TREKKEN VAN EEN AANHANGER
Trekgewichten (maximale aanhangergewichten)
Motor/versnellingsbak Model Frontaal oppervlakMaximaal GTW (toelaatbaar
aanhangergewicht)Maximaal disselgewicht (zie
opmerking)
2.4L/automaat met of zon-
der trekhaaksetFWD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.000 kg (4.409 lbs) 100 kg (220 lbs)
2.4L/automaat met of zon-
der trekhaakset4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.200 kg (4.850 lbs) 110 kg (243 lbs)
3.2L/automaat met of zon-
der trekhaaksetFWD of 4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 2.200 kg (4.850 lbs) 110 kg (243 lbs)
2.0L diesel/hand FWD 3,72 m2 (40 sq ft) 1.800 kg (3.968 lbs) 90 kg (198 lbs)
2.0L diesel/hand 4WD 3,72 m2 (40 sq ft) 1.600 kg (3.527 lbs) 80 kg (176 lbs)
2.0L diesel/automaat 4WD 5,11 m2 (55 sq ft) 2.475 kg (5.456 lbs) 124 kg (273 lbs)
2.0L diesel/automaat4WD met 2-traps verdeel-
bak (4LO)5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
2.2L diesel/automaat 4WD 5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
2.2L diesel/automaat4WD met 2-traps verdeel-
bak (4LO)5,11 m2 (55 sq ft) 2.495 kg (5.500 lbs) 125 kg (276 lbs)
Bij het trekken van een aanhanger mag het technisch toegestane gewicht in volledig beladen toestand niet met meer dan 10% of 100 kg (220 lbs) worden
overschreden, waarbij de laagste waarde geldig is en op voorwaarde dat de snelheid wordt beperkt tot 100 km/u (62 mph) of lager.
Raadpleeg de plaatselijk geldende verkeerswetgeving voor de maximumsnelheid als u een aanhanger en lasten trekt.
De vermelde treklimieten staan voor het maximale trekvermogen van het voertuig bij maximaal toelaatbaar treingewicht en optrekken vanuit stil-
stand op een helling van 12%.
Als de auto wordt gebruikt voor het trekken van een aanhanger, nemen de prestaties af en het brandstofverbruik toe.
181
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
Modellen met voorwielaandrijving
(FWD)Modellen met vierwielaandrijving
(4WD)
Sleepmethode Wielen LOS van de grond
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Slepen met alle wielen op de
grondGEEN
Slepen met behulp van dollyVoor OKNIET TOEGESTAAN
AchterNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK
OPMERKING:
• U moet controleren of de automatische
handremfunctie is uitgeschakeld voordat u
de auto sleept, om te voorkomen dat per
ongeluk de elektrische handrem wordt aan-
getrokken. De automatische handremfunc-
tie wordt ingeschakeld of uitgeschakeld via
de door de klant te programmeren functies
in de Uconnect instellingen.
• Bij het slepen van uw auto dient u zich
altijd aan de geldende lokale verkeersvoor-
schriften te houden. Neem contact op met
een kantoor van de landelijke en provinci-
ale Highway Safety voor meer informatie.Slepen achter een camper — modellen met
voorwielaandrijving (FWD)
Deze autoNIETslepen met alle vier de wielen
op de grond.
Slepen achter een camper (voor modellen
met voorwielaandrijving) is UITSLUITEND
toegestaan als de voorwielenVANde grond
zijn. Dit kan met behulp van een dolly of een
aanhanger plaatsvinden. Volg de volgende
procedure wanneer u een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het slepende
voertuig, volg de instructies van de fabri-
kant van de dolly.2. Rijd de voorwielen op de dolly.
3. Trek de handrem aan. Zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK of
de handgeschakelde versnellingsbak in
een versnelling. Zet de motor af.
4. Zet de voorwielen stevig op de dolly vast,
volg de instructies van de fabrikant van de
dolly.
5. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.
6. Houd het rempedaal ingetrapt.
7. Zet de handrem vrij.
STARTEN EN RIJDEN
182
OPMERKING:
Als u van plan bent uw voertuig langere tijd te
parkeren of te stallen nadat u de velgen
gereinigd hebt met velgenreiniger, moet u
met het voertuig rijden en de remmen gebrui-
ken om de waterdruppels van de onderdelen
van het remsysteem te verwijderen. Deze ac-
tiviteit verwijdert de rode roest van de rem-
schijven en voorkomt trilling van het voertuig
tijdens het remmen.
Dark Vapor Chrome-, Black Satin Chrome- of
Low Gloss Clear Coat-wielen
LET OP!
Als uw voertuig is uitgerust met deze spe-
ciale wielen mag u GEEN wielreinigers,
schurende reinigingsmiddelen of poets-
middelen gebruiken. Deze zullen blijvende
schade aan de afwerking veroorzaken, die
niet wordt gedekt door de standaardgaran-
tie. WAS UITSLUITEND MET DE HAND
MET MILDE ZEEP EN WATER EN EEN
ZACHTE DOEK. Als u dit regelmatig doet,
is dat voldoende om deze afwerking te
verzorgen.
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen)
Het gebruik van sneeuwkettingen vereist vol-
doende ruimte tussen band en wielkast. Volg
deze aanbevelingen op om schade te voorko-
men.
• Sneeuwkettingen moeten qua maatvoering
geschikt zijn voor de auto, zoals aanbevolen
door de fabrikant van de sneeuwketting
• Uitsluitend gebruiken op de voorwielen
• Vanwege de beperkte ruimte, worden de
volgende tractiesysteem aanbevolen:
Modellen met voorwielaandrijving (FWD)
• Originele banden met maat 225/60R17 en
225/55R18 zijn niet geschikt voor sneeuw-
kettingen.
• Het gebruik van 7-mm sneeuwkettingen is
toegestaan bij gebruik van 215/
60R17 banden op wielmaat 17 x
7.0 ET41.
Niet-Trailhawk-modellen met vierwielaandrij-
ving (4WD) zonder een tweetraps verdeelbak
• Originele banden met maat 225/60R17 en
225/55R18 zijn niet geschikt voor sneeuw-
kettingen.• Het gebruik van 9-mm sneeuwkettingen is
toegestaan bij gebruik van 215/
60R17 banden op wielmaat 17 x
7.0 ET41.
Niet-Trailhawk-modellen met vierwielaandrij-
ving (4WD) met een tweetraps verdeelbak
• Het gebruik van 7-mm sneeuwkettingen is
toegestaan bij gebruik van 225/60R17 en
225/55R18 banden.
Trailhawk-modellen met vierwielaandrijving
(4WD)
• Het gebruik van 9-mm sneeuwkettingen is
toegestaan bij gebruik van 225/
65R17 banden op wielmaat 17 x
7.5 ET31.
LET OP!
• Uitsluitend gebruiken op de voorwielen
• Er kan schade ontstaan aan modellen
met voorwielaandrijving (FWD) als er
sneeuwkettingen of tractiehulpmidde-
len worden gebruikt bij de originele ban-
den.
257
LET OP!
• Er kan schade ontstaan aan modellen
met vierwielaandrijving (4WD) zonder
krachtafnemereenheid met twee toeren-
tallen als er sneeuwkettingen of tractie-
hulpmiddelen worden gebruikt bij de
originele banden.
• Er kan schade ontstaan aan Trailhawk-
modellen met vierwielaandrijving (4WD)
als er sneeuwkettingen of tractiehulp-
middelen worden gebruikt bij de origi-
nele banden.
WAARSCHUWING!
Het gebruik van verschillende bandenma-
ten en -typen (M+S, winterbanden) tussen
de voor- en achteras kan leiden tot onvoor-
spelbaar weggedrag. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een aanrij-
ding kunnen veroorzaken.
LET OP!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht om schade aan de auto of de
LET OP!
banden te voorkomen:
• Door de beperkte ruimte voor sneeuw-
kettingen tussen de banden en andere
onderdelen van de wielophanging, is het
belangrijk uitsluitend kettingen te ge-
bruiken die in goede staat verkeren. Ge-
broken sneeuwkettingen kunnen ern-
stige schade veroorzaken. Zet de auto
onmiddellijk stil als u een geluid hoort
dat zou kunnen wijzen op kettingbreuk.
Verwijder eerst de beschadigde onderde-
len van de ketting voordat u deze weer
gebruikt.
• Breng de ketting zo strak mogelijk aan
en trek hem opnieuw strak nadat u
0,8 km (0,5 mijl) hebt gereden.
• Rijd niet sneller dan 48 km/u (30 mph).
• Rijd voorzichtig en vermijd scherpe
bochten en oneffenheden, vooral als de
auto zwaar beladen is.
• Rijd niet langdurig op een droog wegdek.
• Houd u aan de instructies van de fabri-
kant van de sneeuwketting voor de juiste
wijze van installatie, de rijsnelheid en de
gebruiksvoorwaarden. Houd u aan de
LET OP!
rijsnelheid die de fabrikant van de
sneeuwkettingen aanbeveelt, mits deze
lager is dan 48 km/u (30 mph).
• Gebruik geen sneeuwkettingen op een
compact reservewiel.
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden
De voorbanden en de achterbanden van uw
voertuig werken onder verschillende belastin-
gen en vervullen verschillende stuur-,
stabiliteits- en remfuncties. Hierdoor slijten
de voor- en achterbanden onevenredig.
Dit effect kunt u verminderen door de banden
onderling te rouleren. De voordelen van rou-
leren zijn het grootst bij grove profielen, zoals
het profiel van terreinbanden. Rouleren zorgt
voor een langere levensduur van de banden
en geeft langere tijd goede grip in modder,
sneeuw en op een nat wegdek. Bovendien
draagt rouleren bij aan de rijeigenschappen.
SERVICE EN ONDERHOUD
258
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen. De oorzaken van snelle of onge-
wone slijtage moeten verholpen worden
voordat u de banden rouleert.
De aanbevolen roulatiemethode voor voor-
wielaandrijving (FWD) is kruislings naar vo-
ren, zoals in de volgende afbeelding is weer-
gegeven. Dit roulatiepatroon geldt niet voor
bepaalde richtinggebonden banden, waarvan
de draairichting niet mag worden omge-
draaid.De aanbevolen roulatiemethode voor vierwiel-
aandrijving (4WD) is kruislings naar achte-
ren, zoals in de volgende afbeelding is
weergegeven.
LET OP!
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden
van hetzelfde type zijn en dezelfde maat
en omtrek hebben. Een verschil in ban-
denmaat kan schade aan de verdeelbak
veroorzaken. Het schema voor rouleren van
de banden moet worden aangehouden, om
gelijkmatige bandenslijtage te waarbor-
gen.
HET VOERTUIG STALLEN
Als het voertuig langer dan een maand stil
moet blijven staan, neem dan de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht:
• Parkeer uw voertuig op een bedekte, droge
en zo mogelijk geventileerde plaats met de
ramen een klein stukje open.
• Controleer of de elektrische parkeerrem
niet is ingeschakeld.
• Koppel de negatieve (-) aansluiting los van
de accupool en zorg ervoor dat de accu
volledig is opgeladen. Tijdens de stalling
controleert u de acculading eens per kwar-
taal.
• Indien u niet de accu loskoppelt van het
elektrische systeem, controleert u de accu-
lading iedere 30 dagen.
• Reinig en bescherm de gelakte delen door
het aanbrengen van beschermende was.
• Reinig en bescherm glimmende metalen
onderdelen door het aanbrengen van be-
schermende was.
Banden rouleren bij voorwielaandrijving
(FWD)
Banden rouleren bij vierwielaandrijving
(4WD)
259