Airconditioning
● De aanj
ag
er 2 in een van de standen 1 - 4
z ett
en.
● D
e lucht met de luchtverdeelregelaar 3 in
de g ew
en
ste richting laten stromen.
● Desbetreffende luchtroosters openen.
Verw
armen van interieur
Maximale verwarmingscapaciteit en snel ont-
dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-
neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 rechts-
om dr aaien t
ot
in de gewenste verwarmings-
stand.
● De aanjager 2 in een van de standen 1 - 4
z ett
en.
● D
e lucht met de luchtverdeelregelaar 3 in
de g ew
en
ste richting laten stromen. ●
Des
betreffende luchtroosters openen.
Voorruit ontwasemen ● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 rechts-
om dr aaien in de hoog
s
te verwarmingsstand.
● Aanjager 2 in stand 4 draaien.
● Luchtverdeelregelaar in de stand dr aai-
en.
● Sluit de mid
delste luchtroosters.
● Open de luchtroosters aan de zijkanten en
richt
ze op de ruiten.
Voorruit en zijruiten wasemvrij houden
● Temperatuurregelaar ›››
afb. 172 1 in een
v an de
v
erwarmingsstanden draaien.
● De aanjager 2 in een van de standen 2 - 3
z ett
en. ●
L
ucht
verdeelregelaar in de stand draai-
en.
● Sluit de middelste luchtroosters.
● Open de luchtroosters aan de zijkanten en
richt
ze op de ruiten.
Zodra de ruiten niet meer beslagen zijn, kan
als voorzorgsmaatregel de regelaar 3 in
s t
and
gezet worden waarmee men meer
comfort verkrijgt en voorkomt dat de ruiten
opnieuw beslaan. Let op
Er rekening mee houden dat de koelvloeistof-
temper at
uur van de motor optimaal moet zijn
om over een goed werkend verwarmingssys-
teem te kunnen beschikken (met uitzonde-
ring van wagens die met extra verwarming*
uitgerust zijn). 173
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Handbediende airconditioning* B edienin
g
selementen Afb. 173
Bedieningselementen van de aircondi-
tioning op het d
ashboard. Temperatuurregelaar
››
›
pag. 174
Knop aanjager. De luchtventilator is in 4
trappen instelbaar. Bij lage snelheid
wordt aanbevolen de ventilator minimaal
op stand 1 te zetten om de toevoer van
frisse lucht te verbeteren.
Regelaar luchtverdeling.
Luchtcirculatietoets ››› pag. 171 Als de
functie in werking is, brandt er een con-
trolelampje in de knop.
Achterruitverwarming.
Toets voor het inschakelen van de aircon-
ditioning ››› pag. 174. De airconditioning
1 2
3
werkt alleen bij draaiende motor en inge-
s
ch
akelde aanjager. ATTENTIE
Voor uw veiligheid is het belangrijk dat er
geen ruit en be
slagen of met ijs of sneeuw be-
dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-
deerd. Daarom is het juiste gebruik van het
verwarmings- en ventilatiesysteem, en ook
van de ontdooi- en ontwasemfuncties van de
ruiten, heel belangrijk. Let op
Let op de algemene aanwijzingen. Functies
Verwarmen van interieur
Max
im
ale verwarmingscapaciteit en snel ont-
dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-
neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
● Schakel het koelsysteem met de ›
›› afb.
173-toets uit (het controlelampje in de knop
gaat uit).
● De temperatuurregelaars 1 draaien om de
in het int erieur g
ewenste temperatuur in te
stellen.
174
Airconditioning
● De aanj
ag
er in een van de standen 1-4 zet-
ten.
● Met de regelaar voor de luchtverdeling 3de luchtstroom in de gewenste richting rich-
t
en:
(op de voorruit), (op borsthoogte),
(op de voetenruimte) en (op de voorruit
en de voetenruimte).
Koelen van het interieur
Bij ingeschakelde airconditioning wordt in
het interieur van de wagen niet alleen de
temperatuur, maar ook de luchtvochtigheid
verlaagd. Hierdoor wordt bij hoge buiten-
luchtvochtigheid het comfort van de passa-
giers verhoogd en het beslaan van de ruiten
voorkomen.
● Schakel het koelsysteem in met de toets
(het c
ontrolelampje in de toets gaat aan).
● De temperatuurregelaar verdraaien totdat
de gewen
ste binnentemperatuur verkregen
is. ●
De aanjag
er in een van de standen 1-4 zet-
ten.
● Met de regelaar voor de luchtverdeling de
luchtstr
oom in de gewenste richting richten:
(op de voorruit), (op borsthoogte),
(op de voetenruimte) en (op de voorruit en
de voetenruimte).
De voorruit ontwasemen
● Luchtverdeelregelaar in de stand draai-
en.
● De aanj
ager in een van de standen zetten
afhankelijk
van hoe snel u de ruit wilt ontwa-
semen.
● De temperatuurregelaar instellen op de ge-
wens
te comfortstand.
● Sluit de middelste luchtroosters.
● Open de luchtroosters aan de zijkanten en
richt
ze op de ruiten. Als de airconditioning niet kan worden inge-
sch
akeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben:
● De motor is niet gestart.
● De aanjager is uitgeschakeld.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+37°F).
● De compressor van de airconditioning is
vanw
ege een te hoge koelvloeistoftempera-
tuur tijdelijk uitgeschakeld.
● De zekering van de airconditioning is de-
fect.
● Er i
s sprake van een andere storing aan de
wagen. D
e airconditioning door een gespeci-
aliseerde werkplaats laten controleren.
175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Climatronic* A l
g
emene aanwijzingen Afb. 174
Climatronic: bedieningselementen. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 51
De Climatronic bereikt automatisch een aan-
gename temperatuur. Daartoe worden de
temperatuur van de uitgaande lucht, het ven-
tilatieniveau en de luchtverdeling automa-
tisch gewijzigd. Het systeem houdt ook reke-
ning met de zonnestraling, waardoor het niet
nodig is de instellingen handmatig te wijzi-
gen.
Dankzij de automatische werking bent u ver-
zekerd van maximaal comfort gedurende elke
periode van het jaar ››› pag. 177. Beschrijving van de Climatronic
De airc
o werkt uitsluitend als aan de volgen-
de voorwaarden is voldaan:
● de motor is gestart;
● de buitentemperatuur ligt hoger dan +2°C
(+36°F);
● ingeschakeld.
Ing
ebruikname van de Climatronic
Wanneer een toets wordt ingedrukt, wordt de
overeenkomstige functie geactiveerd; de air-
conditioning wordt in werking gesteld indien
deze uit stond, behalve met de luchtcircula-
tietoets. De Climatronic uitzetten
●
Stel de aanjager op 0 ›››
afb. 174 2 in of
druk op de t
oets
.
Om te verzekeren dat de motorkoeling blijft
werken bij hoge belasting van de motor,
wordt de compressor van de airconditioning
uitgeschakeld zodra de koelvloeistoftempe-
ratuur te hoog wordt.
Aanbevolen instelling voor alle jaargetijden
● Stel de gewenste temperatuur in, wij raden
+22°C (+72°F) aan.
● Druk op t
oets ››
› afb. 174.
176
Airconditioning
● St el
de r
oosters zo in dat de luchtstroom
iets omhoog wordt geleid.
Wisselen tussen Celsius en Fahrenheit.
De eenheden van de graden kunnen veran-
derd worden via het menu van het Easy Con-
nect-systeem, met de toets en de func-
tieknop pen
SETUP > Eenheden > Tem-
peratuur .
Aut
omatische regeling
De automatische functie zorgt voor een con-
stante temperatuur en voor de verwijdering
van condens op de ruiten in het interieur van
de wagen.
● Stel de temperatuur af tussen +16°C
(+64°F) en +29°C (+84°F).
● Stel
de roosters zo in dat de luchtstroom
iets omhoog wor
dt geleid.
● Druk op de toets , in het s
cherm ver-
schijnt AUTO.
De automatische functie wordt uitgeschakeld
door op de luchtverdelingstoets te drukken
of door de snelheid van de aanjager lager te
zetten. De temperatuur blijft echter geregeld.
Temperatuur instellen ● Tijdens het inschakelen van het systeem,
kunt
u de knop 1
› ›
› afb. 174 gebruiken om
de gewenste interieurtemperatuur in te stel-
len. De binnentemperatuur kan afgesteld worden
tus
sen +16°C (+64°F) en +29°C (+84°F). Bin-
nen dit bereik wordt de temperatuur automa-
tisch geregeld. Als een temperatuur wordt ge-
selecteerd die lager is dan +16°C (+64°F),
dan verschijnt de melding "LO" op het
scherm. Als een temperatuur wordt geselec-
teerd die hoger is dan +29°C (+84°F), dan
verschijnt de melding "HI" op het scherm. In
beide uiterste gevallen werkt de Climatronic
met het maximale koelings- of verwarmings-
vermogen. De temperatuur wordt niet gere-
geld.
Indien de luchtstroom langer en onregelma-
tig uit de luchtmonden komt (met name bij
de voeten) en er zich grote temperatuurver-
schillen voordoen, bijv. tijdens het verlaten
van de wagen, dan kunnen gevoelige perso-
nen verkouden worden.
Aanjagerregeling
De Climatronic regelt automatisch het aanja-
gertoerental, afhankelijk van de temperatuur
van het interieur. Het is echter mogelijk het
aanjagertoerental in te stellen op het vereiste
niveau.
● Druk op de toetsen 2 om de aanjagersnel-
heid l ag
er of
hoger in te stellen.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld, wordt
ook de Climatronic uitgeschakeld. De voorruitontdooiing inschakelen
●
Druk op toets ›››
afb. 174.
De voorruitontdooiing uitschakelen
● Druk meerdere malen op de toets of
druk op de toets
.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Uit de roosters ››› afb. 171 2 komt een gro-
t er
e hoev
eelheid lucht. ATTENTIE
Lees de waarschuwingsaanwijzingen ›››
in
Al g
emene aanwijzingen op pag. 169 en volg
deze op. Let op
● Gea dv
iseerd wordt om eenmaal per jaar
naar een gespecialiseerde servicewerkplaats
te gaan om de airconditioning te laten
schoonmaken.
● In het onderste gedeelte bevindt zich de
sensor v
an de interieurtemperatuur. Bedek
deze niet met stickers of andere dingen, aan-
gezien de Climatronic hierdoor minder goed
zou kunnen werken. 177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Motor
A l
n
aar gelang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden.
"Dual Ride" wielophanging
De "Dual Ride" wielophanging zorgt voor een
comfortabele vering bij de profielen Eco en
Normaal , bijvoorbeeld geschikt voor dage-
lijks gebruik terwijl een sportieve vering
wordt ingesteld voor het profiel Sport die
past bij een sportieve rijstijl. In het profiel
Individueel kan de vering worden inge-
steld tussen Normaal of Sport al naarge-
lang de persoonlijke voorkeur.
Bij een storing in de "Dual Ride" wielophan-
ging verschijnt op het display van het instru- mentenpaneel het bericht
Storing: in-
stelling van de demping .
Bes
turing
De stuurbekrachtiging wordt stijver in de
sport -stand om een sportievere rijstijl mo-
gelijk te maken.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken.
Automatische afstandsregeling (ACC)
De acceleratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel. Rijprogramma instellen Afb. 206
Naast de versnellingshendel: MODE-
t oets. U kunt kiezen tussen
normaal, sport, eco
en individueel .
D e g
ew
enste stand kan gekozen worden door
meermaals te drukken op de knop MODE
››› afb. 206 of door middel van het aanraak-
scherm in het menu dat geopend wordt wan-
neer men drukt op die knop.
Een pictogram in het display van het Easy
Connect-systeem verschaft u informatie over
de actuele instelling.
De verlichting van de MODE-knop blijft geel
branden wanneer de actuele instelling af-
wijkt van normaal .
238
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 201
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . 187, 188, 189 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 306
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259, 264 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265, 266
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 266
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
veiligheidsring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Aanhangwagenknipperlichten Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Aantrekmoment wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Accuzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Achterbank rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 159
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17, 144
Achterlichten in achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 Achterlichten in zijpaneel
achterlic ht uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . 52, 54, 55 schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
verwarmingsdraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Achterste mistlicht Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 handmatig naar binnen klappen . . . . . . . . . . . 155
Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Achteruitversnelling (automatische versnellings- bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
AdBlue beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 283
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Afdekkingen van de airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afdichtrubbers Waxbehandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Afneembare kogelkop de bevestiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . 262
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261, 262
in reservestand plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
reservestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 222 Afvoer
Gordels panner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 87 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
de frontairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 91
frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 89
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 90
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 90
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . 53
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 151
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Algemeen schema Bestuurdersruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
knipperlicht- en grootlichthendel . . . . . . . . . . 149
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 47
Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 143
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . 187, 189, 191 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Aquaplaning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
315
Trefwoordenlijst
Easy Connect-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
ED S
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
zi
e ook Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . 190
Een lampje vervangen achterlicht in de achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 112
achterlicht in zijpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
derde remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
DRL-/stadslicht (daglicht) . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
interieurverlichting en leeslampje . . . . . . . . . 113
kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
knipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
mistlamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . 69
wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Efficiency-programma besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . 18, 144 comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 146
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel (XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Elektronische Stabiliseringscontrole (ESC) . . .187, 189
Elektronische startblokkering . . . . . . . . . . . 15, 180
Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . 187, 189, 190 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190, 191
Emissiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 elektronische stabiliseringscontrole . . . . . . . . 187
rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . 192
Sport-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Event Data Recorder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Extra verbruikers (efficiency-programma) . . . . . . . 42 F
Filter t egen schadelijke stoffen . . . . . . . . . . . . . . 169
Frontairbag aan bijrijderszijde Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontairbag aan bijrijderszijde buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontale botsingen en natuurkundige wetten . . . 84
Front Assist aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 217
zie ook Noodremhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . 217
Functie Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Functie Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Functiestoringen automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 223
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 241
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Noodremhulpsysteem (Front Assist) . . . . . . . . 219
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
G
Geluiden automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 223
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Geluidssignaal veiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 82
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 123
Gevarendriehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99, 151
Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 86 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
GRA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Grote Onderhoud Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288 H
Handbediende airconditionin
g . . . . . . . . . . . . . . 174
Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
HBA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Het contact in- en uitschakelen . . . . . . . . . . 31, 178
Hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Hoofdairbags beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Hoofdsteunen regelen hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Hoofdsteunen uit- en inbouwen . . . . . . . . . . . . . 157
Hulpsystemen ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 222
dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp(RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 241
noodremmen (Front Assist) . . . . . . . . . . . . . . . 217
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249, 251
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Hydraulische remkrachtassistent automatisch oplichten van de alarmlichten . . 190
318