
5-8
Rijden met uw auto
Standen contact
Stand
contactActieOpmerkingen
LOCK
Om het contact in stand LOCK te zetten, moet de sleutel in stand
ACC worden ingedrukt en vervolgens naar stand LOCK worden
gedraaid.
Als het contact in stand LOCK staat, kan de contactsleutel worden
verwijderd.
Het stuurslot beschermt de auto tegen diefstal (indien van toepassing).
ACC
Bepaalde elektrische accessoires kunnen worden gebruikt.
Het stuurslot ontgrendelt.Draai het stuurwiel iets naar links en naar
rechts om het contact gemakkelijker in stand
ACC te kunnen zetten als het verdraaien
van de contactsleutel moeilijk gaat.
ON
Dit is de normale stand waarin het contact staat nadat de motor
gestart is.
Alle systemen en accessoires kunnen worden gebruikt.
De waarschuwingslampjes kunnen worden gecontroleerd als u
het contact van stand ACC in stand ON zet.Laat het contact niet in stand ON staan als
de motor niet draait, om te voorkomen dat
de accu leegraakt.
STARTDraai de contactsleutel in stand START om de motor te starten.
Als u de sleutel loslaat keert hij terug naar stand ON.De startmotor draait totdat u de sleutel loslaat.

5-9
Rijden met uw auto
5
Starten van de motor Starten van de benzinemotor
Auto met handgeschakelde
transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem isgeactiveerd.
2. Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
3. Trap het koppelingspedaal en het rempedaal in.
4. Draai de contactsleutel in stand START. Houd de sleutel in deze stand (maximaal 10 seconden)
totdat de motor aanslaat. Laat de
sleutel vervolgens los. Auto met Double clutch-transmissie:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat.
3. Trap het rempedaal in.
4. Draai de contactsleutel in stand START. Houd de sleutel in deze stand (maximaal 10 seconden)
totdat de motor aanslaat. Laat de
sleutel vervolgens los.
•Draag altijd geschikte
schoenen tijdens het rijden.
Ongeschikte schoenen, zoals
hoge hakken, skischoenen,
sandalen, teenslippers, enz.
kunnen het bedienen van het
rempedaal, het gaspedaal en
het koppelingspedaalbemoeilijken.
•Start de auto niet terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen,wat kan leiden tot een
ongeval.
•Wacht totdat het
motortoerental normaal is. Deauto kan plotseling in
beweging komen als het
rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
WAARSCHUWING

5-10
Rijden met uw auto
Informatie
• Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien.
Ga rijden met gematigde motor-
toerentallen. (Vermijd krachtig
accelereren en decelereren.)
• Trap altijd het rempedaal in bij het starten van de motor. Trap niet op
het gaspedaal bij het starten van de
motor. Laat de motor niet met een te
hoog toerental draaien om hem op
bedrijfstemperatuur te brengen. Om schade aan de auto te
voorkomen:
• Houd de contactsleutel niet
langer dan 10 seconden in stand
START. Wacht 5 tot 10 seconden
alvorens u een nieuwe
startpoging waagt.
• Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.
Anders raakt de startmotor
mogelijk beschadigd.
• Als het veilig is met het oog op het overige verkeer, kunt u deselectiehendel tijdens het rijden
in stand N zetten en kunt u de
motor opnieuw proberen te
starten door het contact in stand
START te draaien.
• Probeer de motor niet te starten door de auto aan te duwen ofaan te slepen.Toets Engine Start/Stop
(indien van toepassing)
Wanneer het voorportier wordt
geopend, gaat de verlichting van de
startknop branden. 30 seconden
nadat het portier gesloten is, gaat de
verlichting uit.
AANWIJZINGi
OOS057001

5-31
Rijden met uw auto
5
4. Steek gereedschap (bijv. eensleufkopschroevendraaier) in de
opening en druk dit naar beneden.
5. Beweeg de selectiehendel terwijl de schroevendraaier naar
beneden gedrukt wordt.
6. Verwijder het gereedschap uit de opening voor het uitschakelen van
de schakelblokkering en plaats
het afdekkapje.
7. Trap het rempedaal in en start vervolgens de motor.
We adviseren u het systeem direct te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als u de
schakelblokkering ongedaan heeft
moeten maken.
Sleutelblokkeersysteem (indien van toepassing)
De sleutel kan alleen uit het
contact worden genomen als deselectiehendel in stand P staat.
Parkeren
Breng de auto volledig tot stilstand
en blijf het rempedaal ingetrapt
houden. Zet de selectiehendel in
stand P (parkeren), activeer de
parkeerrem en zet het contact in
stand LOCK/OFF. Neem de sleutel
met u mee wanneer u de auto
verlaat.
Goede rijgewoonten
• Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P
of N in een andere stand wordt
gezet.
• Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet
volledig tot stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand
R of D wordt ingeschakeld.
• Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N (neutraal). Als
u dat wel doet kan er een ongevalontstaan omdat er niet meer op
de motor afgeremd kan worden.
Bovendien kan de transmissie
beschadigd raken.
• Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten. Zelfs
een lichte, maar permanente
pedaaldruk kan leiden tot
oververhitting in het remsysteem,
voortijdige slijtage en zelfs het
weigeren van de remmen.
Wanneer u in de auto blijft
terwijl de motor draait, zorg er
dan voor dat u het gaspedaal
niet gedurende langere tijd
ingetrapt houdt. Anders kan demotor of het uitlaatsysteem
oververhit raken en brandontstaan. Het uitlaatgas en het
uitlaatsysteem zijn zeer heet.
Blijf uit de buurt van onderdelen
van het uitlaatsysteem. Stop of parkeer de auto nooit
boven brandbare materialen
zoals droog gras, papier,
bladeren, enz. Deze zouden
vlam kunnen vatten waardoor erbrand zou kunnen ontstaan.
WAARSCHUWING

5-55
Rijden met uw auto
5
Deactiveren van het ISG-systeem
• Druk op de ISG OFF-knop om hetISG-systeem te deactiveren. Dan gaat het controlelampje in de ISG
OFF-knop branden en wordt de
melding "Auto Stop uit”
weergegeven in het LCD-display.
• Druk nogmaals op de ISG OFF- knop om het ISG-systeem weer
te activeren. Dan gaat hetcontrolelampje in de ISG OFF-
knop UIT.
Storing ISG-systeem
Het ISG-systeem werkt mogelijk
niet:
Als er een storing is in de ISG- sensoren of het ISG-systeem.
Het volgende gebeurt als er een
storing is in het ISG-systeem:
•Het controlelampje AUTO STOP
( ) in het instrumentenpaneel
knippert geel.
• Het lampje in de ISG OFF-knop zalgaan branden. Informatie
• Als u het controlelampje in de ISG OFF-knop niet UIT kunt zetten
door op de ISG OFF-knop te
drukken of als de storing in het ISG-
systeem blijft bestaan, adviseren we
u contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
• U kunt het controlelampje in de toets ISG OFF UIT zetten door 2
uur lang met een snelheid van meer
dan 80 km/h te rijden met de
aanjagersnelheid in een lagere stand
dan stand 2. Als het controlelampje
in de toets ISG OFF blijft branden,
adviseren we u contact op te nemen
met een officiël HYUNDAI-dealer.
Deactiveren van accusensor
[A] : Accusensor
De accusensor wordt gedeactiveerd
als voor onderhoudswerkzaam
-
heden de minkabel van de accu is losgenomen.
In dat geval werkt het ISG-systeem
beperkt omdat de accusensor is
gedeactiveerd. Daarom moet de
bestuurder de volgende procedures
volgen om de accusensor te
reactiveren na het losnemen van deaccukabel.
i
Als de motor in de Auto Stop-
modus staat, kan de motor
mogelijk opnieuw gestart
worden. Zet de motor uit
alvorens de auto te verlaten of de
motorruimte te gaan controlerendoor het contact in stand
LOCK/OFF te zetten of door decontactsleutel te verwijderen.
WAARSCHUWING
OOS057015L

5-109
Rijden met uw auto
5
Controleer de accu en de ccukabels
Winterse temperaturen hebben
invloed op de accuprestaties.
Controleer de accu en de kabels,
zoals beschreven in hoofdstuk 7.
De ladingstoestand van de accu kan
worden gecontroleerd door een
officiële HYUNDAI-dealer of een
garagebedrijf. Laat de motor indien nodig vullen
met een speciale “winterolie”
In sommige regio's wordt geadviseerd in de winter speciale
winterolie te gebruiken met een
lagere viscositeit. Zie hoofdstuk 8
voor meer informatie. Neem contact
op met een officiële HYUNDAI-
dealer als u niet weet welk type
winterolie u moet gebruiken.Controleer de bougies en hetntstekingssysteem
Controleer de bougies, zoals
beschreven in hoofdstuk 7.
Vervang ze indien nodig. Controleer
ook de bedrading en de onderdelen
van het ontstekingssysteem op
scheuren, slijtage en andere vormen
van beschadiging.
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde
slotontdooier of glycerine in het
sleutelgat om bevriezing van de
sloten te voorkomen. Verwijder het ijs
van een bevroren slot door het in te
spuiten met een goedgekeurde
slotontdooier. Als een slot inwendig
bevroren is, kunt u het proberen te
ontdooien met een verwarmde
sleutel. Zorg ervoor dat u zich niet
brandt aan de verwarmde sleutel.Gebruik goedgekeurde
ruitensproeierantivries
Vul het ruitensproeierreservoir met
goedgekeurde ruitensproeierantivries,
zoals voorgeschreven op het
reservoir, om bevriezing van de
ruitensproeiervloeistof te voorkomen.
Ruitensproeierantivries is verkrijgbaar
bij een officiële HYUNDAI-dealer en
de meeste automaterialenzaken.
Gebruik geen koelvloeistof of andere
soorten antivries omdat deze de lakkunnen beschadigen.

6-22
Wat te doen in een noodgeval
Krik en gereedschap
(1) Krikslinger
(2) Krik(3) Wielmoersleutel
De krik, de krikslinger en de wielmoersleutel zijn opgeborgen in
de bagageruimte onder hetafdekpaneel.
De krik is uitsluitend bedoeld voor
het verwisselen van een wiel.Draai de vleugelbout waarmee het
reservewiel bevestigd is linksom om
het reservewiel te kunnen
verwijderen.
Berg het reservewiel in dezelfde
ruimte op en zet het vast door de
vleugelbout rechtsom te draaien.
Om te voorkomen dat het
reservewiel en gereedschap
rammelende bijgeluiden gaat
veroorzaken, moeten ze op de juiste
locatie worden opgeborgen.
LEKKE BAND (MET RESERVEWIEL, INDIEN VAN TOEPASSING)
Het verwisselen van een band
kan gevaarlijk zijn. Volg deinstructies in dit hoofdstuk bij
het verwisselen van een bandom de kans op ernstig letsel tebeperken.
WAARSCHUWING
Pak de krikslinger niet vast bij
het vlakke gedeelte. Het vlakke
gedeelte heeft scherpe randen
die snijwonden kunnen
veroorzaken.
OPMERKINGOOS067036L
OOS067035L

6-23
Wat te doen in een noodgeval
6
Als het moeilijk is om met de hand de
bevestigingsbout van het wiel los te
draaien, kunt u deze eenvoudig
losdraaien met behulp van de
wielmoersleutel. Draai de
bevestigingsbout van het wiel met dewielmoersleutel linksom.
Verwisselen van wielen
De auto kan van de krik
afglijden of rollen, waardoor u
of omstanders ernstig letselzouden kunnen oplopen.
Neem de volgende
veiligheidsvoorzorgsmaatregelen:
•Ga nooit onder een auto
liggen die op de krik staat.
•Vervang een band NOOIT op
de rijbaan. Zet de auto ALTIJDhelemaal naast de weg op een
vlakke, stevige ondergrondwanneer u een band gaat
verwisselen. Bel de
wegenwacht voor hulpwanneer u de auto niet op een
vlakke, stevige ondergrond
naast de weg kunt zetten.
•Gebruik de met de auto
meegeleverde krik.
WAARSCHUWING
•Plaats de krik ALTIJD onder de speciale kriksteunpunten
en NOOIT onder de bumpers
of andere onderdelen bij het
opkrikken van de auto.
•Start de motor niet en laat hem niet draaien zolang de
auto is opgekrikt.
•Zorg dat er niemand meer in
de auto aanwezig als deze
wordt opgekrikt.
•Houd kinderen op veilige
afstand van de weg en van deauto.
OOS067040