Page 97 of 208

ZIJAIRBAGS (Zijairbag -
Hoofdairbag)
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van een flankbotsing te
vergroten, is de auto uitgerust met in de
stoel gemonteerde zijairbags (voor
bepaalde versies/markten) en
hoofdairbag (voor bepaalde versies/
markten).
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van het voertuig op
te blazen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht functioneert.
Zijairbags
Deze bestaan uit twee soorten kussens
die zich in de rugleuning van de
voorstoelen bevinden, en fig. 67die de
borst en schouders van de inzittenden
bij middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.Hoofdairbags
De twee gordijnairbags zitten achter de
dakbekleding aan de zijkanten en zijn
afgedekt met speciale
afwerkingselementen fig. 68. Dit type
airbag is ontworpen om het hoofd van
de inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel
zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
Belangrijke informatie
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van het voertuig
(bijv. botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Dit poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met
neutrale zeep en water.
67L0F0203C
68L0F0226C
95
Page 98 of 208

De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Lancia
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet men
het airbagsysteem onwerkzaam laten
maken door het Lancia Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als
een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105)
106)
BELANGRIJK
91)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en
tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.92)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
93)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
94)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
95)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
96)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.97)Als bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, het lampje
niet
gaat branden of tijdens het rijden blijft
branden, dan is er mogelijk een storing in
de veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een botsing of,
in een zeer beperkt aantal gevallen, per
ongeluk geactiveerd worden. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door het
Lancia Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
98)Voor bepaalde versies/markten gaat bij
een storing van het
waarschuwingslampje, hetwaarschuwingslampje branden en
wordt de explosieve lading van de
passagiersairbag uitgeschakeld.
99)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
100)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
101)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Lancia
Servicenetwerk controleren.
96
VEILIGHEID
Page 99 of 208

102)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
103)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, het
waarschuwingslampje
gaat branden voor een paar seconden,
vervolgens als de airbag actief is moet het
doven.104)Het knipperend
waarschuwingslampje geeft een
mogelijke storing van het
waarschuwingslampje
aan. In dat geval
kan het lampjegeen mogelijke
storingen in het airbagsysteem aangeven.
Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Lancia Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
105)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
106)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
97
Page 100 of 208
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN .................... 99
HANDREM ......................................101
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................101
DUAL FUNCTION
SYSTEM-VERSNELLINGSBAK .......102
STOP/START-SYSTEEM .................104
CRUISE CONTROL .........................105
PARKEERSENSOREN.....................106
EEN AANHANGER TREKKEN .........108
TANKEN .........................................109
98
STARTEN EN RIJDEN
Page 101 of 208

DE MOTOR STARTEN
107) 108)34) 35) 36) 37)
Verstel, alvorens de motor te starten, de
stoel, de achteruitkijkspiegels en de
buitenspiegels en maak de
veiligheidsriem correct vast.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand.Voor
0.9 TwinAir versiestrek de handrem
aan en zet de versnellingspook in de
vrijstand of trap het koppelingspedaal
volledig in als een andere versnelling
dan de vrijstand is ingeschakeld;
voor alle versies (behalve 0.9
TwinAir)trap het koppelingspedaal
volledig in, zonder het gaspedaal aan te
raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR:
de lampjes
enop het
instrumentenpaneel gaan branden;
wacht tot de lampjesenuit
gaan;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de stand
AVV zodra het lampje
uit gaat.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig worden vrijgegeven
wanneer de contactsleutel naar de
stand AVV wordt gedraaid. Als de
motor niet bij de eerste poging start,
draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen. Als, met de contactsleutel
in de stand MAR, het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden,
draai de sleutel dan naar STOP en weer
terug naar MAR. Als het lampje blijft
branden, probeer dan met de andere bij
het voertuig geleverde sleutels. Neem
contact op met het Lancia
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
VERSIES MET
VERSNELLINGSBAK
DUAL FUNCTION SYSTEM
109)
Door middel van het systeem kan de
motor gestart worden met zowel een
ingeschakelde versnelling als met
de vrijstand (N). Het rempedaal moet
echter altijd ingetrapt worden als een
andere versnelling dan de vrijstand
is ingeschakeld. Het wordt daarom
aangeraden de versnellingspook in de
vrijstand (N) te zetten voordat de motor
wordt gestart.
99
Page 102 of 208

UITVOERINGEN LPG EN
NATURAL POWER
38)
De motor wordt altijd op benzine
gestart, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
DE MOTOR UITZETTEN
39)
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
de temperatuur in de motorruimte
te laten zakken.
BELANGRIJK
107)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
108)Denk eraan dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet
functioneren tot de motor gestart wordt; er
is derhalve meer kracht nodig voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.109)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
het feit dat de versnellingsbak automatisch
naar de vrijstand is geplaatst, door een
zoemer worden aangegeven.
BELANGRIJK
34)Het knipperen van het lampjegedurende 60 seconden na het
starten of na langdurige startpogingen,
duidt op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
de auto zoals gewoonlijk gebruikt worden,
maar er moet zo snel mogelijk contact
worden opgenomen met het Lancia
Servicenetwerk.
35)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
36)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
37)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.38)De tank moet derhalve altijd voldoende
benzine bevatten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling van
werking op aardgas naar werking op
benzine te garanderen, als er hoge
prestaties vereist zijn.
39)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
100
STARTEN EN RIJDEN
Page 103 of 208

HANDREM
110) 111) 112)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Handrem inschakelen: trek hefboom
A fig. 69 omhoog tot het voertuig
geremd is.
Handrem uitschakelen: trek hefboom
A een stukje omhoog en druk de
ontgrendelingsknop B fig. 69 in;
controleer of het lampje
op het
instrumentenpaneel uit gaat.
BELANGRIJK
110)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
uit het contactslot als de auto wordt
verlaten en neem de sleutel mee.
111)De auto moet geblokkeerd zijn na
enkele klikken van de hendel, als dat niet
het geval is, contact opnemen met het
Lancia Servicenetwerk om te hendel af te
laten stellen.
112)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde
richting als het voertuig op een helling
omhoog is geparkeerd. Als de auto op een
steile helling wordt geparkeerd, blokkeer
de wielen dan met wiggen of stenen.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
113)40)
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook in de
gewenste stand (het schakelschema is
aangegeven op de pookknop fig. 70).
Om bij de versies 0.9 TwinAir 85 pk
en 1.2 8V 69 pk de achteruitversnelling
in te schakelen vanuit de vrijstand, de
ring A fig. 70 die onder de knop zit
omhoog trekken en tegelijkertijd de
pook naar rechts en naar achteren
verplaatsen.
Om bij de versie 1.3 16V MultiJet vanuit
de vrijstand de achteruitversnelling R
in te schakelen, verplaatst u de hendel
naar rechts en vervolgens naar
achteren.
69L0F0074C
70L0F0426C
101
Page 104 of 208

BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
BELANGRIJK Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het rijden
de voet nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
rijstijl als een defect interpreteren.
BELANGRIJK
113)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op de juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang
dat er niets onder het pedaal ligt: let erop
dat de matten vlak liggen en dat ze de slag
van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
40)Rijd niet met de hand op de pookknop
doordat de uitgeoefende druk, hoe licht
ook, na verloop van tijd slijtage van de
interne onderdelen van de versnellingsbak
kan veroorzaken.
DUAL FUNCTION
SYSTEM-
VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan voorzien zijn van een
elektronisch geregelde
handgeschakelde versnellingsbak,
bekend als "Dual FuNction System".
Deze maakt twee schakelprogramma's
mogelijk: MANUAL en AUTO.
VERSNELLINGSPOOK
41)
De versnellingspook fig. 71 is van het
"multistabiele" zwevende type, d.w.z. hij
kan drie stabiele en drie instabiele
standen aannemen.
De drie stabiele standen zijn: vrijstand
(N), achteruit (R) en de middelste stand
tussen de instabiele standen (+) en
(-).De instabiele standen, d.w.z. de
standen die de pook verlaat zodra hij
wordt losgelaten, zijn de standen voor
het aanvragen van een hogere
versnelling (+), een lagere versnelling (-)
en de automatische/handmatige
werking (A/M).
BELANGRIJK Als bij ingeschakelde
motor de stand van de pook niet
overeenkomt met de daadwerkelijk
ingeschakelde versnelling, dan is een
zoemer hoorbaar tot de stand hersteld
is.
HANDMATIGE BEDIENINGTrap het rempedaal in en start de
motor;
als AUTO op het display verschijnt,
de versnellingspook fig. 71 naar A/M
duwen om de HANDMATIGE bediening
in te schakelen;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in;
duw tijdens het rijden de
versnellingspook naar (+) om de
volgende versnelling of naar (-) om een
versnelling terug te schakelen.71L0F0117C
102
STARTEN EN RIJDEN