•Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijstrook
passeren.
•Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
•Bij het rijden door een tolhek.
•Bij het rijden door lage of smalle poorten, autowasinstallaties of tunnels.
•Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.
•2-wielers, voetgangers, dieren of bomen.
•Wanneer wordt gereden terwijl sommige van de banden buitengewoon versleten zijn.
•(Handgeschakelde versnellingsbak)
Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand wordt
gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
▼ , Q G L F D W L H O D P S M H Y D Q
V W D G V Y H U N H H U U H P D V V L V W H Q W 6 &