6-39
Wat te doen in een noodgeval
6
De Tire Mobility Kit is niet ontworpen
of bedoeld voor een permanente
reparatie van een band en mag maar
voor 1 band gebruikt worden. Deze
handleiding laat u stap voor stap zien
hoe u op een eenvoudige en
betrouwbare manier een lekke band
kunt repareren. Lees het hoofdstuk
'Aanwijzingen voor een veilig gebruik
van het Tire Mobility Kit'.Aanwijzingen voor een veilig
gebruik van de Tire Mobility Kit
• Breng uw auto tot stilstand op eenveilige plaats, zodat u bij het
werken met het TMK niet
gehinderd wordt door het
passerende verkeer.
• Activeer de parkeerrem, ook als de auto tamelijk horizontaal staat,
zodat de auto niet in beweging kan
komen.
• Gebruik de Tire Mobility Kit uitsluitend voor het repareren en
op spanning brengen van
personenautobanden. Alleen
lekken in het loopvlak van de band
kunnen met de Tire Mobility Kit
worden gerepareerd.
• Verwijder het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt - spijkers,
schroeven enzovoort - niet uit deband.
• Gebruik de Tire Mobility Kit in het belang van uw eigen veiligheid niet
wanneer het wiel en de velgbeschadigd zijn. • De Tire Mobility Kit kan mogelijk
niet effectief worden gebruikt
wanneer het lek groter is dan ca. 6mm.
We adviseren u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als de band niet
gerepareerd kan worden met deTire Mobility Kit.
• Gebruik de Tire Mobility Kit niet wanneer de band ernstigbeschadigd is doordat er te lang is
gereden met een lekke band ofmet een te lage bandenspanning.
• Verwijder het voorwerp dat het lek heeft veroorzaakt - spijkers,
schroeven enzovoort - niet uit deband.
• Laat de motor draaien als de auto in een niet-afgesloten ruimte staat.
Anders kan het gebruik van de compressor er uiteindelijk toe
leiden dat de accuspanning te verdaalt.
• Verlies de Tire Mobility Kit tijdens het gebruik niet uit het oog.
Gebruik het TMK niet bij een
band die ernstig beschadigd is
door het te lang blijven rijdenmet de lekke band of door het te
lang blijven rijden met een te
lage bandenspanning. Alleen lekken in het loopvlak
van de band kunnen met het
TMK worden gerepareerd.
WAARSCHUWING
6-40
Wat te doen in een noodgeval
• Laat de compressor niet langerdan 10 minuten achter elkaar
draaien, omdat hij anders
oververhit kan raken.
• Gebruik de Tire Mobility Kit niet bij een buitentemperatuur lager
dan -30°C.
• Spoel als uw huid in contact met de bandenreparatievloeistof is gekomen
de desbetreffende plek af met veel
water. Roep medische hulp in als de
irritatie aanblijft.
• Spoel uw ogen minimaal 15 minuten als er bandenreparatievloeistof in uw
ogen is terechtgekomen. Roep
medische hulp in als de irritatie
aanblijft.
• Spoel uw mond en drink veel water indien u bandenreparatievloeistofheeft ingeslikt.Geef echter niets te
drinken aan een bewusteloze persoonen roep direct medische hulp in.
• Langdurige blootstelling aan de bandenreparatievloeistof kan
lichamelijke schade veroorzaken,
bijvoorbeeld aan de nieren. 1. Snelheidsbeperkingslabel
2. Fles dichtmiddel en label met
snelheidsbeperking
3. Vulslang van fles dichtmiddel naar band
4. Voedingskabel voor directe aansluiting op de accu 5. Houder voor de fles dichtmiddel
6. Compressor
7. AAN/UIT-schakelaar
8. Drukmeter voor de banden-
spanning
9. Knop om de bandenspanning te verlagenComponenten van het Tire Mobility Kit (TMK)
ODE067044
6-42
Wat te doen in een noodgeval
4. Schroef de ventieldop van dedefecte band los en schroef de
vulslang (3) van de fles
bandenreparatievloeistof op het
ventiel.
5. Steek de aansluiting van decompressor (4) in de 12V-
aansluiting van de auto.
Gebruik voor het aansluiten van
het aansluitsnoer alleen de 12V-
aansluiting aan voorpassagiers-
zijde. 6. Zet het contact in stand ON, zet
de compressor aan en laat decompressor gedurende 5 - 7
minuten lopen, zodat de band totde juiste spanning met
bandenreparatievloeistof wordt
gevuld. (Raadpleeg "Banden enwielen" in hoofdstuk 8.) De
bandenspanning na het vullen van
de band is niet belangrijk; deze
wordt later gecontroleerd/
gecorrigeerd.
Let er bij het vullen van de band op dat de maximale spanning niet
wordt overschreden en bewaartijdens het vullen afstand tot deband.
AANWIJZING
Sluit de vulslang voor de
bandenreparatievloeistof goed
aan op het ventiel. Wanneer dit
niet gebeurt, kan de banden-
reparatievloeistof terugvloeien
waardoor de vulslang verstoptkan raken.
OPMERKING
OOS067011
OOS067014
Bandenspanning Rijd niet met de auto wanneer
de bandenspanning lager is dan
(200 kpa) 29 PSI. Hierdoor kande bandenspanning plotseling
wegvallen, waardoor een
ongeval zou kunnen ontstaan.
OPMERKING
6-43
Wat te doen in een noodgeval
6
7. Schakel de compressor uit.
8. Verwijder de vulslang van de flesdichtmiddel en het ventiel van de band.
Berg de Tire Mobility Kit weer op zijn
oorspronkelijke positie in de auto op.Het dichtmiddel verdelen
9. Rijd onmiddellijk ongeveer 7 - 10 km (of ongeveer 10 minuten)
met de auto, zodat hetafdichtingsmiddel gelijkmatig in de
band wordt verdeeld.
Rijd niet harder dan 80 km/h. Rijd indien mogelijk niet langzamer dan20 km/h.
Als u tijdens het rijden ongewone
trillingen opmerkt, een abnormaal
rijgedrag ervaart of bijgeluiden hoort,
verlaag dan uw snelheid en rijd
voorzichtig verder totdat u de auto op
een veilige plaats tot stilstand kuntbrengen. Roep hulp in of laat de auto
wegslepen.
Controleren van de bandenspanning
1. Stop, nadat u ongeveer 7 - 10 km (of ongeveer 10 minuten) hebt
gereden, op een veilige plaats.
Koolmonoxide
Laat de motor niet gedurende
langere tijd lopen in een slecht
geventileerde ruimte.
Hierdoor kunt u koolmonoxi-
devergiftiging oplopen, meternstig letsel of de dood tot
gevolg.
WAARSCHUWING
OLMF064106
OIGH067043
OOS067011
6-44
Wat te doen in een noodgeval
2. Sluit slang (3) van de compressoraan op het ventiel van de band.
3. Steek de aansluiting van de compressor in de 12V-aansluiting
van de auto.
4. Breng de band op de aanbevolen spanning.
Schakel het contact in en ga dan
als volgt te werk.
- De bandenspanning verhogen: Schakel de compressor uit.
Schakel de compressor even uitom de huidige bandenspanning
-
sinstelling te controleren.
- De bandenspanning verlagen: Druk knop (9) op de compressor in.
Gebruik de compressor niet
langer dan 10 minuten, omdat het
apparaat anders oververhit raakt
en beschadigd kan raken. Informatie
De manometer kan een hogere waarde
dan de werkelijke waarde aangeven
als de compressor draait. Om de juiste
waarde te kunnen aflezen, moet de
compressor worden uitgescha-keld.
Informatie
Draai bij het plaatsen van de
gerepareerde band met velg op de
auto de wielmoeren aan met 11 - 13
kgm (79 - 94 lbf.ft).
i
i
AANWIJZING
De bandenspanning moet ten
minste 220 kPa (32 psi) zijn. Rijd
niet verder als dat niet het geval
is. Roep in dat geval hulp in.
WAARSCHUWING
Rijd opnieuw een stukje als de
band niet op spanning blijft.
Volg de aanwijzigen in 'Het
dichtmiddel verdelen'. Herhaaldan de stappen 1 tot en met 4.
Het IMS kan mogelijk niet
gebruikt worden bij
bandbeschadigingen groter dan
ongeveer 4 mm.
We adviseren u contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als de band
niet gerepareerd kan worden
met de Tire Mobility Kit.
OPMERKING
Bandenspanningssensor
(indien uitgerust met TPMS)
Het afdichtingsmiddel op de bandenspanningssensor en
velg moet worden verwijderdwanneer de band door een
nieuw exemplaar wordt
vervangen en de bandenspan-ningssensoren moeten door
een officiële HYUNDAI-dealer
worden gecontroleerd.
OPMERKING
6-49
Wat te doen in een noodgeval
6
Uw auto is uitgerust met een
nooduitrusting waarmee u kunt
inspelen op noodsituaties.
Brandblusser
Als er sprake is van een kleine brand
en u weet hoe u de brandblusser
moet gebruiken, volg dan zorgvuldigonderstaande stappen.
1. Fles dichtmiddel en label met Trekde veiligheidspen aan de
bovenkant van de brandblusser,
die voorkomt dat de hendel per
ongeluk ingedrukt wordt, los.
2. Richt de straalpijp op de basis van de vlammen.
3. Ga op ongeveer 2,5 m van het vuur staan en knijp de hendel
dicht om de blusser te activeren.Als u de hendel loslaat, stopt het
blussen.
4. Beweeg de straalpijp heen en weer richting de basis van de
vlammen. Kijk zorgvuldig of hetvuur echt gedoofd is omdat het
weer op kan laaien.
Eerstehulpset
De EHBO-set bevat spullen voor het
verlenen van eerste hulp, zoals een
schaar, verband en pleisters.
Gevarendriehoek
Plaats de gevarendriehoek op de
weg om naderend verkeer te
waarschuwen als de auto door
problemen tot stilstand is gekomen
langs de kant van de weg.
Bandenspanningsmeter
(indien van toepassing)
Het is normaal dat banden wat lucht
verliezen tijdens dagelijks gebruik en
het is mogelijk dat u regelmatig wat
lucht moet toevoegen. Meestal duidt
dit niet op een lekke band, maar op
normale slijtage. Controleer de
bandenspanning altijd bij koudebanden, omdat de bandenspanning
bij een hogere temperatuurtoeneemt. Neem de volgende stappen om debandenspanning te controleren:
1. Draai de ventieldop, die zich op de
velg van de band bevindt, los.
2. Houd de bandenspanningsmeter aangedrukt op het ventiel. Bij het
plaatsen van debandenspanningsmeter ontsnapt
er wat lucht en als de meter niet
goed aangedrukt wordt, ontsnapt
er nog meer.
3. De bandenspanningsmeter wordt geactiveerd wanneer u deze
stevig en zonder lucht te laten
ontsnappen aandrukt.
4. Lees de bandenspanning af op de meter om te weten te komen of de
bandenspanning laag of hoog is.
5. Breng de band op de voorgeschreven spanning. Zie
“Banden en velgen” in hoofdstuk8.
6. Plaats de ventieldop.
NOODUITRUSTING (INDIEN VAN TOEPASSING)
7
Onderhoud
7
Onderhoud
Motorruimte ............................................................7-3
Onderhoudswerkzaamheden ................................7-4Verantwoordelijkheid van de eigenaar ........................7-4
Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud
uitgevoerd door eigenaar................................................7-4
Door de eigenaar uit te voeren
onderhoudswerkzaamheden ................................7-5 Schema voor door de eigenaar uit te
voerenonderhoudswerk-zaamheden ...........................7-6
Uitleg bij onderhoudsschema ...............................7-7
Motorolie ...............................................................7-10 Motoroliepeil controleren (benzinemotor) ...............7-10
Motorolie verversen en filter vervangen..................7-12
Koelvloeistof .........................................................7-12 Controleren van het koelvloeistofpeil........................7-12
Vervangen van de koelvloeistof ..................................7-14
Rem-/koppelingsvloaeistof ................................7-15 Controle van niveau rem-/koppelingsvloeistof .......7-15
Ruitensproeiervloeistof.......................................7-16 Ruitensproeiervloeistofniveau controleren ..............7-16
Parkeerrem ...........................................................7-17 Controleer de parkeerrem ............................................7-17
Luchtfilter .............................................................7-17 Filter vervangen ..............................................................7-17 Interieurfilter ........................................................7-18
Controle filter .....................................................................718
Filter vervangen ..............................................................7-18
Ruitenwisserbladen ..............................................7-19 Controle bladen ...............................................................7-19
Vervangen van bladen ...................................................7-20
Accu .......................................................................7-22 Voor een optimale werking van de accu...................7-23
Accucapaciteitsticker .....................................................7-24
Accu opladen ....................................................................7-24
Te resetten onderdelen .................................................7-26
Banden en velgen ................................................7-26 Aandacht voor de banden ............................................7-27
Aanbevolen bandenspanning bij koude banden .....7-27
Bandenspanning controleren .......................................7-28
Wielen verwisselen .........................................................7-29
Wielen uitlijnen en balanceren ....................................7-29
Banden vervangen ..........................................................7-30
Velgen vervangen............................................................7-31
Grip .....................................................................................7-32
Onderhoud van banden .................................................7-32
Informatie op de wang van de band ..........................7-32
Banden met een kleine hoogte-/
breedteverhouding ..........................................................7-35
7
7-6
Onderhoud
Schema voor door de eigenaar
uit te voerenonderhoudswerk
-
zaamheden
Bij het tanken:
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het koelvloeistofpeil inhet koelvloeistofreservoir.
• Controleer het niveau van de ruitensproeiervloeistof.
• Controleer of de bandenspanning in orde is.
Tijdens het rijden:
• Let op veranderingen in hetuitlaatgeluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
• Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen
niet zwaarder gaat, of het stuurwiel
geen speling vertoont en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
• Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte
weg.
• Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant
trekken, een grotere slag van hetrempedaal of een moeilijk in te
trappen rempedaal.
• Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt, het niveau
van de automatische-
transmissievloeistof.
• Controleer de werking van stand P (parkeren) van de Double clutch-
transmissie.
• Controleer de werking van de parkeerrem. • Controleer onder uw auto op
lekkage (tijdens of na het gebruik
van de airconditioning kan er een
plasje water onder uw auto
ontstaan; dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
• Controleer het koelvloeistofniveauin het expansievat.
• Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief
de remlichten, richtingaanwijzers
en alarmknipperlichten.
• Controleer de bandenspanning van alle banden inclusief het
reservewiel, controleer de
profieldiepte van de banden encontroleer de banden opongelijkmatige slijtage enbeschadigingen.
• Controleer of de wielmoeren vastzitten.
Wees voorzichtig bij het
controleren van het
koelvloeistofpeil wanneer de
motor warm is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten
spuiten en kunt u ernstige
brandwonden of ander letseloplopen.
WAARSCHUWING