Page 25 of 208
KLIMAATREGELING
19)2)
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING/ VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Bedieningselementen
A - Draaiknop voor luchttemperatuur (rood=warm/blauw=koud)
B - Knop luchtrecirculatie
interne luchtrecirculatie
luchttoevoer van buitenaf
22L0F0101C
23
Page 26 of 208

BELANGRIJK Men adviseert de interne luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels, om te voorkomen dat vervuilde
lucht in het interieur komt. Gebruik de functie echter niet langdurig, vooral als er meerdere passagiers aan boord zijn, om
beslagen ruiten te voorkomen.
C - Draaiknop luchtverdeling:
naar het lichaam en de zijruiten
naar het lichaam, de zijruiten en de voeten
alleen naar de voeten
naar de voeten en de voorruit
alleen naar de voorruit
D - Knop voor in-/uitschakeling achterruitverwarming. De led op de knop gaat branden om aan te geven dat de functie is
ingeschakeld.
E- Regelknop ventilatorsnelheid.
OPMERKING Draai de knop naar 0 om de luchtstroom uit de roosters te onderbreken.
F - aan/uit knop compressor klimaatregeling. Druk op de knop om de klimaatregeling in te schakelen; de led op de knop gaat
branden (op die manier kan het interieur snel gekoeld worden).
EXTRA VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Deze inrichting versnelt het verwarmen van het interieur wanneer het erg koud is. De extra verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld nadat de gewenste comfortsituatie is bereikt.
De verwarming schakelt automatisch in als knop A naar het laatste rode gedeelte wordt gedraaid en de ventilator is
ingeschakeld (knop E minimaal naar de 1
estand gedraaid).
De verwarming werkt alleen bij lage buitentemperatuur en lage motorkoelvloeistoftemperatuur. De extra verwarming wordt niet
ingeschakeld als de accuspanning te laag is.
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 27 of 208
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
Bedieningselementen
A - Selectieknoppen voor handmatige luchtverdeling
Door op de knoppen te drukken, kan een van de vijf luchtstroomverdelingspatronen gekozen worden:
luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.
luchtstroom naar de luchtroosters in de beenruimten voor. Wegens de natuurlijke neiging van warmte om zich naar boven
toe te verspreiden, warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel
wordt verkregen.
23L0F0129C
25
Page 28 of 208

+verdeling tussen luchtroosters beenruimten (warmste lucht) en luchtroosters op dashboard (koelste lucht).
+verdeling tussen luchtroosters beenruimten en luchtroosters voorruit/voorste zijruiten. Dit type verdeling biedt een
doeltreffende verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
B - Inschakeling/uitschakeling van de MAX-DEF-functie (snelle ontdooiing/ontwaseming voorruit).
C - In-/uitschakeling compressor van klimaatregeling.
D - Knop voor in-/uitschakeling interne luchtrecirculatie.
E - Inschakeling AUTO-functie (automatische werking klimaatregeling).
F - aan/uit knop achterruitverwarming.
G - Regelknop ventilatorsnelheid.
H - Klimaatregeling aan/uit.
I/L - Instelling temperatuur in het interieur.
OPMERKINGOnder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt aanbevolen het gebruik van de Stop/Startfunctie te
beperken om te voorkomen dat de compressor continu wordt in- en uitgeschakeld, waardoor de ramen snel beslaan en
vochtophoping plaatsvindt, met een onaangename geur in het interieur als gevolg.
BELANGRIJK
19)Het wordt afgeraden de interne luchtrecirculatie in te schakelen bij lage buitentemperaturen, aangezien de ruiten sneller kunnen beslaan.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel R134a dat het milieu niet verontreinigt als het per ongeluk weglekt. Gebruik nooit het koelmiddel R12,
aangezien dit niet compatibel is met de systeemcomponenten.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 29 of 208

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
20)
Deze werkt met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende ongeveer
drie minuten nadat de contactsleutel
naar de stand STOP is gedraaid of
verwijderd is tenzij een van de
voorportieren geopend is.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 24.
A: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten ruit;B: ruit rechtsvoor openen/sluiten;
"continu-automatische" bediening
tijdens openen/sluiten van ruit (voor
bepaalde versies/markten);
C: inschakeling/uitschakeling bediening
achterste zijruiten;
D: openen/sluiten zijruit linksachter (bij
bepaalde versies/markten); “continue
automatische” werking tijdens
openen/sluiten ruit;
E: open/sluiten ruit rechtsachter (voor
bepaalde versies/markten): "continue
automatische" werking tijdens
openen/sluiten van ruit.
Gebruik de toetsen om de gewenste
ruit te openen/sluiten.
Wanneer een van de twee toetsen kort
wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de toets ingedrukt wordt
gehouden, wordt de "continue
automatische" werking zowel voor het
openen als het sluiten geactiveerd
(alleen als de contactsleutel op MAR
staat).
Knelbeveiliging
(voor bepaalde versies/markten)
11)
Dit veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit en grijpt in door
de slag van de ruit te stoppen en,
afhankelijk van de positie van de ruit,
om te keren.De knelbeveiliging is zowel tijdens de
handmatige als de automatische
bediening van de elektrisch bediende
ruiten actief. Wanneer de
knelbeveiliging geactiveerd wordt,
wordt het sluiten van de ruit
onmiddellijk gestopt en de beweging
omgekeerd tot de ruit helemaal
geopend is. Tijdens de omkering van
de beweging kan de ruit op geen
enkele manier bediend worden.
Initialisatie elektrische
ruitbediening
Als de stroomtoevoer tijdens de
beweging van de ruit is onderbroken,
moet de automatische werking van de
elektrische ruit opnieuw geïnitialiseerd
worden.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren en voor elk portier
uitgevoerd worden, zoals hieronder
beschreven:
sluit de te initialiseren ruit volledig
met behulp van de handmatige
bediening;
houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
24L0F0162C
27
Page 30 of 208

BELANGRIJK
20)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
wordt verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
BELANGRIJK
11)Het systeem voldoet aan de
2000/4/EG richtlijn inzake de bescherming
van de inzittenden die uit het interieur
leunen.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)
21)12)
Het grote elektrische schuifdak bestaat
uit twee glazen panelen, een vast
paneel achter en een verstelbaar paneel
voor. Deze panelen zijn voorzien van
twee zonneschermen (voor en achter)
die handmatig verplaatst kunnen
worden. De zonneschermen kunnen bij
gesloten schuifdak in alle standen
worden gezet.
Om de zonneschermen te openen, het
handvat A fig. 25in de richting van de
pijl trekken tot de gewenste stand
wordt verkregen. Ga in omgekeerde
volgorde te werk om de
zonneschermen te sluiten.
Het schuifdak kan alleen bediend
worden als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
Met de bedieningselementen B en C
fig. 25 op de sierlijst van de
plafondverlichting voorin kan het
schuifdak worden geopend/gesloten.
Openen
Druk op toets C en houd deze
ingedrukt om het voorste ruitpaneel in
“spoilerstand” te brengen.Druk nogmaals, langer dan een halve
seconde, op de knop om het schuifdak
automatisch in een tussenstand te
brengen ("Comfortstand").
Druk vanaf de “spoilerstand” nogmaals,
langer dan een halve seconde, op de
knop B om het zonnescherm in de
compleet geopende stand te brengen.
25L0F0152C
28
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 31 of 208

Sluiten
Druk vanuit de volledig geopende stand
op knop B. Druk langer dan een halve
seconde op de knop om het schuifdak
automatisch in de "spoilerstand" te
brengen.
Druk vanaf de spoilerstand nogmaals,
langer dan een halve seconde, op knop
B om het schuifdak automatisch in de
compleet gesloten stand te zetten.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen; wanneer dit gebeurt, treedt
het systeem in werking en wordt de
beweging onmiddellijk omgedraaid.
NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het schuifdak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
verwijder de beschermdop op de
binnenbekleding, tussen de twee
zonneschermen;
neem de meegeleverde inbussleutel
uit de gereedschapshouder in de
bagageruimte of, afhankelijk van de
versie, in het dashboardkastje;
steek de betreffende sleutel in zitting
A fig. 26 en draai hem rechtsom om
het schuifdak te openen of linksom om
het schuifdak te sluiten.INITIALISATIEPROCEDURE
Bij een storing van de automatische
beweging bij het openen/sluiten of een
noodsituatie (zie beschrijving in de
vorige paragraaf), moet de
automatische bediening van het
schuifdak opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
Druk op knop B in de gesloten
stand;
houd de knop B ingedrukt: na
ongeveer 10 seconden gaat het
schuifdak schokkerig dicht. Laat de
knop B los na het schuifdak te hebben
gesloten;
draai de contactsleutel op STOP en
houdt hem daar gedurende 10
seconden;
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
Druk op knop B in de gesloten
stand;
houd de knop B ingedrukt tot het
schuifdak helemaal gesloten is: de
initialisatieprocedure is afgerond;
druk binnen 3 seconden na
afronding van de initialisatieprocedure
nogmaals op de knop B;
houd de knop B ingedrukt: het
schuifdak zal automatisch een volledige
cyclus openen en sluiten uitvoeren:
herhaal de hele procedure vanaf het
begin als dit niet gebeurt;
houd de knop B ingedrukt en wacht
tot het schuifdak helemaal gesloten
is.
BELANGRIJK
21)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten
om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van het schuifdak gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers. Oneigenlijk gebruik van het
schuifdak kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of
iemand kan worden verwond door het
bewegende schuifdak of door voorwerpen
die door het mechanisme worden
meegesleept of geraakt.
26L0F0299C
29
Page 32 of 208

BELANGRIJK
12)Open het schuifdak niet als er sneeuw
of ijs op ligt: risico op beschadiging. Auto's
met een schuifdak kunnen niet worden
voorzien van een imperiaal.
BEDIENINGS-
ELEMENTEN
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"
(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem werkt alleen als de
contactsleutel in de stand MAR staat en
de motor draait. Met de elektrische
stuurbekrachtiging kan de bestuurder
de benodigde kracht voor het
verdraaien van het stuurwiel regelen op
basis van de rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel
wordt gedraaid, is de complete
werking van de stuurbekrachtiging
reeds na enkele seconden beschikbaar.
Inschakelen/Uitschakelen
(CITY-functie)
Druk op de toets CITY (A-fig. 27) om de
functie in te schakelen. Wanneer deze
functie actief is, verschijnt het opschrift
CITY op het instrumentenpaneel.
Wanneer de CITY-functie is
ingeschakeld, draait het stuur erg licht,
waardoor makkelijker kan worden
geparkeerd: daarom is deze functie
bijzonder geschikt voor het rijden in de
stad.Druk nogmaals op de toets om de
functie uit te schakelen.
BELANGRIJK De benodigde kracht
voor het verdraaien van het stuurwiel
kan toenemen bij langdurige
parkeermanoeuvres; dit is een normaal
verschijnsel om te voorkomen dat de
elektromotor van de stuurbekrachtiging
oververhit raakt. In dergelijke gevallen
zijn dus geen reparaties vereist.
Wanneer de auto een volgende keer
weer wordt gebruikt, zal de
stuurbekrachtiging weer normaal
werken.
ECO-FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Houd de knop ECO fig. 28 minstens 5
seconden ingedrukt om de functie in
te schakelen.
27L0F0428C
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG