bewakingssysteem in- of uit-
schakelen ››› pag. 217.
Dode hoekSysteem voor dodehoekherken-
ning (BSD) in- of uitschakelen
››› pag. 232
Vermoeidheids-
detectie *Vermoeidheidsdetectie in- en uit-
schakelen (aanbeveling om te
pauzeren) ››› pag. 239. 40
De essentie
Statusweergave op het display Mot ork
ap
, achterklep en portieren ge-
opend Afb. 48
A: motorkap geopend; B: achterklep
g eopend: C: link
er
voorportier geopend; D:
rechtervoorportier geopend (alleen bij wa-
gens met 5 portieren). Als het contact wordt ingeschakeld resp. tij-
den
s
het
rijden worden in het display in het
instrumentenpaneel de portieren, de motor- kap en de achterklep weergegeven als deze
open zijn; in d
at geval wordt tevens een
akoestisch signaal gegeven. Afhankelijk van
de uitvoering van het instrumentenpaneel,
kan de voorstelling variëren.
Afbeel- dingLegenda van ››› afb. 48
A Niet verder rijden!
De motorkap staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 285.
B Niet verder rijden!
De achterklep staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 16.
C, D Niet verder rijden!
Een portier van de wagen staat open of
is niet goed gesloten ››› pag. 134.
›››
pag. 120 Waarschuwings- en informatieberich-
t
en Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het
rijden w
or
den enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ›››
pag. 123
››› pag. 47) en in be- paalde gevallen door middel van akoestische
signal
en. Afhankelijk van de uitvoering van
het instrumentenpaneel, kan de voorstelling
variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-
symbolen op pag. 124!
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en die kan uiteinde-
lijk defect raken! ›››
in Waarschuwingssymbolen op
pag. 124.
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen.
›››
pag. 123 41
De essentie
Indicatie van de versnellingen Afb. 49
Instrumentenpaneel: indicatie van de
v er
s
nellingen (schakelbak). Aanbevolen versnelling
Tijden
s
het
rijden kan op het display van het
instrumentenpaneel de aanbevolen versnel-
ling worden getoond om brandstof te bespa-
ren ›››
pag. 201.
Indicator buitentemperatuur Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+4 C
(+39°F), w
or
dt naast deze temperatuur
het symbool (waarschuwing risico op ijzel)
weergegeven. Aanvankelijk knippert dit sym-
bool en dan blijft het continu branden tot de
buitentemperatuur hoger is +6°C (+43°F)
››› in Elementen op het beeldscherm op
p ag. 121 . W
anneer de wagen stilstaat of bij het rijden
met z
eer lage snelheid, is het mogelijk dat de
aangegeven temperatuur iets hoger is dan de
werkelijke buitentemperatuur, vanwege de
warmte die de motor afgeeft.
Het meetbereik van de temperatuur gaat van
-40°C tot +50°C (-40°F tot +122°F).
Motorolietemperatuurmeter De motor heeft onder normale rijomstandig-
heden de bedrijfs
t
emperatuur bereikt als de
motorolietemperatuur tussen 80 °C (178 °F)
en 120 °C (248 °F) ligt. Bij een hoge motor-
belasting of een hoge omgevingstempera-
tuur kan de motorolietemperatuur toenemen.
Dit heeft verder geen consequenties zolang
geen melding verschijnt op het display via de
controlelampjes ››› Tab. op pag. 48 of
›››
Tab. op pag. 48.
In wagens zonder multifunctiestuurwiel
● Druk op de tuimelschakelaar ››
›
afb. 46 2 totdat het hoofdmenu verschijnt. Ga naar
Ritgegevens . Gebruik
de t
oets 2 om naar
de mot or
o
lietemperatuurindicatie te stap-
pen.
In wagens met multifunctiestuurwiel
● Ga naar het submenu Ritgegevens en
draai aan het k
artelwieltje tot de indicatie
van de olietemperatuur verschijnt. Extra verbruikers ●
Bediening met de ruitenwisserhendel*:
druk op de t uimel
schakelaar ››› afb. 46 2 totdat het hoofdmenu verschijnt. Ga naar het
gedeelt
e
Ritgegevens . Gebruik de tuimel-
schakelaar om naar de weergave Comfort-
verbruikers te gaan.
● Bediening via het multifunctiestuurwiel*:
ga met de t
oetsen
of
naar Ritge-
gevens en beve s
tig met OK. Draai aan het
rechter kartelwieltje totdat de weergave Com-
fortverbruikers verschijnt.
Het actuele verbruik van alle extra verbrui-
kers samen wordt bovendien grafisch weer-
gegeven.
Besparingstips In omstandigheden waarin het brandstofver-
bruik
t
oeneemt, w
orden besparingstips ge-
geven. Volg ze op om uw verbruik te beper-
ken. Deze indicaties verschijnen automatisch
en worden uitsluitend weergegeven in het ef-
ficiencyprogramma. Na een tijdje verdwijnen
de tips automatisch.
Als u een besparingstip wilt verbergen zodra
deze verschijnt, drukt u op een willekeurige
toets op de ruitenwisserhendel* / het multi-
functiestuurwiel*. 42
De essentie
Let op
● Als
een besparingstips is verborgen, wordt
deze weer weergegeven zodra het contact
weer wordt ingeschakeld.
● De besparingstips worden niet voortdurend
weerg
egeven, maar incidenteel. Snelheidswaarschuwingssysteem
Het snelheidswaarschuwingssysteem geeft
een waar
s
chuwing als de bestuurder de op-
geslagen maximumsnelheid overschrijdt met
ongeveer 3 km/u (2 mpu). Er klinkt een
akoestisch waarschuwingssignaal en op het
display in het instrumentenpaneel verschij-
nen gelijktijdig het controlelampje en de
aanwijzing voor de bestuurder ingestelde
snelheid bereikt! Het controlelampje
gaat weer uit zodra de snelheid wordt ver-
laagd tot onder de opgeslagen limietsnel-
heid.
De programmering van de snelheidswaar-
schuwing wordt aanbevolen indien men een
bepaalde maximumsnelheid wenst aan te
houden, zoals bij het rijden in een land met
verschillende snelheidslimieten of bij een
maximumsnelheid voor de winterbanden. Waarschuwingslimiet instellen
De w
aar
schuwingslimiet kan worden gepro-
grammeerd, gewijzigd en gewist via de radio
of het Easy Connect*-systeem.
● Wagens met radio : druk op de knop SETUP > bedieningsknop Assistentie voor
de bestuurder > Snelheidswaarschu-
wing .
● Wagens met Easy Connect : druk op de t
oets
en de functietoets
SETUP > Hulpsys-
teem > ACC > Afstand .
D e limiet
voor snelheidswaarschuwing kan
worden ingesteld van 30 tot 210 km/u (18
tot 150 mpu) ›››
pag. 213. De instelling
vindt plaats in stappen van telkens 10 km/u
(6 mpu). Let op
● Onafh ank
elijk van het snelheidswaarschu-
wingssysteem moet u met behulp van de
snelheidsmeter erop letten dat u zich aan de
wettelijk voorgeschreven maximumsnelheid
houdt.
● Het snelheidswaarschuwingssysteem is
voor bepaa
lde landen zodanig geconstrueerd
dat dit standaard een waarschuwing geeft bij
120 km/u (75 mpu). Deze waarschuwingsli-
miet is af fabriek ingesteld. Onderhoudsintervallen
Afb. 50
Instrumentenpaneel De service-intervalindicatie wordt weergege-
v
en in het
in
strumentenpaneel ››› afb. 50 1 .
Bij S
EA
T wordt een onderscheid gemaakt tus-
sen servicebeurten met motorolieverversing
(bijv. Kleine Onderhoud service) en service-
beurten zonder motorolieverversing (bijv. in-
spectiebeurt).
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang is het onderhouds-
werk aanzienlijk verminderd. Met de techno-
logie die SEAT toepast hoeft met deze service » 43
De essentie
enkel de olie ververst te worden wanneer de
w ag
en d
at nodig heeft. Om deze verversing
te berekenen (max. 2 jaar), wordt rekening
gehouden met de gebruiksomstandigheden
van de wagen en de persoonlijke rijstijl. De
aankondiging van de service verschijnt voor
het eerst 20 dagen voor de berekende datum
voor de overeenkomstige service. De nog res-
terende kilometers worden steeds op 100 km
afgerond en de tijd op volledige dagen. Het
actuele servicebericht kan niet geraadpleegd
worden tot 500 km na de laatste service. Tot
dan verschijnen enkel streepjes op de indica-
tor.
Herinnering aan een onderhoudsbeurt
Wanneer het bijna tijd is voor een service,
verschijnt bij het inschakelen van het contact
een Serviceherinnering.
Voertuigen zonder tekstberichten : op het dis-
play van het instrumentenpaneel wordt een
steeksleutel getoond en een indicatie in
km .
Het aangegeven aantal km is de maximale af-
stand die nog kan worden afgelegd tot de
volgende service. Na enkele seconden veran-
dert de weergavefunctie. Er verschijnt een
kloksymbool en het aantal dagen tot de ko-
mende servicebeurt.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
in --- km of --- dagen weergegeven.Datum van de onderhoudsbeurt
Wanneer de d
atum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de steeksleutel op het display gedurende
enkele seconden.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
nu weergegeven.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de
actuele servicemededeling geraadpleegd
worden:
Houd knop 2 langer dan 5 seconden inge-
drukt om de ser
v
icemededeling weer te ge-
ven.
Na het overschrijden van de servicedatum ,
wordt een minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
wordt het volgende getoond: Service
sinds --- km of --- dagen .
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Als de service niet uitgevoerd is in de werk-
plaats van een officiële SEAT dealer, kan de
indicatie op de volgende wijze gereset wor-
den: ●
Zet het
contact uit en houd de toets 2 in-
g edrukt
.
● C
ontact opnieuw inschakelen.
● Laat de toets 2 los en vervolgens weer 20
sec onden in
g
edrukt. Let op
● De ser v
icemelding verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK/RESET op de ruiten-
wi s
serhendel resp. de toets OK op het multi-
fu nctie
stuurwiel.
● In wagens met LongLife Service waarvan de
accu g
edurende langere tijd losgekoppeld is
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vice niet berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, w
ordt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser- vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler. 44