Page 4 of 232

2
.
.
Instrumentenpanelen 7
V erklikkerlampjes 8
Meters
18
Configuratie van de auto
2
2
Datum en tijd instellen
2
8
Boordcomputer
28
T
achograaf
2
9Sleutel
3
0
Afstandsbediening
30
Voorportieren
3
3
Schuifdeur
33
Achterdeuren
34
Alarm
3
5
Elektrische ruitbediening
3
6
Voor stoelen
37
Voor bank
3
9
Achterzitplaatsen
4
0
Achterbanken
4
0
Stuurwielverstelling
4
1
Spiegels
4
2
Verwarming/handbediende airconditioning
4
3
Automatische airconditioning
4
4
Extra verwarmingssystemen
4
6
Verwarming/airconditioning achter
4
6
Programmeerbare standkachel
4
7
Ontwasemen – ontdooien voorruit en zijruiten
5
1
Ontdooien achterruit
5
1
Voorzieningen van de cabine
5
2
Voorzieningen achter
5
7
Voorzieningen aan de buitenzijde
6
0Lichtschakelaar
6
1
Grootlichtassistent
63
Koplampen in hoogte verstellen
6
5
Ruitenwisserschakelaar
6
5
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
67
Alarmknipperlichten
68
Claxon
68
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
6
8
Veiligheidsgordels
7
2
Airbags
75
Kinderzitjes
7
7
Uitschakelen airbag aan passagierszijde
7
8
ISOFIX-kinderzitjes
83
Kinderbeveiliging
8
6
Overzicht
Instrumentenpaneel Toegang tot de auto
Ergonomie en comfort Veiligheid
Verlichting en zicht
Eco-rijden
Inhoudsopgave
Page 6 of 232
4
Cockpit10.Bestuurdersairbag/claxon.
11. Stuurkolomschakelaars autoradio.
MiddenconsoIe
3.Opbergvak/verplaatsbare asbak.
4. 12
V-aansluiting (max. 180 W)
5. USB-aansluiting/aansteker.
6. Dynamische stabiliteitscontrole (DSC/ASR).
7. Hill Descent Control.
8. Lane Departure Warning System.
9. Alarmknipperlichten.
10. Centrale vergrendeling/verklikkerlampje
vergrendeling.
11. Ontwaseming/ontdooiing.
12 . Versnellingshendel.
1. Zekeringkast.
2. Programmeerbare standkachel.
3. Luchtvering/leeslampjes/extra ventilatie
a c h t e r.
4. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
5. Configuratie van de auto/hoogteverstelling
van de koplampen/mistlampen voor/achter.
6. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.
7. Instrumentenpaneel met display.
8. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
9. Contactslot.
1.Audiosysteem/navigatie.
2. Verwarming/airconditioning.
Overzicht
Page 9 of 232
7
Instrumentenpanelen
Instrumentenpaneel/
Display niveau 1
1.Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter.
4. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
5. Toerenteller (t /min x 1000). Display niveau 1
In het onderste gedeelte:
-
Tijd,
-
Buitentemperatuur,
-
A
fgelegde afstand in km/mijl,
-
B
oordcomputer (actieradius, brandstofverbruik,
e n z .),
-
H
oogte van de koplampverstelling,
-
P
rogrammeerbare waarschuwing te hoge
snelheid,
-
S
nelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer,
- Schakelindicator
- S top & Start.
In het bovenste gedeelte:
-
Datum,
-
Onderhoudsindicator,
-
Waarschuwingsmeldingen,
-
Systeemstatusmeldingen,
-
C
onfiguratie van de auto.
Instrumentenpaneel/
Display niveau 2
1.Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter.
4. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
5. Toerenteller (t /min x 1000).
1
Instrumentenpaneel
Page 10 of 232

8
In het linkergedeelte:
- Tijd,
-
Buitentemperatuur,
-
Verklikkerlampjes,
-
S
nelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer.
In het rechtergedeelte:
-
Datum,
-
Onderhoudsindicator,
-
B
oordcomputer (actieradius, brandstofverbruik,
e n z .),
-
Waarschuwingsmeldingen,
-
Systeemstatusmeldingen,
-
C
onfiguratie van de auto,
-
H
oogte van de koplampverstelling,
-
A
fgelegde afstand in km/mijl.
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat
u gaat rijden welke functie het betreft.
Display niveau 2
Lichtsterkte van de
cockpitverlichting
De helderheid van het dashboard kan worden
aangepast door op de toets MODE te drukken (met
ingeschakelde parkeerlichten).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto
.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal verklikkerlampjes kan op twee manieren
oplichten: permanent of knipperend.
Of het permanent branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk
van de werkingsfase van de auto.
Bij een storing kan het lampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding. Verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie
over de werking van een systeem (ingeschakeld of
uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het
geval van een storing (waarschuwingslampje).
Instrumentenpaneel
Page 19 of 232

17
OnderhoudssleutelEen sleutel die blijft
branden. Een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Raadpleeg het overzicht van controles in het
onderhoudsschema van de fabrikant en laat vervolgens de
onderhoudsbeurt uitvoeren.
Stop & Star t Permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping
e n z .) . Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u
wilt wegrijden.
Knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk niet
beschikbaar.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over het Stop & Star t
-systeem.
Schakelindicator Een omhoogwijzende
pijl. Er kan worden opgeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over de schakelindicator.
Snelheidsbegrenzer Permanent. De snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld. Handmatig selecteren.
Zie de desbetreffende rubrieken voor meer informatie over
de
snelheidsbegrenzer .
Permanent bij "OFF". De snelheidsbegrenzer is
geselecteerd, maar inactief.
Verklikkerlampje op het display
WeergaveSignaleert Acties/Opmerkingen
Hoogte van de
koplampverstelling Koplampen verstellen.
Stand 0 t /m 3, afhankelijk van de
belading van de auto. Verstel de koplampen met de toetsen van het
bedieningspaneel MODE.
1
Instrumentenpaneel
Page 26 of 232
24
Menu…Druk op…Submenu… Druk op…Selecteer… Bevestig en
sluit afOm…
1
Helderheid VerhogenDe helderheid van de handset en de
cockpit in te stellen (met ingeschakelde
parkeerlichten).
Verlagen
2 Geluidssignaal
snelheid (Speed)ON VerhogenHet geluidssignaal op het moment dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden
te activeren/deactiveren en de snelheid
in te stellen.
Verlagen
OFF
3
Sensor
koplampen Verhogen
De gevoeligheid van de lichtsensor in te
stellen (1
tot 3), wat invloed heeft op de
koplampen.
Verlagen
4
Activeren
Tr i p B ON
Een tweede "Traject B" afstand weer te
geven.
OFF
5
Traffic Sign ONActiveren/deactiveren van de
verkeersbordherkenning.
OFF
6
Instellen van
de tijd (uur) Uren/minuten
VerhogenDe tijd in te stellen
Verlagen
Indeling 24Selecteren van de weergavemodus van
de klok.
12
7
Instellen van
de datum Jaar/Maand/
DagVerhogen
Instellen van de datum.
Verlagen
Instrumentenpaneel
Page 62 of 232
60
Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee de
componenten in de motorruimte worden beschermd
tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer
lage temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht
waarmee het bovenste gedeelte van de motorruimte
wordt geïsoleerd en beschermd tegen kou en sneeuw.
Inklapbare treeplank
Ze zijn tegen de koplampen aan op de traverse aan
de bovenzijde van de radiateur bevestigd.
Schuif ze in de richting van de buitenzijde van de
auto om ze te ver wijderen.Om het achterin in- en uitstappen te
vergemakkelijken kan uw auto worden voorzien van
een treeplank die naar buiten komt bij het openen
van de schuifdeur.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 232

61
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u
uw auto gaat gebruiken in een land
waarin het verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen
worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Selecteren van de stand
van de hoofdverlichting
Lichten uit (afgezet contact)/
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Dimlicht/grootlicht.
Grootlichtassistent.
Koplampen overschakelen
(dimlicht/grootlicht)
F Trek de lichtschakelaar naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Om een lichtsignaal te geven, trekt u
de
lichtschakelaar naar u
toe, ongeacht de stand van
de ring.
Richtingaanwijzers
F Draai aan de ring om het witte merkteken tegenover het symbool te zetten. F
L
inks: duw de hendel omlaag, voorbij het zware
punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Functie " snelweg"
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag,
zonder hem door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf keer
knipperen.
Mistlampen
De mistlampen (afhankelijk van de uitvoering)
werken als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
Met deze schakelaar kunt u de verlichting voor
en achter selecteren en bedienen.
4
Verlichting en zicht