Page 113 of 540
3-29
Kenmerken van uw auto
3
(1) Schakelaar ruitbedieningbestuurdersportier
(2) Schakelaar ruitbediening voorpassagiersportier
(3) Schakelaar ruitbediening achterportier (links)
(4) Schakelaar ruitbediening achterportier (rechts)
(5) Ruiten openen en sluiten
(6) Elektrisch bedienbare ruit*
(7) Blokkeerschakelaar ruitbediening
* : indien van toepassing
RUITEN
Elektrisch bedienbare ruiten (indien van toepassing)
OOS047017
Page 127 of 540
3-43
Kenmerken van uw auto
3
Tankdopklep
Openen van de tankdopklep
De tankdopklep moet van binnenuit
worden geopend door aan de
ontgrendelingshendel te trekken.
1. Zet de motor uit.
2. Trek de ontgrendelingshendelomhoog om de tankdopklep te openen. 3. Zet de tankdopklep (1) volledig
open.
4. Draai de tankdop (2) linksom om hem te verwijderen. U hoortmogelijk een sissend geluid
doordat de druk in de tank gelijk
wordt.
5. Plaats de dop op de tankdopklep.
•Zorg ervoor dat u weet waar
deze ontgrendelhendel zich
bevindt, zodat u zich in
noodgevallen kunt bevrijden
uit de bagageruimte.
•Vervoer nooit personen in de
bagageruimte van de auto. De
bagageruimte is een uiterst
gevaarlijke plek in geval vaneen aanrijding.
•Gebruik de ontgrendelhendel
alleen in noodgevallen. Wees
uiterst voorzichtig bij het
gebruiken van deze hendel,
vooral tijdens het rijden.
WAARSCHUWING
OOS047086
OOS047031
Page 153 of 540

3-69
Kenmerken van uw auto
3
Meldingen LCD-display
Schakel naar P(auto's met Smart Key-systeemen Double clutch-transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als u probeert de
motor uit te schakelen zonder dat deselectiehendel in stand P
(parkeerstand) staat.
De toets ENGINE START/STOP
gaat dan over naar de stand ACC
(als u de toets ENGINE START/
STOP nogmaals indrukt, gaat hij
over naar de stand ON).
Batterij Smart Key bijna leeg(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als bij het in de stand
OFF zetten van het contact de
batterij van de Smart Key bijna leeg
is.
Druk op startknop tijdens
draaien stuurwiel(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als het stuurwiel niet
normaal wordt ontgrendeld bij het
indrukken van de toets ENGINE
START/STOP.
Bij het indrukken van de startknop moet u het stuurwiel naar rechts en
links draaien.
Stuurwiel niet vergrendeld (auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als het stuurwiel niet
wordt vergrendeld bij het in stand
OFF zetten van de startknop.
Controleer SysteemStuurwielslot (Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als het stuurwiel niet
wordt vergrendeld bij het in stand
OFF zetten van het contact.
Trap rempedaal in voor starten
motor (auto's met Smart Key-systeem en Double clutch- transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de startknop
tweemaal naar de stand ACC gaatdoordat u herhaaldelijk op de toets
drukt zonder het rempedaal in te
trappen.
Zorg ervoor dat u altijd de Smart Key
bij u hebt als u probeert de auto te
starten.
Druk koppeling in voor starten(auto's met Smart Key-systeemen handgeschakelde transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de startknop
tweemaal naar stand ACC gaatdoordat u herhaaldelijk op de toets
drukt zonder het koppelingspedaal in
te trappen.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te starten.
Page 185 of 540

3-101
Kenmerken van uw auto
3
Richtingaanwijzers
Als u richting wilt aangeven, beweeg de hendel dan omlaag als u linksafslaat en omhoog als u rechtsafslaat, in stand (A).
Beweeg de hendel gedeeltelijk naar
beneden of naar boven en houd hem
vast in stand (B) om een wisseling
van rijstrook aan te geven. De hendel
keert terug naar de stand OFF als hij
wordt losgelaten of wanneer de auto
weer rechtuit rijdt.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer
lampen doorgebrand zijn en dienen
deze vervangen te worden.
Functie one-touch
passeerknipperlicht
Beweeg de hendel iets en laat hem
dan weer los om de functie one-
touch passeerknipperlicht in te
schakelen. De richtingaanwijzers
knipperen 3, 5 of 7 keer. U kunt de functie one-touch
passeerknipperlicht in-/uitschakelen
of het aantal keren knipperenselecteren (3, 5 of 7) met de modus
Gebruikersinstellingen op het
LCDdisplay.Zie “LCD-display” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
OTLE045284
•Plaats geen voorwerpen op
het dashboard die licht
reflecteren, zoals spiegels, wit
papier, enz. Het systeem werkt
mogelijk niet goed wanneer
zonlicht wordt gereflecteerd.
•Soms werkt het High Beam
Assist-systeem (HBA) mogelijk
niet goed. Het systeem dient
alleen ter vergroting van het
gebruiksgemak. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om veilig te rijden
en altijd de verkeerssituatie te
controleren.
•Als het systeem niet normaal
werkt, wissel dan handmatig
tussen groot- en dimlicht.
Page 189 of 540

3-105
Kenmerken van uw auto
3
Hieronder staan voorbeelden van de
juiste afstelling van de schakelaar
voor verschillende belastingen. Stel
bij een andere mate van belasting
dan hieronder vermeld de
schakelaar af volgens de meest
vergelijkbare situatie.Automatisch
automatisch aangepast aan het
aantal passagiers en de hoeveelheid
bagage in de auto.
Hij stelt de koplampen ook automatisch op de juiste hoogte af
voor verschillende omstandigheden.
Statische verlichting Low Beam Assist
(indien van toepassing)
Wanneer u door een bocht rijdt,
wordt de statische verlichting van de
Low Beam Assist links of rechts
automatisch ingeschakeld voor een
beter zicht en meer veiligheid. De
statische verlichting van de Low
Beam Assist gaat aan als een van de
volgende omstandigheden zich
voordoet.
• De rijsnelheid is lager dan 10 km/hen het stuurwiel is gedraaid over
een hoek van ongeveer 80 graden
met ingeschakeld dimlicht.
• De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 90 km/h en het stuurwiel is
gedraaid over een hoek van
ongeveer 35 graden met
ingeschakeld dimlicht.
• Wanneer de auto achteruitrijdt waarbij aan één van de
bovenstaande voorwaarden is
voldaan, wordt het licht, dat
tegengesteld is aan de richting
waarnaar het stuurwiel wordt
gedraaid, ingeschakeld.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door eenofficiële Hyundai-dealer als de
functie niet goed werkt. Probeer
de bedrading niet zelf te
controleren of vervangen.
WAARSCHUWING Beladingstoestand
Stand
schakelaar
Alleen bestuurder 0 Bestuurder +
voorpassagier 0
Alle zitplaatsen bezet 1 Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebelading 2
Bestuurder + Maximaaltoelaatbare belading 3
Page 209 of 540

3-125
Kenmerken van uw auto
3
Stand FACE (B, D)
De lucht stroomt naar de romp en
naar het hoofd. Daarnaast kan
iedere uitstroomopening versteld
worden om de
richting van de luchtstroom te wijzigen.
Stand BI-LEVEL (B, C, D, E)
De lucht stroomt naar het hoofd en
naar de voetenruimte.
Stand FLOOR (A, C, D, E)
De meeste lucht stroomt naar de
voetenruimte en een klein gedeelte
stroomt naar de voorruit en de
zijruitontwaseming.
Stand FLOOR/DEFROST
(A, C, D, E)
De meeste lucht stroomt naar de
voetenruimte en de voorruit en eenklein gedeelte stroomt door de
zijruitontwaseming.
Stand DEFROST (A, D)
De meeste lucht stroomt naar de
voorruit en een klein gedeelte
stroomt door de zijruitontwaseming.A/C MAX-Level (B, D)
(indien van toepassing)
Draai de temperatuurregelknop helemaal naar links om A/C MAX te
selecteren. De lucht stroomt naar het
bovenlichaam en het hoofd.
In deze stand worden de airconditioning en de stand
RECIRCULATIE automatisch aange-stuurd.
Zet de knop, nadat het interieur
voldoende is afgekoeld, indienmogelijk in een andere stand dan
A/C MAX en druk op de toets A/C.
OOS047305
Page 210 of 540

3-126
Kenmerken van uw auto
Uitstroomopeningen dashboard
De uitstroomopeningen kunnen
afzonderlijk worden geopend of
gesloten ( ) met het wieltje. Met de hendel in de
ventilatieroosters kunt u de richting
van de luchtstroom uit deze
ventilatieroosters afstellen, zoals in
de afbeelding is aangegeven.
Temperatuurregelknop (2)
Door de knop naar rechts te draaien,
wordt de temperatuur verhoogd.
Door de knop naar links te draaien,
wordt de temperatuur verlaagd.
Luchttoevoertoets (7)
Deze wordt gebruikt om de stand
BUITENLUCHT of de stand
RECIRCULATIE te kiezen.
Druk op de desbetreffende toets om
de stand van de luchttoevoer tewijzigen.
Stand RECIRCULATIE
In de standRECIRCULATIE wordt de lucht uit het
passagierscompartiment door het systeemgerecirculeerd en,
afhankelijk van de
gekozen functie,
gekoeld of verwarmd.
Stand BUITENLUCHT
In de stand BUITENLUCHT stroomt
de lucht van buitenaf inhet passagierscompar-
timent. Deze lucht wordt,
afhankelijk van de
gekozen functie, ver-
warmd of gekoeld. Informatie
We raden u aan het systeem in de
stand BUITENLUCHT te gebruiken.
Door langdurig gebruik van de
verwarming in de stand
RECIRCULATIE (als de
airconditioning niet is ingeschakeld)
kunnen de voorruit en de zijruiten
beslaan en zal de lucht in het
passagierscompartiment muf worden.
Daarnaast kan de lucht in het
passagierscompartiment extreem
droog worden bij langdurig gebruik
van de airconditioning in de stand
RECIRCULATIE.
i
OOS047306
Page 211 of 540

3-127
Kenmerken van uw auto
3
Aanjagerknop (1)
Draai de knop naar rechts om de aanjagersnelheid en de luchtstroom
te verhogen. Draai de knop naarlinks om de aanjagersnelheid en de
luchtstroom te verlagen.
Zet de aanjagerknop in stand 0 om
de aanjager uit te schakelen.
Wanneer de aanjager wordt bediend terwijl het contact in
stand ON staat, kan de accu
ontladen raken. Bedien de
aanjager wanneer de motor draait.
Airconditioning (5)(indien van toepassing)
Druk op de toets A/C om de
airconditioning in te schakelen (het
controlelampje gaat branden). Druknogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Werking systeem
Ventilatie
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
Verwarmen
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
5. Als u de uitstromende lucht gedroogd wil hebben, kunt u het airconditioningssysteem aan-
zetten (indien van toepassing).
Schakel de stand of in
wanneer de voorruit beslaat.
AANWIJZING
•Langdurig recirculeren kan leiden tot een verhoogde
luchtvochtigheid in het
interieur, waardoor de ruitenkunnen beslaan en het
uitzicht belemmerd wordt.
•Ga niet slapen in de auto
wanneer de airconditioning ofde verwarming is
ingeschakeld. Door een
afname van de zuurstof-concentratie en/of de
lichaamstemperatuur kunnende inzittenden letsel oplopen.
•Langdurig recirculeren kan
slaperigheid veroorzaken,
waardoor de bestuurder de
controle over de auto kan
verliezen. Schakel daarom
zo veel mogelijk de stand
BUITENLUCHT in.
WAARSCHUWING