WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
• Plaats nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumentenpa-
neel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veilig-
heidsgordels niet op de juiste wijze wor-
den gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of uit-
geschakeld (UIT) door de gewenste instelling
te selecteren in het menu van het display in
de instrumentengroep. Voor meer informatie
over het openen van het display in de instru-
mentengroep raadpleegt u de paragraaf "Dis-
play in de instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw instrumentenpaneel leren kennen".
De functie passagiersairbag uitschakelen be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Controlelampje passagiersairbag UIT-
GESCHAKELD (OFF) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Controlelampje passagiersairbag IN-
GESCHAKELD (ON) — een oranje lampje
op de Sport Bar
•
Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem — een oranje lampje in het display
in de instrumentengroepDe controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschakelaar
in de stand START of ON/RUN staat. De ORC
laat het indicatielampje voor het UITSCHA-
KELEN van de passagiersairbag (OFF) en het
indicatielampje voor het INSCHAKELEN van
de passagiersairbag (ON) op de Sport Bar
ongeveer vijf tot acht seconden branden voor
een zelftest wanneer het contact op de stand
Controlelampje passagiersairbag
VEILIGHEID
124
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje op de achter-
bank van een auto met achterbank.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u
naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecterenActie Informatie
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG OFF "
OFF"
(passagiersairbag UIT
- UIT)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was ingeschakeld
(AAN), is de stan-
daardinstelling AAN
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
UIT te selecteren.
Druk op de knop "OK"
op het stuurwiel om
Passenger AIRBAG
OFF
OFF" (passa-
giersairbag UIT -
UIT) te selecteren
Blader omhoog of om-
laag om met "YES" (ja)
te bevestigen
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om "YES" (ja) te se-
lecterenOPMERKING:
Als u deze stap niet
voltooit binnen 1 mi-
nuut, treedt er een
time-out op voor deze
optie en moet de proce-
dure worden herhaald.
VEILIGHEID
126
Actie Informatie
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het
controlelampje Pas-
sagiersairbag UIT
gedurende 4 tot
5 seconden blijft
branden om te beves-
tigen dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
Het controlelampje
Passagiersairbag UIT
blijft continu
branden om de be-
stuurder en de voor-
passagier te laten
weten dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is UITGESCHAKELD
(OFF).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het contro-
lelampje Passagiersairbag UITGESCHAKELD(OFF) op de Sport Bar gaat branden
om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde niet wordt geactiveerd bij
een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Actie Informatie
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecteren
Ga omhoog of omlaag
naar Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN)OPMERKING:
Als de geavanceerde
frontairbag aan pas-
sagierszijde eerder
was uitgeschakeld
(UIT), is de stan-
daardinstelling UIT
en moet de gebruiker
omlaag bladeren om
AAN te selecteren.
Druk op de knop
"OK" op het stuurwiel
om Passenger AIR-
BAG ON “
ON”
(passagiersairbag
AAN - AAN) te selec-
teren
127
5. Als de rijsnelheid hoger is dan 8 km/h
(5 mph), moet de knop ENGINE START/
STOP twee seconden ingedrukt worden
gehouden (of drie keer achtereen kort
worden ingedrukt) om de motor uit te
schakelen. Het contact blijft in de stand
ACC (NIET de stand OFF) als de motor
wordt uitgeschakeld wanneer de trans-
missie niet in de stand PARK staat.
OPMERKING:
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld en het contact gaat in de stand OFF na
30 minuten zonder activiteit als het contact
in de stand ACC of RUN (motor draait niet) is
blijven staan en de versnellingsbak in PARK
staat.
Functies van knop ENGINE START/STOP — rem-
pedaal NIET ingetrapt (in de stand PARK of
NEUTRAL)
De ENGINE START/STOP knop werkt het-
zelfde als een contactslot. Deze heeft drie
standen: OFF, ACC en RUN. Om het contact
in een andere stand te zetten zonder het
voertuig te starten en om de accessoires te
kunnen gebruiken, volgt u de onderstaande
stappen:1. U begint met het contact in de stand OFF.
2. Druk eenmaal op de knop ENGINE
START/STOP om het contact in de stand
ACC te zetten (de instrumentengroep
geeft "ACC" weer).
3. Druk nogmaals op de knop ENGINE
START/STOP om het contact in de stand
RUN te zetten (de instrumentengroep
geeft "ON/RUN" weer).
4. Druk een derde keer op de knop ENGINE
START/STOP om het contact in de stand
OFF te zetten (de instrumentengroep
geeft "OFF" weer).
Automatische handremfunctie
De automatische handremfunctie is een extra
functie voor ondersteuning in het voertuig in
PARK mochten de situaties op de volgende
pagina's optreden. Het is een back-up sys-
teem en is niet de hoofdmethode waarmee de
bestuurder de versnellingsbak in de stand
PARK schakelt.
De omstandigheden waaronder de automati-
sche handremfunctie wordt ingeschakeld
zijn beschreven op de volgende pagina's.
WAARSCHUWING!
• Onoplettendheid van de bestuurder kan
ertoe leiden dat het voertuig niet in de
stand PARK wordt gezet. CONTROLEER
ALTIJD VISUEEL of uw voertuig in de
stand PARK staat door te kijken of er een
stabiel brandende (niet-knipperende)
"P" op het display van de instrumenten-
groep en op de schakelhendel staat. Als
het "P"-indicatielampje knippert, staat
uw voertuig niet in de stand PARK. Trek
als een extra voorzorgsmaatregel altijd
de handrem aan wanneer u het voertuig
verlaat.
• De automatische handremfunctie is een
extra functie. Deze is niet bedoeld om de
noodzaak weg te nemen dat u uw voer-
tuig in de stand PARK moet zetten. Het
is een back-up systeem en is niet de
hoofdmethode waarmee de bestuurder
de versnellingsbak in de stand PARK
schakelt.
STARTEN EN RIJDEN
158
Als de bestuurder de stand PARK inschakelt
tijdens het rijden, kan het voertuig de automa-
tische handremfunctie inschakelen.
De automatische handremfunctie wordtAL-
LEENingeschakeld wanneer de rijsnelheid
1,2 mph (2,0 km/u) of lager is.
Het BERICHT "Vehicle Speed is too High to
Shift to P" (rijsnelheid is te hoog om naar P te
schakelen) verschijnt in de instrumenten-
groep als de voertuigsnelheid hoger is dan
1,2 mph (1,9 km/u).
WAARSCHUWING!
Als de rijsnelheid hoger is dan 1,2 mph
(1,9 km/u), schakelt de transmissie auto-
matisch naar NEUTRAL totdat de rijsnel-
heid daalt tot onder de 1,2 mph (1,9 km/
u). Een voertuig dat in de stand NEUTRAL
wordt gelaten, kan wegrollen. Trek als een
extra voorzorgsmaatregel altijd de hand-
rem aan wanneer u het voertuig verlaat.4WD LOW
De automatische handremfunctie wordt uitge-
schakeld wanneer het voertuig in 4WD LOW
staat.
Het bericht "AutoPark Disabled" (Automati-
sche handremfunctie uitgeschakeld) wordt
weergegeven in de instrumentengroep.
Extra waarschuwingen voor de klant worden
gegeven wanneer aan beide van de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
• Het voertuig staat niet in de stand PARK
• Het bestuurdersportier is open
Het bericht "AutoPark Not Engaged" (Automa-
tische handremfunctie niet ingeschakeld)
wordt weergegeven in de instrumentengroep.
Er blijft een geluidssignaal klinken totdat u
het voertuig in de stand PARK zet of totdat
het bestuurdersportier wordt gesloten.
CONTROLEER ALTIJD VISUEELof uw voertuig in
de stand PARK staat door te kijken of "P" op
het display van de instrumentengroep en op
de schakelhendel staat. Trek als een extra
voorzorgsmaatregel altijd de handrem aan
wanneer u het voertuig verlaat.
Normaal starten — dieselmotor
1. De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL of PARK staan voordat u de motor
kunt starten.
2. Zet het contact in de stand ON.
3. Kijk naar het controlelampje "Wachten
met starten" in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Instrumenten-
groep" in het hoofdstuk "Uw instrumen-
tenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie. Dit zal twee tot tien seconden
gloeien, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje
"Wachten met starten" uitgaat, is de motor
gereed om te worden gestart.
4. Tipstartfunctie (alleen automatische
versnellingsbak)
Druknietop het gaspedaal. Zet het con-
tactslot in de stand START en laat het los.
De startmotor blijft draaien en slaat auto-
matisch af als de motor begint te draaien.
Als de motor niet aanslaat, slaat de start-
motor automatisch binnen 25 seconden
STARTEN EN RIJDEN
160
Voor het activeren van modus STOP/START
AUTO STOP ACTIVE (autostop Stop/Start-
systeem) moet aan het volgende worden vol-
daan:
• Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt in de instru-
mentengroep weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumenten-
groep" in het hoofdstuk "Uw Instrumenten-
paneel leren kennen" voor meer informatie
hierover.
• De rijsnelheid moet lager zijn dan 2 mph
(3 km/u).
• De schakelhendel moet in stand NEUTRAL
staan en het koppelingspedaal moet geheel
losgelaten zijn.
De motor wordt uitgeschakeld,de toerenteller
zakt terug naar de Stop/Start-positie,de mel-
ding "STOP/START AUTO STOP ACTIVE" (au-
tostop Stop/Start-systeem actief) verschijnt
en de luchtuitstroom van het klimaatsysteem
(HVAC) wordt gereduceerd.Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt
Voor het uitschakelen van de motor, contro-
leert het systeem vele veiligheids- en com-
fortvoorwaarden om te controleren of hieraan
is voldaan. In de volgende situaties zal de
motor niet stoppen:
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt.
• De buitentemperatuur is lager dan -12°C
(10°F) of hoger dan 43°C (109°F).
• De werkelijke cabinetemperatuur bedui-
dend afwijkt van de temperatuur die is
ingesteld in het klimaatsysteem.
• Het klimaatsysteem in volle ontwasemings-
modus is.
• De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
• De accu is leeg.
• Tijdens het achteruitrijden.
• De motorkap is geopend.
• De tussenbak staat in 4LO of Neutral• Bestuurdersstoel is niet bezet of het be-
stuurdersportier is geopend.
• De auto bevindt zich op grote hoogte.
• Het voertuig bevindt zich op een steile
helling.
• Versnelling vooruit is ingeschakeld.
• Stuurhoek boven drempelwaarde. (Alleen
ESS-modellen)
• Er is een systeemfout.
• De klimaatregeling is ingesteld op MAX
A/C.
Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het STOP/
START-systeem de status STOP/START
READY (Stop/Start gereed) aanneemt, wan-
neer de omstandigheden extremer zijn dan
hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
Als de schakelhendel in stand NEUTRAL
staat, start de motor wanneer het koppelings-
pedaal wordt ingetrapt (hiervoor hoeft het
pedaal niet volledig te worden ingetrapt). Het
voertuig neemt modus STOP/START SYSTEM
STARTEN EN RIJDEN
180
NOT READY (Stop/Start-systeem niet gereed)
aan totdat de voertuigsnelheid meer bedraagt
dan 8 km/h (5 mph).
Omstandigheden die het automatisch starten
van de motor mogelijk maken in de modus
STOP/START AUTO STOP ACTIVE (autostop stop/
startsysteem actief)
De motor start automatisch wanneer:
• De werkelijke cabinetemperatuur bedui-
dend afwijkt van de temperatuur die is
ingesteld in het klimaatsysteem.
• Het klimaatsysteem in volle ontwasemings-
modus is.
• De duur van modus STOP/START AUTO
STOP ACTIVE (autostop stop/startsysteem
actief) langer is dan 5 minuten.
• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.
• Lage vacuümwaarde van remsysteem, bijv.
na meerdere keren na elkaar remmen.
• Het voertuig sneller rijdt dan 8 km/u
(5 mph).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO of
Neutral gezet.
• Het stuur is voorbij de drempelwaarde ge-
draaid. (Alleen ESS-modellen)
Stop/start-systeem handmatig
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.2. De melding STOP/START OFF (stop/start
uit) verschijnt in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Als het STOP/START-systeem handmatig
is uitgeschakeld, kan de motor alleen wor-
den gestart en gestopt via het contactslot.
5. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen
Druk op de schakelaar STOP/START OFF (in
de rij schakelaars). Het lampje in de schake-
laar dooft.
Raadpleeg voor uitgebreide informatie over
het Stop/Start-systeem de paragraaf "Stop/
Start-systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" van uw instructieboekje.
Schakelaar STOP/START OFF
181
Systeemstoring
Wanneer zich in het STOP/START-systeem
een storing voordoet, zal het systeem de mo-
tor niet uitschakelen. In het display in de
instrumentengroep wordt de melding "SER-
VICE STOP/START SYSTEM” (onderhoud
Stop/Start-systeem) weergegeven. Raad-
pleeg de paragraaf "Display in de instrumen-
tengroep" in het hoofdstuk "Uw Instrumen-
tenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
Als in het display in de instrumentengroep de
melding "SERVICE STOP/START SYSTEM"
wordt weergegeven, moet u het systeem laten
controleren door een erkende dealer.
STOP/START-SYSTEEM —
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE (INDIEN
AANWEZIG)
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneeraan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen, wordt de motor automatisch weer
gestart.
ESS-auto's zijn geüpgraded met een heavy
duty-startmotor, een verbeterde accu en an-
dere motoronderdelen om de extra mo-
torstarts aan te kunnen.
OPMERKING:
Het wordt aanbevolen het Stop/Start-systeem
uit te schakelen tijdens terreingebruik.
Automatische modus
De Stop/Start-functie wordt inge-
schakeld na elke normale mo-
torstart. Op dat moment activeert
het systeem de modus STOP/
START READY (Stop/Start-systeem gereed)
en, wanneer aan alle overige voorwaarden is
voldaan, activeert het vervolgens de modus
STOP/START AUTOSTOP ACTIVE (Autostop
Stop/Start-systeem actief).Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
• Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt weergegeven
op het display in de instrumentengroep in
het gedeelte Stop/Start. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw instrumentenpaneel leren ken-
nen" in het instructieboekje voor meer
informatie.
• Het voertuig moet volledig tot stilstand zijn
gebracht.
• De schakelhendel moet in een vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet zijn
ingetrapt.
De motor wordt uitgeschakeld, de toerentel-
ler gaat naar de nulstand en het controle-
lampje Stop/Start gaat branden om aan te
geven dat autostop is ingeschakeld. De in-
stellingen van de klant blijven gehandhaafd
wanneer de motor weer wordt gestart.
STARTEN EN RIJDEN
182