
45
PEUGEOT Connect Radio
De via de bovenste menubalk
toegankelijke functies zijn in de volgende
tabel weergegeven.
To e t s Aanwijzingen
Uitschakelen van het scherm (zwart
scherm).
Druk op het zwarte scherm of op een
van de menutoetsen om terug te gaan
naar de oorspronkelijke weergave.
Instellen van de lichtsterkte van de
sfeerverlichting van het dashboard.
Selecteren en configureren van de
drie gebruikersprofielen.
Instellingen van het touchscreen en
het digitale instrumentenpaneel.
Activering en configuratie van de
wifi-instellingen.
Instellingen van het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel
To e t s Aanwijzingen
Keuze van de eenheden:
-
t
emperatuur (°Celsius of
°Fahrenheit),
-
a
fstand en brandstofverbruik
(l/100
km, mpg of km/l).
Keuze van de op het touchscreen
en het digitale instrumentenpaneel
weergegeven taal.
Instellen van datum en tijd.
Keuze voor de synchronisering met
het GPS.
Instellen van de scherminstellingen
(tekst scrollen, animaties enz.) en de
helderheid.
Selecteren en configureren van de
drie gebruikersprofielen.
Keuze van het type weer te
geven informatie op het digitale
instrumentenpaneel. Instellingen van het touchscreen en het digitale
instrumentenpaneel
To e t s Aanwijzingen
Instellen van de scherminstellingen
(tekst scrollen, animaties enz.) en de
helderheid.
Keuze van de eenheden:
-
t
emperatuur (°Celsius of
°Fahrenheit),
- a fstand en brandstofverbruik
(l/100 km, mpg of km/l).
Keuze van de op het touchscreen
en het digitale instrumentenpaneel
weergegeven taal.
Instellen van datum en tijd.
Keuze van het type weer te
geven informatie op het digitale
instrumentenpaneel.
1
Instrumentenpaneel

47
Openen van de ruiten
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
F Druk op deze toets.Als een portier of de achterklep niet goed
is gesloten, kan de auto niet goed worden
vergrendeld. Als uw auto echter is uitgerust
met het alarmsysteem, wordt dit na ongeveer
45
seconden volledig ingeschakeld.
Als de auto per ongeluk wordt ontgrendeld en
de portieren en de achterklep gesloten blijven,
wordt de auto na ongeveer 30 seconden
automatisch weer vergrendeld. Als het
alarmsysteem ingeschakeld was, wordt dit
automatisch weer opnieuw ingeschakeld.
Het automatisch inklappen en uitklappen van
de buitenspiegels bij het vergrendelen en
ontgrendelen met de afstandsbediening kan
worden uitgeschakeld door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Supervergrendeling
F Druk binnen vijf seconden nogmaals op deze knop om de
super vergrendeling van de auto in te
schakelen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnenportiergrepen niet.
Ook de toets van de centrale vergrendeling, op
het dashboard, werkt dan niet meer.
Schakel daarom nooit de super vergrendeling in
als er zich iemand in de auto bevindt.
Sluiten van de ruiten en het schuifdak
Let erop dat niets het correcte sluiten van de
ruiten en het schuifdak in de weg staat.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem
de ruiten en/of het schuifdak bij het verlaten
van de auto op een kier wilt laten staan,
moet u
eerst de interieurbeveiliging van het
alarmsysteem uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het alarmsysteem .
gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers enkele
seconden om aan te geven dat:
-
d
e auto volledig of selectief is ontgrendeld bij
uitvoeringen zonder alarmsysteem,
-
h
et alarmsysteem is uitgeschakeld bij de andere
uitvoeringen.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen
door de ontgrendelknop ingedrukt te
houden de ruiten worden geopend tot de
gewenste stand.
Het openen van de ruiten stopt zodra
u
de knop loslaat.
De eerste keer dat op de ontgrendelknop wordt
gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers enkele
seconden om aan te geven dat:
-
d
e auto is vergrendeld bij uitvoeringen zonder
alarmsysteem,
-
h
et alarmsysteem is ingeschakeld bij de andere
uitvoeringen.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ingeklapt. Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem geeft het
gedurende enkele seconden branden van de
richtingaanwijzers tijdens het de tweede keer
indrukken van de vergrendelknop aan dat de
supervergrendeling is ingeschakeld. Als u
de voorportiergreep of de
vergrendelknop op de achterklep
ingedrukt houdt, worden de ruiten
en, afhankelijk van de uitvoering, het
schuifdak gesloten tot u de knop loslaat.
Hierbij wordt ook het zonnescherm van
het schuifdak gesloten.
2
Toegang tot de auto

50
Om de batterij in de elektronische sleutel en
de accu van de auto te sparen worden de
'handsfree' functies in een soort langdurige
stand-by gezet als deze 21 dagen niet zijn
gebruikt. Als u
de functies weer wilt activeren,
druk dan op één van de knoppen op de
afstandsbediening of start de auto met de
elektronische sleutel in de reader.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het starten met het
Keyless entr y and star t -systeem.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
Sluiten van de ruiten en het schuif- /kanteldak
Als u
de voorportiergreep of de vergrendelknop op
de achterklep ingedrukt houdt, worden de ruiten en,
afhankelijk van de uitvoering, het schuifdak gesloten
tot u
de knop loslaat.
Hierbij wordt ook het zonnescherm van het schuifdak
gesloten.
Let erop dat niets het correcte sluiten van de
ruiten en het schuifdak in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich
tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
De richtingaanwijzers gaan enkele seconden
branden om aan te geven dat:
-
d
e auto is vergrendeld bij uitvoeringen zonder
alarmsysteem,
-
h
et alarmsysteem is ingeschakeld bij de andere
uitvoeringen.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels automatisch ingeklapt. Laat omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet
wanneer u
in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
Vuil (vocht, stof, modder, zout…) op de
binnenzijde van de portiergreep kan de
detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde van
de portiergreep met een doek de detectie
niet verbetert, raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Plotseling contact met water (waterstraal,
hogedrukspuit…) kan door het systeem
worden beschouwd als een verzoek de auto te
ontgrendelen.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnenportiergrepen niet.
Ook de toets van de centrale vergrendeling, op
het dashboard, werkt dan niet meer.
Schakel daarom nooit de super vergrendeling in
als er zich iemand in de auto bevindt.
F
D
ruk, als de elektronische sleutel zich in de
detectiezone A bevindt, met een vinger op de
portiergreep (bij de merktekens) van een van
de voorportieren of op de vergrendelknop op de
achterklep (rechts).
De auto kan niet worden vergrendeld als een van
de elektronische sleutels is achtergebleven in het
interieur van de auto.
Toegang tot de auto

61
A.met de elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem,
B. met de knop aan de buitenzijde van de
achterklep;
C. met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep;
D. met de toets op het dashboard;
E. door een 'trapbeweging' te maken onder de
achterbumper.
Openen/Sluiten
F Houd de middelste knop A van de elektronische
sleutel ingedrukt.
of De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep is
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze
acties op een kier gezet.
Als u
op de knop A of B drukt, of als u de
methode E gebruikt, kunt u de de gehele
auto ontgrendelen of alleen de achterklep
ontgrendelen als de selectieve ontgrendeling
van de achterklep is geactiveerd.
Door de achterklep handsfree te sluiten kunt
u
de gehele auto vergrendelen.U kunt het openen of sluiten van de achterklep
op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals op een van deze knoppen of
toetsen drukt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging
weer op een van de knoppen of toetsen drukt,
wordt de beweging omgekeerd.
Handsfree toegang
De functie "Handsfree toegang" kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Zorg er voor dat u
stabiel staat wanneer u de
snelle voetbeweging onder de achterbumper
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet
aan – Kans op brandwonden!
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten: F
D
ruk op de knop B aan de buitenzijde van de
achterklep ter wijl u
de elektronische sleutel bij
u
hebt.
of
F
D
ruk op de knop C aan de binnenzijde van de
achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
D
ruk twee keer kort achter elkaar op de
bedieningsknop D op het dashboard.
of
F
B
edien de achterklep handsfree E door een
snelle trapbeweging te maken onder de
achterbumper ter wijl u
de elektronische sleutel
bij u
hebt.
De actie wordt bevestigd door een geluidssignaal.
2
Toegang tot de auto

68
Zitpositie
Een goede zitpositie tijdens het rijden verbetert uw
comfort en uw veiligheid.
Ook het zicht rondom en de bereikbaarheid van de
bedieningsfuncties zijn erbij gebaat.
Comfortabel zitten
Bepaalde in deze rubriek beschreven
afstelmogelijkheden van de stoelen zijn afhankelijk
van het uitrustingsniveau en het land van verkoop.
Bestuurdersstoel
Stel de stoel uit veiligheidsover wegingen
uitsluitend af als de auto staat geparkeerd.Zet als uw auto is uitgerust met elektrisch
verstelbare stoelen eerst het contact aan om
de stoelen te kunnen verstellen.
Passagiersstoel
Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.De stoelhoogte moet zodanig worden in gesteld dat
uw ogen naar het midden van de voorruit kijken.
De ruimte boven uw hoofd moet ten minste 10
cm
bedragen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel in
lengterichting voor dat u de pedalen volledig kunt
intrappen zonder uw benen geheel te strekken.
De knieruimte dient ten minste 10 cm tot het
dashboard te bedragen om de bedieningselementen
daarop te kunnen bereiken.
Zet de rugleuning zo recht mogelijk; kantel deze
nooit verder dan 25°.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
Stel de lengte van de zitting af zodat uw bovenbenen
goed worden ondersteund.
Stel de lendensteun af op de vorm van uw
wervelkolom.
Stel het stuur zodanig af dat dit ten minste 25 cm
ver wijderd is van uw borstbeen en dat uw armen iets
gebogen zijn.
Het stuur mag het instrumentenpaneel niet aan het
zicht onttrekken. Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.
Zorg bij het verstellen van de stoel in lengterichting
voor een afstand van ten minste 25 cm tot het
dashboard.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
Ergonomie en comfort

70
2. De hoogte van de zitting verstellen
F B eweeg de hendel zo vaak omhoog of omlaag
tot de gewenste hoogte is bereikt.
3 . Hellingshoek rugleuning verstellen
F
D
raai de draaiknop naar voren of naar achteren
tot de gewenste hoek is bereikt.
of
F
T
rek bij een passagiersstoel die in de tafelstand
kan worden gezet aan de hendel en beweeg de
rugleuning naar voren of naar achteren.
4 . De hoogte van de hoofdsteun verstellen
Zie de desbetreffende rubriek.
5 . De lendensteun verstellen
(alleen aan bestuurderszijde)
F
D
raai de draaiknop naar voren of naar achteren
om de mate van steun voor de lendenen in te
stellen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel
niet wordt verhinderd door personen of
voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.Stoelen met AGR-kwaliteitslabel
Aanvullende verstelmogelijkheden
1 . De lengte van de zitting verstellen
F T rek de handgreep naar voren om de zitting te
ontgrendelen en beweeg vervolgens het voorste
deel van de zitting naar voren of naar achteren.
2. Elektrische verstelling van de hoek van de zitting
F
H
oud het voorste of achterste gedeelte van de
schakelaar ingedrukt om het voorste deel van de
zitting omhoog of omlaag te bewegen.
3. Elektrische lendensteunverstelling
Met deze schakelaar kan de lendensteun zowel in
diepte als in hoogte worden ingesteld.
F
H
oud het voorste of het achterste gedeelte van
de schakelaar ingedrukt om de mate van steun
voor de lendenen te vergroten of te verkleinen.
F
H
oud het bovenste of onderste gedeelte van
de schakelaar ingedrukt om de lendensteun te
verhogen of te verlagen.
Voorpassagiersstoel als
tafeltje gebruiken
De rugleuning van de voorpassagiersstoel kan
volledig worden neergeklapt en in die stand worden
vergrendeld.
Als ook de rugleuning van de achterbank is
neergeklapt, is dit een praktische functie voor het
vervoer van lange en grote voorwerpen.
Eerste handelingen:
F
z
et de hoofdsteun omlaag;
F
k
lap het uitklaptafeltje in;
F
s
chuif de stoel volledig naar achteren zodat de
hoofdsteun langs het dashboard kan bewegen;
F
z
et de stoel in de laagste stand;
F
c
ontroleer of er niets in de weg zit bij
het neerklappen van de rugleuning
(veiligheidsgordel, kinderzitje, kleding, tassen…).
Het deactiveren van de passagiersairbag vóór
wordt hierbij aanbevolen.
Ergonomie en comfort

83
Als u de stoelen van de tweede zitrij neerklapt
e n die van de derde zitrij inklapt, ontstaat
er een doorlopende laadvloer tot aan de
achterzijde van de voorstoelen.
Als u
de voorpassagiersstoel in de tafelstand
zet, ontstaat er een doorlopende laadvloer tot
aan het dashboard.
Het neerklappen en rechtop zetten van de
stoelen mag uitsluitend worden uitgevoerd bij
stilstaande auto.
6
plaatsen 4
plaatsen
Functie i-Cockpit Amplify
Met deze functie kunt u twee ambiances voor het
r ijden kiezen.
Beide ambiances worden gekenmerkt door
specifieke instellingen van de uitrustingselementen.
Inhoud van een ambiance Openen van de startpagina van
het systeem i-Cockpit Amplify
Rechtstreeks via deze toets
Via het menu Applicaties
F
Sel
ecteer "i-Cockpit Amplify ".
Activeren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F
S electeer een ambiance: " Relax" of "Boost ".
Afhankelijk van de gekozen instellingen
voor de ambiance worden de verschillende
uitrustingselementen direct geactiveerd.
Deactiveren van een ambiance
Deze ambiances kunt u via het touchscreen aan uw
p ersoonlijke smaak aanpassen.
Een ambiance wordt bepaald door de instellingen
van de volgende uitrustingselementen: -
s
feerverlichting van het interieur,
(inschakelen/uitschakelen en instellen
van de lichtsterkte).
- geluidssfeer,
(selecteren van een vooraf bepaalde instelling
van de equalizer van het audiosysteem).
- parfumeur,
(inschakelen/uitschakelen, selecteren
van de par fumeur en instellen van de
intensiteit van de verspreiding van de
geur).
- meerkeuzemassagefunctie,
(selecteren van de stoel, inschakelen/
uitschakelen, selecteren van het soort
massage en de intensiteit van de massage).
- Driver Sport Pack,
(inschakelen/uitschakelen). Vanaf de startpagina:
F
D ruk op "Ambiance uitschakelen ".
of
F
S
electeer de andere ambiance.
De ambiance wordt automatisch gedeactiveerd bij
het afzetten van het contact.
3
Ergonomie en comfort

85
Sluiten van de ventilatieroosters:
F b uitenste ventilatieroosters: zet de knop in
de middelste stand en beweeg hem zijwaarts
richting het portier.
F
m
iddelste ventilatieroosters: zet de knop in de
middelste stand en beweeg hem zijwaarts naar
u
toe. Gebruiksadviezen voor de ver warming,
ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard niet af;
deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand vijf tot tien minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u
een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank
en vetaanslag). F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren
zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje, om het systeem in per fecte
staat te houden.
F G ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van
een aanhanger op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
6.
Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers.
7. Verstelbare ventilatieroosters met aanjager.
3
Ergonomie en comfort