Page 129 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen1277 inch Colour-Info-DisplayMenu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Raak met een vinger het gewenste
pictogram in het scherm aan.
Raak een pictogram aan om die func‐ tie te selecteren.
Raak 9 aan om naar het bovenlig‐
gende menu terug te keren.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 130.
8 inch Colour-Info-Display Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● door bediening van het aanraak‐ scherm
● via spraakherkenningBediening met toetsenDruk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Verdraai MENU om een menupicto‐
gram of een functie te selecteren, of
om door een submenu te schuiven.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Bediening met aanraakscherm
U schakelt het display in door op X te
drukken. Druk op ; om de thuispa‐
gina te selecteren.
Raak met een vinger het/de gewen‐
ste displaypictogram of functie van
het menu aan.
Scrol met de vinger omhoog of
omlaag door een langere submenu‐
lijst.
Page 130 of 327

128Instrumenten en bedieningsorganenBevestig een gewenste functie of
selectie door deze aan te raken.
Raak q op het display aan om een
menu af te sluiten zonder een instel‐
ling te wijzigen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Valetmodus Sommige functies van het Driver
Information Center en het Info-
Display kunnen voor sommige
bestuurders beperkt zijn. De bagage‐
ruimte wordt vergrendeld en kan niet
worden ontgrendeld.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Boordinformatie
Berichten worden weergegeven op
het Driver Information Center; in
sommige gevallen samen met een
waarschuwing en een geluidstoon.
Druk in het Midlevel-display op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel om een bericht te bevestigen.
Druk in het Uplevel-display op 9 op
het stuurwiel om een bericht te beves‐ tigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
verschijnen mogelijk ook op het
Colour-Info-Display. Sommige
berichten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Page 131 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen129Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer de adaptieve cruise control automatisch uitschakelt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het roetfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
● Als de veiligheidsfunctie van de elektrische achterklep voorwer‐
pen in de bewegingsrichting
detecteert.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijvoorbeeld de stoel‐
verwarming, achterruitverwar‐
ming of andere grootverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Page 132 of 327

130Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen
instellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het betreffende
menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings) ,
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings)
In de bijbehorende submenu’s kunt u de volgende instellingen wijzigen:
Voertuiginstellingen (Vehicle
Settings)
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. max. aanjagersnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Autom. stoelverwarming : De
stoelverwarming wordt automa‐
tisch geactiveerd.
Autom. ontwaseming : Onder‐
steunt het ontvochtigen van de
voorruit door het automatisch
selecteren van de vereiste instel‐
lingen en de automatische airco‐
modus.
Autom. achterruitverwarming : De
achterruitverwarming wordt auto‐ matisch geactiveerd.
● Aanrijdings-/detectiesysteem
Alarm aanrijding met voorligger :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Voorbereiding aanrijding : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in
geval van dreigend aanrijdings‐
gevaar. Het volgende is een
optie: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt
alleen via geluidssignalen of
wordt geheel gedeactiveerd.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder bevestigde trekhaak.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de
Page 133 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen131adaptieve cruise control de auto
op zijn plaats houdt.
Dodehoekwaarschuwing : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Comfortinstellingen
Automatisch ophalen van
geheugen : Verandert de instellin‐
gen voor het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de
elektrische stoelverstelling.
Easy Exit-bestuurdersstoel : Acti‐
veert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoel‐
verstelling.
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert persoon‐
lijke instellingen.
Ruitenwissers met
regendetectie : Activeert of deac‐
tiveert automatisch wissen met
regensensor.
Autom. wissen achter in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakelingachterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
Links of rechts rijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptieve koplampen : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiervergrendeling
Open portier niet vergrendelen :
Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het
contact.Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie. Deze functie
vertraagt het werkelijke vergren‐
delen van de portieren tot alle
portieren gesloten zijn.
● Vergrendelen, ontgrendelen en
starten op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van de auto.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Autom. portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
Afstandsbediening ruiten : Acti‐
veert of deactiveert de werking
Page 134 of 327

132Instrumenten en bedieningsorganenvan de elektrisch bediende ruiten
met de handzender.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergr. : Activeert
of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze
functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. in auto :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingsgeluid wanneer de
elektronische sleutel in de auto blijft.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
● Valetmodus :
Zie handleiding bij het infotain‐
ment.
Persoonlijke instellingen
7" Colour-Info-DisplayDruk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het aanraak‐
scherm.
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐ sche modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐ tisch selecteren van de vereiste
instellingen en de automatische
aircomodus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de
auto in geval van dreigend aanrij‐ dingsgevaar. Het volgende is een
optie: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt
alleen via geluidssignalen of
wordt geheel gedeactiveerd.
Botswaarschuwingssysteem :
Verandert de instellingen van de
frontaanrijdingswaarschuwing.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Page 135 of 327

Instrumenten en bedieningsorganen133Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de adaptieve cruise control de auto
op zijn plaats houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de
elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert persoon‐
lijke instellingen.Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch
wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en wijzigt de duur ervan.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Schakelt om tussen verlichting
voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrende‐
lingsfunctie. Deze functie
vertraagt het werkelijke vergren‐
delen van de portieren tot alle portieren gesloten zijn.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr. deuren : Activeert of deactiveert
de automatische
Page 136 of 327

134Instrumenten en bedieningsorganenhervergrendeling na het ontgren‐
delen zonder de auto te openen.
Ruiten met afstandsbediening :
Activeert of deactiveert de
werking van de elektrisch
bediende ruiten met de handzen‐ der.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de
passieve vergrendelingsfunctie.
Met deze functie wordt de auto na enkele seconden automatisch vergrendeld als alle portieren zijn
gesloten en een elektronische
sleutel uit de auto is verwijderd.
Melding afstandsbed. nog in
voertuig : Activeert of deactiveert
de waarschuwingsgeluid
wanneer de elektronische sleutel
in de auto blijft.
Persoonlijke instellingen
8" Colour-Info-DisplayDruk op ;, selecteer vervolgens het
pictogram INSTELLINGEN .
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Voertuig ● Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatisch ontwasemen :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐ tisch selecteren van de vereiste
instellingen en de automatische
aircomodus.
Automatisch ontwasemen
achter : De achterruitverwarming
wordt automatisch geactiveerd.
● Bots- / detectiesystemen
Waarschuwing botsing voor : De
frontaanrijdingswaarschuwing
wordt geactiveerd of gedeacti‐
veerd.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert
de automatische remwerking van
de auto in geval van dreigend
aanrijdingsgevaar. Het volgende
is een optie: het systeem neemt
de remregeling over, waarschuwt alleen via geluidssignalen of
wordt geheel gedeactiveerd.
Parkeersensor : Activeert of
deactiveert de ultrasoonparkeer‐
hulp. Activering kan worden
geselecteerd met of zonder de
aanhangerkoppeling bevestigd.