
204
Storingen- de snelheid van uw auto ligt tussen 12 en
140 km/h,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil kleiner is dan 10
km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig waarbij het
snelheidsverschil kleiner is dan 25
km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal,
doordat het ingehaalde voertuig zich blijft
ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of flauwe bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger, caravan of iets
dergelijks.
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in
de volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde auto's,
vangrails, lantaarnpalen, verkeersborden enz.),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe
bochten,
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden door
een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus
enz.) die én in de dode hoek achter wordt
gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de
bestuurder bevindt,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en
achter worden gedetecteerd, worden aangezien
voor een vrachtwagen of een stilstaand object. Bij een storing in het systeem knippert dit lampje
op het instrumentenpaneel enkele ogenblikken in
combinatie met het branden van het lampje Ser vice
en de weergave van een melding.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk
minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo
kan een wolk waterdruppels in de dode hoek
worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs
bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op het
gedeelte van de buitenspiegels waar de
verklikkerlampjes zitten of op de detectiezones
op de voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet goed
werkt.
Rijden

205
Actief dodehoekbewakings-
sy
steem
Als aanvulling op het permanent branden van het
lampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende
zijde, geeft het systeem bij het overschrijden
van een rijstrookmarkering met ingeschakelde
richtingaanwijzers een rukje aan het stuur wiel om
u
te helpen een aanrijding met het voertuig in de
dode hoek te voorkomen.
Voorwaarden voor de werking
De volgende systemen moeten zijn ingeschakeld: Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld
als u
een aanhanger trekt met een door het
PEUGEOT-netwerk gehomologeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30
centimeter van de sensoren.
-
Dodehoekbewakingssysteem,
-
A
ctive Lane Departure Warning System.
Parkeerhulp
Deze functie is een parkeerhulpsysteem
voor de bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.
De bestuurder moet alert blijven en zo nodig
de controle over de auto overnemen.
Hij/zij moet zich altijd bewust zijn van de
omgeving voorafgaand aan het manoeuvreren.
Gedurende de hele manoeuvre moet de
bestuurder er zeker van zijn dat de ruimte vrij
blijft.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is
de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Deze functie waarschuwt met behulp van sensoren
in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de
auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, slagbomen,
enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor meer
informatie over het dodehoekbewakingssysteem
en het Active Lane Depar ture Warning System . De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
6
Rijden

206
De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden balken
weergegeven die geleidelijk naar het voertuig toe
bewegen (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels in
de buurt en rood: obstakels heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij
een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de
auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen
obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de
wagensnelheid hoger wordt dan 10
km/h.Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor
of achter) geeft de relatie aan tussen de
plaats van het obstakel en het voertuig, in de
rijrichting van het voertuig voor of achter.
Parkeerhulp zijkant
Alleen vaste obstakels worden correct
aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de manoeuvre,
kunnen per ongeluk worden aangegeven.
Ter wijl bewegende objecten die aan de
zijkanten van het voertuig verschijnen en
niet vooraf geregistreerd zijn, niet worden
aangegeven.
Uitschakelen/inschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu op het scherm van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer een
aanhanger of fietsdrager wordt aangekoppeld
aan een trekhaak, die overeenkomstig de
voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de functie
Park Assist bezig is de beschikbare ruimte van een
parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Park Assist -systeem.
Werkingslimieten
Grafische weergave
Door gebruik te maken van vier extra sensoren aan
de zijkant van de voor- en achterbumper, registreert
het systeem de positie van de vaste obstakels tijdens
het manoeuvreren en geeft een signaal wanneer de
obstakels de zijkant van het voertuig naderen.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel worden
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het
detectiebereik van de sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
Rijden

210
180°-weergave
Visiopark 2
De auto is voorzien van een in de grille geplaatste
camera vóór en een camera achter die in de
buurt van de schakelaar voor het openen van de
achterklep is geplaatst.
Dankzij deze twee camera's kan het systeem de
nabije omgeving van de auto weergeven op het
touchscreen, waarbij u kunt kiezen uit een weergave
van de omgeving achter de auto (camera achter),
als de achteruitversnelling is ingeschakeld, en een
weergave van de omgeving vóór de auto (camera
vóór), als de versnellingsbak in de neutraalstand
staat of een vooruitversnelling is ingeschakeld.
Beeld van de camera achter
Als een aanhanger is aangekoppeld of een
fietsendrager is gemonteerd op de trekhaak,
wordt het gebied achter de auto op het beeld
van bovenaf van de auto zwart weergegeven.
De beelden van de omgeving worden dan
uitsluitend samengesteld met behulp van de
c a m e r a vó ó r.
De verschillende weergaves van de camera achter
komen overeen met de weergaves die beschreven
zijn in het gedeelte over de Visiopark 1.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Visiopark 1 .
Beeld van de camera's voor en achter
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze
in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u
met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in de
gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien extra
informatie over de omgeving van de auto.
Wanneer u
achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u
dankzij de 180°-weergave voertuigen,
voetgangers of fietsers zien aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken. De weergave heeft drie zones: links A
, centraal B
en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze te
selecteren in het menu voor het veranderen van de
weergave. De functie wordt uitgeschakeld:
-
a utomatisch, als de snelheid hoger wordt dan
ongeveer 10
km/h,
-
a
ls uit de achteruitversnelling wordt geschakeld
(het beeld aan de achterzijde wordt dan na
7
seconden ver vangen door het beeld aan de
voorzijde),
-
a
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Het systeem wordt automatisch geactiveerd wanneer
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Rijden

223
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming enz.) om de goede werking van de
motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
verkooppunt.
Trekhaak
Lastverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij
voor elke 1000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af. Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd door
PEUGEOT. Wij adviseren de installatie te laten
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Belangrijk: voor uitvoeringen uitgerust met
een elektrisch bedienbare achterklep met de
Handsfree toegang-functie, wanneer er geen
originele PEUGEOT trekhaak is geïnstalleerd,
is het van essentieel belang het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
te bezoeken om het herkenningssysteem
opnieuw te kalibreren: risico op een defect van
een Handsfree toegang-functie.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u
aan het maximale aanhangergewicht
dat is vermeld op het kentekenbewijs van uw
auto, op het constructeursplaatje en in de
rubriek Technische gegevens van dit boekje.
Om te voldoen aan de maximaal toelaatbare
kogeldruk moet ook rekening worden
gehouden met het gebruik van accessoires
(fietsendragers, trekhaakboxen, enz.).
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Auto met elektrisch bedienbare achterklep
met de functie " Handsfree toegang "
Om te voorkomen dat de achterklep ongewenst
opengaat bij het trekken van een aanhanger:
-
s
chakel vooraf de Handsfree toegang-
functie uit via het configuratiemenu van de
auto,
-
o
f ver wijder de elektronische sleutel uit de
detectiezone als de achterklep gesloten is.
7
Praktische informatie

224
Trekhaak met afneembare
kogel
De kogel van deze door de fabrikant geleverde
trekhaak kan zonder gereedschap worden
gemonteerd en verwijderd.
Presentatie
Aanhangers met LED-lampen zijn niet
compatibel met de bedrading van dit systeem.
1.
Bevestigingssteun.
2. Beschermdop.
3. Aansluiting.
4. Veiligheidsoog.
5. Afneembare kogel.
6. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling.
7. Slot met sleutel.
8. Label voor sleutelnummer. A.
Vergrendelde stand (groene markeringen
staan tegenover elkaar); de draaiknop maakt
contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand (rode markering staat
tegenover groene markering); de draaiknop
maakt geen contact met de kogel (speling van
ongeveer 5 mm). Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
informatie over de technische gegevens
en
in het bijzonder de aanhangergewichten voor
uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer veiligheid tijdens het rijden met een
trekhaaksysteem .
Vóór het gebruik
Verzeker u er van dat de kogel correct
vergrendeld is. Doe dit door het volgende te
controleren:
-
h
et groene merkteken van de draaiknop
valt samen met het groene merkteken van
de kogel,
-
d
e draaiknop maakt contact met de kogel
(stand A ),
-
he
t veiligheidsslot is vergrendeld en de
sleutel is ver wijderd; de draaiknop kan niet
meer worden bediend,
- d e kogel mag absoluut niet in de steun
kunnen bewegen: duw en trek eraan om dit
te controleren.
Als de kogel niet is vergrendeld, kan de
aanhanger losraken. Kans op een ongeval!
Praktische informatie

225
Na het gebruik
Als gereden wordt zonder aanhanger of
bagageplateau, moet de trekhaakkogel
zijn verwijderd en moet de afdekplaat zijn
aangebracht. Dit is met name van belang als
de kogel het zicht op de kentekenplaat of de
verlichting van de auto belemmert.
Monteren van de kogelTijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem ter wijl
een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
treingewicht van de auto.
Het is van groot belang dat de maximaal
toegestane last voor de trekhaak in acht wordt
genomen: als deze wordt overschreden, kan de
trekhaak losraken van de auto; dit kan leiden
tot ernstige ongevallen.
Controleer of de verlichting van de aanhanger
correct functioneert.
Controleer voordat u gaat rijden de afstelling
van de koplampen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .F
V
erwijder onder de achterbumper de
beschermdop 2
van de trekhaaksteun 1.
F
S
teek het uiteinde van de trekhaakkogel 5 in
de steun 1
en beweeg het naar boven; de kogel
wordt automatisch vergrendeld. F
D
e draaiknop 6 maakt een kwart omwenteling
linksom; houd uw handen uit de buurt van de
knop.
F
C
ontroleer of het mechanisme correct
vergrendeld is (stand A ).
F
V
ergrendel het slot 7 met de sleutel.
7
Praktische informatie

226
Verwijderen van de kogel
F Ver wijder altijd de sleutel. De sleutel kan niet worden verwijderd als het slot ontgrendeld is.
F
K
lem het kapje op het slot.
F
V
erwijder de beschermkap van de
trekhaakkogel.
F
M
aak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.
F
M
aak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog 4
van de steun.
F
S
teek de stekker van de aanhanger in de
aansluiting en draai de stekker een kwart
omwenteling om hem te koppelen aan de
aansluiting 3
van de steun. F
D
raai de stekker van de aanhanger een kwart
omwenteling en trek hem uit de aansluiting 3
van
de steun.
F
M
aak de kabel van de aanhanger los van het
veiligheidsoog 4
van de steun.
F
M
aak de aanhanger los van de trekhaakkogel.
F
M
onteer de beschermkap op de trekhaakkogel.F
V
er wijder het kapje van het slot en zet het kapje
vast op de kop van de sleutel.
F
S
teek de sleutel in het slot 7.
F
O
ntgrendel het slot met de sleutel.
F
H
oud de trekhaakkogel 5 stevig met één hand
vast; trek aan de draaiknop 6
en draai hem zo
ver mogelijk rechtsom; laat de knop niet los.
Praktische informatie