Achteruitrijlichten
1. Open de achterklep.
2. Gebruik een geschikt gereedschap om het
toegangspaneel voor de lampen aan de
zijkant van de carrosserie te verwijderen,
verwijder het toegangspaneel van de ach-
terklep voor toegang tot de lampen in de
achterklep.
3. Koppel de stekker los door de ontgrende-
ling in te drukken.
4. Verwijder de lamp, vervang deze en zorg
ervoor dat deze stevig vastzit.
5. Sluit de elektrische stekker weer aan.
6. Breng de toegangspanelen weer aan en
zorg ervoor dat ze correct zijn vastgezet.
7. Sluit tot slot de achterklep.
3e remlicht
Het derde remlicht is een LED-lamp. Neem
voor het vervangen contact op met een er-
kende dealer.Kentekenverlichting
De kentekenverlichting heeft LED-lampen.
Neem voor het vervangen contact op met een
erkende dealer.
ZEKERINGEN
WAARSCHUWING!
• Vervang doorgebrande zekeringen uit-
sluitend door exemplaren met dezelfde
ampèrewaarde. Vervang een zekering
nooit door een zekering met een hogere
ampèrewaarde. Vervang een doorge-
brande zekering nooit door een metalen
draad of enig ander materiaal. Plaats
geen zekering in de holte van een
stroomonderbreker of vice versa. Als u
nalaat de juiste zekeringen te gebruiken,
kan dit resulteren in ernstig persoonlijk
letsel, brand en/of schade aan eigen-
dommen.
• Voordat u een zekering vervangt, moet u
ervoor zorgen dat het contact is uitge-
schakeld en dat alle andere services zijn
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
• Als de vervangen zekering opnieuw door-
brandt, neem dan contact op met een
erkende dealer.
• Als een algemene beveiligingszekering
voor veiligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), krachtbronsyste-
men (motorsysteem, versnellingsbak-
systeem) of het besturingssysteem
doorbrandt, dient u contact op te nemen
met een erkende dealer.
Algemene informatie
De zekeringen beschermen elektrische syste-
men tegen een te hoge stroomsterkte.
Als een apparaat niet werkt, moet u het
zekeringselement in de platte zekering con-
troleren op breuk/smelten.
Houd er bovendien rekening mee dat de voer-
tuigaccu leeg kan raken wanneer u aansluit-
contacten gedurende lange tijd gebruikt ter-
wijl de motor uitgeschakeld is.IN GEVAL VAN NOOD/PECH
216
Locatie Maxizekering Patroonzekering Minizekering Omschrijving
F22 – – 20 A geel — benzinemotor
15 A blauw — dieselmotorVermogensregelmodule mo-
tor
F23 – – 30 A groen Roosterverwarming ruit
F24 – – 15 A blauw Voeding elektronische een-
heid automatische trans-
missie
F30 – – 20 A geel (door klant te
kiezen, verplaatsen van
F18)12V aansluitcontact in ba-
gageruimte achter continu
op accu
F81 60 A blauw – – Bloeibougiemodule
F82 – 40 A groen – Verwarming dieselbrand-
stoffilter
F83 – 40 A groen – HVAC-ventilator
F84 – – 30 A groen Voeding aandrijving op alle
wielen
F87 – – 5 A geelbruin Schakelhendel automati-
sche transmissie
F88 – – 7,5 A bruin Verwarmde buitenspiegels
F89 – – 30 A groen Verwarmde achterruit
F90 – – 5 A geelbruin IBS-sensor (laadtoestand
van de accu)
Fxx – – 10 A rood Regelrelais dubbele accu
219
Zekeringhouder nr. 2
Locatie Minizekering Omschrijving
F1 10 A rood Controller buitenverlichting op aanhanger
F5 15 A blauw Controller buitenverlichting verlichting
(bestuurderskant)
F6 15 A blauw Controller buitenverlichting verlichting
(passagierskant)
F7 10 A rood TTM startkabel accuvoeding
Op de steun van de verdeeleenheid zekeringen/
relais in de bagageruimte bevindt zich een
maxizekeringshouder voor de elektrisch be-
diende achterklep en een ATO/Uni-Val zeke-
ringshouder voor het hifi-audiosysteem.
Locatie Maxizekering Omschrijving
F01 30 A groen Elektrisch bediende achterklep
Locatie ATO/Uni-Val-zekering Omschrijving
F02 25 A transparant Hifi-audiosysteem
223
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.
5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het stuurwiel nadat de band is
gerepareerd.
6. Laat de fles met afdichtingsmiddel zo
snel mogelijk vervangen bij uw erkende
dealer. Zie "Fles met afdichtingsmiddel
vervangen".OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
Fles met afdichtingsmiddel vervangen:
1. Ontrol de stroomkabel.
2. Ontrol de slang.
3. Draai de dop van de fles los.
4. Draai de fles omhoog tot deze loskomt.
5. Trek de fles weg van de compressor.
OPMERKING:
• Als u de fles met afdichtingsmiddel terug
wilt plaatsen, volgt u de deze stappen om-
gekeerde volgorde.
• Vervangende flessen met afdichtmiddel
zijn verkrijgbaar bij erkende servicecentra.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met eendraagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
238
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu in uw auto bevindt zich voor in de
motorruimte, achter de linker koplampeen-
heid.
OPMERKING:
De positieve accupool is bedekt met een
beschermkap. Til de dop op om toegang te
krijgen tot de pool.
WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
1. Trek de parkeerrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar in
de stand OFF/LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.3. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF/LOCK
staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
Pluspool van accu
239
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de hulpstartkabel aan op de positieve ac-
cupool(+)van het voertuig met de ontla-
den accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het min-uiteinde(-)van de startka-
bel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van de mas-
sakabel(-)met een geschikt massapunt
op de motor (blootliggend metalen onder-
deel van de ontladen motor van het voer-
tuig), uit de buurt van de accu en het
brandstofinspuitsysteem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van het voertuig met de lege accu.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het min-uiteinde(-)van de start-
kabel los van het massapunt op de motor
van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel de pluskabel(+)van de startkabel
los van de pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
hulpstartkabels moet worden gestart, dient u
de accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten controleren.
Geschikt massapunt op de motor
(voorbeeldmotor afgebeeld)IN GEVAL VAN NOOD/PECH
240
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De procedure voor het tanken in noodgevallen
wordt beschreven in "Brandstof bijvullen met
een jerrycan in noodgevallen". Raadpleeg de
paragraaf "Brandstof tanken" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie
hierover.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting van de motor verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer — zet de keuzehendel in
NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil aan
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald op "H" blijft staan
en u een geluidssignaal hoort, zet de motor
dan onmiddellijk af en neem contact op
voor service.OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
241
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf.
Sleepmethode Wielen LOS van de
grondMODELLEN MET VOORWIELAANDRIJVING (FW) 4X4-MODELLEN
Slepen met alle wielen
op de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Slepen met behulp van
een wiellift of dollyAchterNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Voor OKNIET TOEGESTAAN
Flatbed (autoambu-
lance)ALLE BESTE METHODE ENIGE METHODE
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van het voertuig, nooit aan bumpers of hier-
aan bevestigde beugels. De verkeersvoor-
schriften met betrekking tot het slepen van
voertuigen moeten worden opgevolgd.OPMERKING:
• U moet controleren of de automatische
parkeerremfunctie is uitgeschakeld voordat
u het voertuig sleept, om te voorkomen dat
per ongeluk de elektrische parkeerrem
wordt aangetrokken. De automatische
handremfunctie wordt ingeschakeld of uit-
geschakeld via de door de klant te program-
meren functies in de Uconnect instellin-
gen.
• Bij voertuigen met een lege accu of waar-
van het elektrische systeem is uitgevallen
en de elektrische parkeerrem (EPB) is in-geschakeld, moeten de achterwielen met
behulp van een dolly of krik van de grond
worden getild wanneer het voertuig op een
autoambulance wordt gezet.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan.
Let op: de Safehold-functie schakelt de elek-
tronische handrem in wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend (als de accu is
aangesloten, het contact is ingeschakeld, deIN GEVAL VAN NOOD/PECH
244