WAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet
bij draaiende motor. Als de motor draait,
ontstaat er een hoge brandstofdruk. Weg-
spuitende brandstof onder druk kan ern-
stig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-
systeem) om te voldoen aan de zeer strenge
dieselemissienormen van het Environmental
Protection Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitsto-
ten), dat schadelijk is voor onze gezondheid
en het milieu, tot vrijwel nul terug te brengen.
Een kleine hoeveelheid Diesel Exhaust Fluid
(DEF) wordt vóór de katalysator in de uitlaat
gespoten, waar deze na verdamping de smog
veroorzakende stikstofoxiden (NOx) omzet in
onschadelijke stikstof (N2) en waterdamp
(H2O), twee natuurlijke bestanddelen van de
lucht die we inademen. U kunt in uw autorijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezon-
der milieu voor de huidige én komende gene-
raties.
Systeemoverzicht
Dit voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem (Diesel Exhaust Fluid) en een
SCR-katalysator (selectieve katalytische re-
ductie) om te voldoen aan de emissie-eisen.
Het DEF-inspuitsysteem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
• DEF-tank
• DEF-pomp
• DEF-verstuiver
• Elektronisch verwarmde DEF-leidingen
• NOx-sensoren
• Temperatuursensoren
• SCR-katalysator
Het DEF-inspuitsysteem en de SCR-
katalysator zorgen ervoor dat aan de
dieselemissie-eisen wordt voldaan met be-
houd van een uitstekend brandstofverbruik,
rijgedrag, koppel en vermogen.Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor systeem-
berichten en waarschuwingen.
OPMERKING:
• Uw voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem. Af en toe hoort u mogelijk
een klikkend geluid bij stilstand dat onder
de auto vandaan komt. Dit is normaal.
• De DEF-pomp blijft gedurende enige tijd na
het uitschakelen van de motor in werking
om het DEF-systeem door te spoelen. Dit is
de normale werking en het is mogelijk hoor-
baar vanaf de achterkant van de auto.
Opslag van Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Diesel Exhaust Fluid (DEF) wordt beschouwd
als een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Als DEF wordt bewaard bij
temperaturen tussen -12 °C en 32 °C (10
° en 90 °F), is het ten minste één jaar
houdbaar.
STARTEN EN RIJDEN
206
DEF kan bij de laagste temperaturen bevrie-
zen. DEF kan bijvoorbeeld bevriezen bij een
temperatuur van of onder -11° C (12° F). Het
systeem is ontworpen voor gebruik in deze
omgeving.
OPMERKING:
Bij het werken met DEF is het volgende van
belang:
• Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met DEF, moeten DEF compatibel
zijn (kunststof of roestvrij staal). Koper,
messing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij
staal moet worden vermeden, omdat ze
onderhevig zijn aan corrosie door DEF.
• Als DEF wordt gemorst, moet het volledig
worden opgeveegd.
Diesel Exhaust Fluid (DEF) bijvullen
De DEF-meter (op het display in de instru-
mentengroep) geeft het niveau van de DEF
aan die zich nog in het reservoir bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lading, enz.) zijn van invloed op het verbruik
van DEF door uw voertuig.
Vulprocedure DEF
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de juiste vloeistofsoort.
1. Verwijder de dop van de vulopening voor
DEF (in de tankklep).
2. Steek de DEF-adapter / het DEF-
vulpistool in de DEF-vulopening.
Vuldop DEF en vulopening brandstof
1 — Vulopening dieselbrandstof
2 — Vulopening Diesel Exhaust Fluid
(DEF)
207
LET OP!
Deze stappen moeten worden opgevolgd,
om er zeker van te zijn dat de tussenbak in
de neutraalstand (N) staat alvorens het
voertuig achter een camper wordt ge-
sleept, om schade aan inwendige onderde-
len te voorkomen.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand op
een vlakke ondergrond terwijl de motor
draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken knop NEUTRAL
(N) van de tussenbak (deze bevindt zich
bij de modusschakelaar) ingedrukt. Het
lampje achter het N-symbool gaat knippe-
ren om aan te geven dat wordt gescha-
keld. Het lampje stopt met knipperen (en
blijft branden) nadat het schakelen naarNEUTRAAL (N) voltooid is. Het bericht
“FOUR WHEEL DRIVE SYSTEM IN NEU-
TRAL” (vierwielaandrijfsysteem in neu-
traal) verschijnt op het display in de
instrumentengroep.
6. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat het rempedaal gedurende vijf secon-
den los en zorg ervoor dat de auto niet
gaat rollen.9. Houd het rempedaal ingetrapt. Schakel
de transmissie weer naar de stand
NEUTRAL.
10. Trek de handrem stevig aan.
11. Met de transmissie en de tussenbak in
de stand NEUTRAL, houdt u de knop
START/STOP ingedrukt totdat de motor
wordt uitgeschakeld.
12. Zet de schakelhendel in de stand PARK.
Laat het rempedaal los.
13. Druk twee keer op de knop STOP/START
(zonder het rempedaal in te trappen) om
het contact in de stand OFF te zetten.
14. Bevestig het voertuig aan het slepend
voertuig met een geschikte trekhaak.
15. Zet de handrem vrij.
16. Zet de contactschakelaar in de stand
ON/RUN, maar start de motor niet.
17. Controleer of de stuurkolom is
ontgrendeld.
18. Koppel de minkabel van de accu los en
zet hem vast uit de buurt van de minpool
van de accu.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
218
Alleen de medewerker van de alarmcentrale
kan op afstand het gesprek beëindigen en,
indien nodig, de auto terugbellen via het
Emergency Call-systeem. Zodra het gesprek
is beëindigd, kunt u nog steeds contact op-
nemen met de alarmcentrale om extra infor-
matie te geven door nogmaals op de knop te
drukken.
SOS-Emergency Call gebruiken
Houd de SOS-Emergency Call-knop enkele
seconden ingedrukt. De LED naast de SOS-
knop knippert één keer en blijft dan branden
om aan te geven dat de oproep is geplaatst.
OPMERKING:
Er is een vertraging van 10 seconden voordat
het gesprek wordt geplaatst, voor het geval
dat de SOS-Emergency Call-knop per onge-
luk wordt ingedrukt. Het systeem zal een
gesproken waarschuwing geven dat een
noodoproep wordt gedaan. Om de oproep te
annuleren, drukt u de SOS-Emergency Call-
knop nogmaals in.Zodra er verbinding is tussen het voertuig en
de alarmcentrale zal het SOS-Emergency
Call-systeem de volgende belangrijke voer-
tuiginformatie doorgeven aan de alarmcen-
trale:
• Indicatie dat de inzittende een SOS-
Emergency Call heeft gedaan.
• Het chassisnummer (VIN).
• De laatst bekende GPS-coördinaten van het
voertuig.
U kunt vervolgens met de alarmcentrale spre-
ken om te bepalen of extra hulp nodig is.
De SOS-Emergency Call heeft voorrang boven
andere geluidsbronnen. Deze worden ge-
dempt. Als u een telefoon hebt verbonden via
Bluetooth wordt deze losgekoppeld en weer
gekoppeld aan het einde van de SOS-
Emergency Call. Gesproken aanwijzingen be-
geleiden u tijdens de SOS-Emergency Call.
Als er verbinding wordt gemaakt tussen de
alarmcentrale en uw auto, kan de medewer-
ker van de alarmcentrale gesprekken en ge-luiden in uw voertuig opnemen zodra er ver-
binding is. Door gebruik te maken van de
dienst gaat u ermee akkoord dat deze infor-
matie wordt gedeeld.
Beperkingen van het SOS-Emergency Call sys-
teem
Als het contact in de stand RUN wordt gezet,
voert het Emergency Call-systeem een routi-
necontrole uit. Tijdens deze controle brandt
gedurende ongeveer drie seconden een rood
lampje. Dit signaal moet niet worden verward
met een foutmelding. In geval van een storing
blijft het rode lampje branden. Als het SOS-
Emergency Call-systeem een storing detec-
teert, kan het volgende gebeuren op het mo-
ment dat de storing wordt gedetecteerd:
• De LED naast de knop SOS-knop blijft rood
branden.
• Het Emergency Call-systeem wordt gevoed
door zijn eigen niet-oplaadbare batterij om
ervoor te zorgen dat het blijft werken, zelfs
als de accu leeg is of losgekoppeld is.
Wanneer de systeembatterij leeg is, geeft
het display in de instrumentengroep een
speciaal bericht weer, anders dan berichten
223
GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — niet-SRT
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.
In de instrumentengroep wordt het bericht
"Oil Change Required" (olie verversen) weer-
gegeven en er klinkt een geluidssignaal om
aan te geven dat de olie ververst moet wor-
den.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw auto als
de laatste verversingsbeurt langer dan
twaalf maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7500 mijl) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als deze geplande olie-
beurt wordt uitgevoerd door iemand anders
dan uw erkende dealer, kan het bericht wor-
den gereset door de stappen te volgen zoalsbeschreven in de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
Bij elke tankstop
• Controleer het motoroliepeil ongeveer 5 mi-
nuten nadat de volledig warmgedraaide
motor is uitgezet. Controleer het oliepeil als
de auto op een vlakke ondergrond staat. De
meting is dan nauwkeuriger. Vul alleen olie
bij wanneer het oliepeil zich onder het
merkteken ADD of MIN bevindt.
• Controleer het ruitensproeiervloeistofpeil
en vul zo nodig vloeistof bij.
Eens per maand
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Ban-
den rouleren bij de eerste tekenen van
ongelijkmatige slijtage.
• Inspecteer de accu, reinig de poolklemmen
en zet ze zo nodig vast.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en de hoofdremcilinder
en vul zo nodig vloeistof bij.
SERVICE EN ONDERHOUD
258
WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
Zware omstandigheden
†† Ververs de motorolie en vervang het motor-
oliefilter elke 4.500 mijl (7.500 km) of
12 maanden wanneer u uw auto onder een
van de volgende zware omstandigheden ge-
bruikt:
• Ritten met veelvuldig stoppen en optrek-
ken.• Rijden in stoffige omgevingen.
• Korte ritten van minder dan 16 km
(10 mijl).
• Trekken van een aanhanger.
• Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
• Rijden in het terrein of de woestijn.
Gepland onderhoud — SRT
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.Het display in de instrumentengroep geeft
het bericht "Oil Change Required" (olie ver-
versen) weer en er klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de olie ververst moet
worden.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven. Dit betekent dat uw
auto een onderhoudsbeurt nodig heeft. Laat
het onderhoud zo snel mogelijk, binnen
805 km (500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw voertuig
wanneer de laatste verversingsbeurt langer
dan zes maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervallen
voor olieverversing groter zijn dan
10.000 km (6000 mijl) of zes maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
SERVICE EN ONDERHOUD
262
De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als een geplande oliebeurt
wordt uitgevoerd door iemand anders dan uw
erkende dealer, kan het bericht worden gere-
set door de stappen te volgen zoals beschre-
ven in de paragraaf "Display in de instrumen-
tengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" in deze
handleiding.
Bij elke tankstop
• Controleer het motoroliepeil. Raadpleeg de
paragraaf "Motorcompartiment" in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover.• Controleer het ruitensproeiervloeistofpeil
en vul zo nodig vloeistof bij.
Eens per maand
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen.
• Inspecteer de accu, reinig de poolklemmen
en zet ze zo nodig vast.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir, de motorolie en de
hoofdremcilinder en vul indien nodig vloei-
stof bij.
• Controleer de werking van alle lampen en
andere elektrische onderdelen.Bij elke olieverversing
• Motoroliefilter vervangen.
• Remslangen en -leidingen controleren.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
Onderhoudsschema — SRT
Mijl:6000
12.000
18.000
24.000
30.000
36.000
42.000
48.000
54.000
60.000
66.000
72.000
78.000
84.000
90.000
96.000
102.000
108.000
114.000
120.000
126.000
132.000
138.000
144.000
150.000
Of maanden: 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102 108 114 120 126 132 138 144 150
Of kilometer:
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
110.000
120.000
130.000
140.000
150.000
160.000
170.000
180.000
190.000
200.000
210.000
220.000
230.000
240.000
250.000
Motorolie verversen en motoroliefil-
ter vervangen. ††XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
263
WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
Zware omstandigheden
†† Ververs de motorolie en vervang het motor-
oliefilter elke 5.000 km (3.000 mijl) of
3 maanden wanneer u uw auto onder een van
de volgende zware omstandigheden gebruikt:
• Ritten met veelvuldig stoppen en optrek-
ken.
• Rijden in stoffige omgevingen.• Korte ritten van minder dan 16 km
(10 mijl).
• Trekken van een aanhanger.
• Taxi, politie of besteldiensten (gebruik als
bedrijfswagen).
• Rijden in het terrein of de woestijn.
Gepland onderhoud — dieselmotor
Uw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator
voor olieverversing herinnert u eraan dat uw
voertuig een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven. Dit betekent dat uw
auto een onderhoudsbeurt nodig heeft. Om-
standigheden zoals frequente korte ritten,
gebruik van de trekhaak, zeer hoge of lage
omgevingstemperaturen zijn van invloed op
de weergave van het bericht "Oil Change
Required" (olieverversing vereist).
De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als een geplande oliebeurt
wordt uitgevoerd door iemand anders dan uwerkende dealer, kan het bericht worden gere-
set door de stappen te volgen zoals beschre-
ven in de paragraaf "Display in de instrumen-
tengroep" in het hoofdstuk "Uw
instrumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
Motoroliefilter vervangen
Achtergebleven olie in het filterhuis kan uit
het huis lopen wanneer het nieuwe filter
wordt gemonteerd als de achtergebleven olie
niet uit het huis is verwijderd of niet vol-
doende tijd is verstreken zodat de olie terug
kan stromen naar de motor. Bij onderhouds-
werkzaamheden aan het oliefilter van deze
motor moet het filter voorzichtig worden ver-
wijderd en een zuigpistool worden gebruikt
om eventueel in het huis achtergebleven olie
te verwijderen of wacht ongeveer 30 minuten
zodat de olie terug kan stromen naar de
motor.
Om u de beste rijervaring te bieden heeft de
fabrikant een specifiek onderhoudsschema
opgesteld aan de hand waarvan u kunt zorgen
dat uw auto goed en veilig blijft rijden.
267