Rijden en bediening165● De auto heeft vijf minuten stilge‐staan.
● Er is een probleem met het aandrijvingssysteem.
Verdere vertraging kan worden
bereikt met de flipper voor regenera‐ tief remmen.
Regeneratief remmen 3 168.
Wasstraatmodus (auto uit)
N inschakelen terwijl de auto is uitge‐
schakeld:
1. Schakel de auto uit.
2. Zet de auto in de servicemodus 3 156.
3. Trap het rempedaal in, open het portier en schakel over naar N.
4. De indicator moet nu N aangeven.
Is dit niet het geval, herhaal dan
de procedure.
5. Wanner N niet meer nodig is,
schakelt u over naar P en zet u de
auto uit.Wasstraatmodus (auto aan)
N inschakelen terwijl de auto is inge‐
schakeld:
1. Trap het rempedaal in, open het portier, schakel over naar N.
2. De indicator moet nu N aangeven.
Is dit niet het geval, selecteer N
dan opnieuw.
3. Schakel over naar P wanneer u bij
de auto terugkomt.Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remvertraging
wordt echter alleen bereikt wanneer u
het rempedaal stevig bedient. Hier‐
voor is aanzienlijk meer kracht nodig. De remweg wordt langer. Alvorens de
rit te vervolgen, moet u de hulp van
een werkplaats.
Als de auto is uitgeschakeld,
verdwijnt de rembekrachtiging nadat
het rempedaal een of twee keer is
ingetrapt. De remwerking wordt hier‐
door niet verminderd, maar er is
aanzienlijk meer kracht nodig om het
rempedaal te bedienen. Vooral bij het
slepen hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 82.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐ komt dat de wielen blokkeren.
Rijden en bediening217Gebruik dit product niet als de
behuizing of de autostekker kapot
zijn, of gescheurd of open, of als
er andere tekenen van beschadi‐
ging zijn.
De stekker moet op een geschikte
contactdoos worden aangesloten
die is geïnstalleerd volgens alle
plaatselijke regels en bepalingen.
De stekker die bij het product
wordt geleverd, mag niet worden
gewijzigd. Als de stekker niet in de contactdoos past, laat dan een
correcte contactdoos plaatsen
door een erkend elektricien. Als er
geen aarde is, geven de oplaad‐
kabellampjes aan dat er een
storing in het elektrische systeem
is en is het mogelijk dat de auto
niet wordt opgeladen.
1. Autostekker
2. Beschermkap
3. Statusindicators 4. Stekker voor stopcontact
Lampen status oplaadkabel
Nadat de oplaadkabel is aangesloten, voert deze een snelle zelftest uit.
Controleer de status van de oplaad‐
kabel.
● c licht groen op en d is uit; de
oplaadkabel kan nu de auto opla‐
den.
● c knippert groen en d is uit:
Storing contactdoos/stekker: De oplaadkabel heeft waargenomen dat de contactdoos/stekker over‐verhit is. Gebruik een andere
contactdoos of laat deze contact‐
doos door een erkend elektricien
nakijken. Reset de oplaadkabel
door deze van de contactdoos
los te maken en opnieuw aan te
sluiten.
● c is uit en d knippert rood:
Storing in auto: De onderbreker
voor een storing in het massacir‐ cuit van de oplaadkabel heeft
geschakeld. Controleer of de
oplaadkabel niet fysiek is
beschadigd en of de autostekker
volledig en goed is aangesloten.
Reset de oplaadkabel door deze
van de contactdoos los te maken en opnieuw aan te sluiten. Neem
contact op met een werkplaats
voor een servicebeurt als de
storing blijft.
● c brandt groen en d knippert
rood: storing oplaadkabel: De
oplaadkabel heeft een mogelijk
probleem met de oplaadkabel