KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ............... 42
DIGITALE DISPLAY ......................... 46
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ....... 47
TRIP COMPUTER ........................... 49
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 51
-REMVLOEISTOF BENEDEN
PEIL/HANDREM AANGETROKKEN..... 52
-STORING EBD ................................... 53
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 53
-GORDELVERKLIKKER ....................... 54
-STORING VERSNELLINGSBAK ......... 54
-TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 55
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................. 56
-ONVOLDOENDE
MOTOROLIEDRUK/MOTOROLIE
VERSLECHTERD ................................ 57
-MOTOROLIEPEIL TE LAAG................ 58
-PORTIER OPEN ................................. 58
-STORING STUURBEKRACHTIGING .. 58
-STORING INSPUITSYSTEEM
(uitvoeringen Multijet) - STORING
EOBD-MOTORREGELMODULE
(uitvoeringen benzine) .......................... 60
-STORING ABS ................................... 61
-BRANDSTOFRESERVE...................... 62
-VOORVERWARMING BOUGIE
(uitvoeringen Multijet) - STORING
VOORVERWARMING BOUGIE
(uitvoeringen Multijet) ........................... 62
-WATER IN DIESELFILTER
(Multijet-versies) ................................... 63-STORING
VOERTUIGBESCHERMINGSSYSTEEM
- FIAT CODE - FOUT ALARM (voor
uitvoeringen/markten, waar voorzien -
geel) - INBRAAKPOGING .................... 64
-INDICATIE AANVULLENDE
STORING ............................................ 65
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ............................ 67
-STORING HILL HOLDER.................... 68
-iTPMS ................................................ 68
-REMBLOKSLIJTAGE .......................... 68
-STORING PARKEERSENSOR ............ 69
-STORING START&STOP SYSTEEM ... 69
-ASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD .... 69
-INSCHAKELING TRACTION PLUS
SYSTEEM............................................ 70
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 70
-STADSLICHTEN - FOLLOW ME
HOME ................................................. 72
-LINKER RICHTINGAANWIJZER
(knipperend) ........................................ 72
-RECHTER RICHTINGAANWIJZER
(knipperend) ........................................ 72
-MISTVOORLICHTEN .......................... 72
-CRUISE CONTROL ............................ 73
-GROOTLICHT .................................... 73
-AANDUIDING SCHAKELADVIES ........ 74
-STORING CNG-SYSTEEM ................. 74
41
Wat het betekent Wat te doen
geelSTORING HILL HOLDER
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden, maar het zou na enkele
seconden uit moeten gaan; als het lampje blijft
branden dan duidt dit op een storing in het Hill
Holdersysteem.
Op het display verschijnt een bijbehorend bericht.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
geeliTPMS
Storing iTPMS
Het lampje knippert gedurende ongeveer 75 seconden
en blijft permanent branden wanneer er een storing in
het iTPMS is vastgesteld.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te
geven dat de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of dat de band spanning
verliest. Onder deze omstandigheden kunnen de
optimale levensduur van de banden en het
brandstofverbruik niet gegarandeerd worden.In dat geval wordt geadviseerd de correcte
bandenspanning te herstellen.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere
lekke banden, want dit kan de bestuurbaarheid van de
auto in gevaar brengen. Breng het voertuig tot
stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
geelREMBLOKSLIJTAGE
Het lampje gaat branden wanneer de remblokken voor
versleten zijn.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.Laat de remblokken zo snel mogelijk vervangen.
68
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ABS ................................................ 77
ESC-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL) .................... 78
ITPMS-SYSTEEM (INDIRECT TYRE
PRESSURE MONITORING
SYSTEM) ........................................ 81
TRACTION PLUS SYSTEEM ........... 84
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN ................................. 84
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 85
SBR-SYSTEEM ............................... 86
GORDELSPANNERS....................... 87
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ..... 89
EEN ISOFIX KINDERZITJE
INSTALLEREN ................................ 94
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................ 97
FRONTAIRBAGS ............................. 97
ZIJAIRBAGS ...................................101
76
VEILIGHEID
BELANGRIJK
44)Het ESC-systeem kan de door het
wegdek geboden grip niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
45)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
46)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
47)De ESC- en ASR-systemen werken
alleen naar behoren als alle vier de banden
van hetzelfde merk en type zijn, in
uitstekende conditie verkeren en vooral van
het voorgeschreven type en maat zijn.
48)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
49)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
50)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.51)Neem geen onnodige risico's, ook al is
het voertuig voorzien van dit systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
52)Het HBA-systeem kan niet de door
het wegdek geboden grip boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
53)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
54)De capaciteiten van het HBA mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
iTPMS-systeem
(indirect Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Het indirect Tyre Pressure Monitoring
System iTPMS controleert de toestand
van de bandenspanning via de
snelheidssensoren op het wiel. Het
systeem waarschuwt de bestuurder als
één of meer banden leeg zijn door
middel van een waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel en
een waarschuwingsbericht op het
display, samen met een geluidssignaal.
Het is raadzaam om de spanning van
alle vier wielen te controleren. Deze
aanduiding wordt ook weergegeven
nadat de motor wordt afgezet en weer
gestart wordt, zolang de
“Resetprocedure” niet wordt
uitgevoerd.
81
“Reset”-procedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de “Reset”-procedure wordt
uitgevoerd.
De “Reset”-procedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandenspanning
wordt gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd. Pomp,
voordat de “Resetprocedure” wordt
uitgevoerd, de banden tot de juiste
bandenspanning op, vermeld in de
tabel bandenspanning (zie de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens").
Als de “Resetprocedure” niet wordt
uitgevoerd, kan in alle bovenstaande
gevallen, het lampje
onjuiste
aanduidingen over één of meer banden
geven.Om de “Reset”-procedure uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en met de
contactsleutel op MAR, moet het
Setup-menu als volgt gebruikt worden:
druk kort op de knop: op het
display verschijnt "Reset";
druk op de knopofom te
selecteren ("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop: op het
display verschijnt "Bevestigen";
druk op knopofom te
selecteren ("Ja" om te resetten of "Nee"
om de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom
terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Na de “Reset” verschijnt op display het
bericht "Reset opgeslagen" wat
aangeeft dat het "inleren" is gestart.
BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h. In enkele situaties,
zoals sportief rijden, bijzondere
omstandigheden van het wegdek (bijv.
ijs, sneeuw, onverharde wegen), kan
de signalering vertraagd worden of kan
het gelijktijdige spanningsverlies van
meer dan één band slechts gedeeltelijk
gedetecteerd worden.Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go Automatic" kit,
gebruik van sneeuwkettingen,
verschillende banden op de assen
gemonteerd) kan het systeem onjuiste
indicaties geven of tijdelijk
uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampjeongeveer 75 seconden, om
vervolgens continu te blijven branden;
tegelijkertijd wordt op het display een
speciaal bericht weergegeven. Deze
waarschuwing wordt ook weergegeven
na het afzetten en opnieuw starten
van de motor, als de correcte
bedrijfsomstandigheden niet hersteld
zijn.
55) 56) 57) 58) 59)
12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20)
BELANGRIJK
55)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden.
82
VEILIGHEID
Gordelspanners.....................87
Grootlicht...........................23
Grootlichtsignaal....................23
Handbediende klimaatregeling......29
Handrem..........................107
Handremhendel....................107
Het voertuig opkrikken.............166
Hill Holder-systeem..................78
Hoedenplank........................35
Hoofdsteunen
Achter..........................20
Voor ............................20
Identificatie- en kleurcodeplaatje
van de auto.....................169
Identificatiegegevens...............169
Instapverlichting.....................25
Instellingenmenu....................47
Instrumenten........................42
Instrumentenpaneel.................42
Isofix kinderzitje
(inbouwvoorbereiding).............94
Montagemogelijkheden voor
kinderzitjes op de verschil-
lende plaatsen in het
voertuig.........................95
iTPMS..............................81
Kentekenverlichting...............135
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)......................135Kinderen veilig vervoeren
Kinderzitjes......................89
Plaatsingsmogelijkheden voor
kinderzitjes......................92
Veiligheidsvoorschriften..........96
Koplampen dimlicht/grootlicht
(lamp vervangen)................133
Koplampunits......................133
Koplampunits (lamp vervangen).....133
Koppeling van het sleepoog........146
Krik...............................122
Ladder bescherming
bestuurder.......................33
Lamp binnenverlichting
vervangen......................136
Lamp buitenverlichting
vervangen......................133
Lampen
Soorten gloeilampen............131
Lampjes en berichten................51
Markering cilinder.................170
Mistachterlichten....................24
Mistlampen.....................24-134
Mistlampen (lamp vervangen) . . .. . . .134
Montagemogelijkheden voor
Universele Isofix kinderzitjes
op de verschillende plaatsen
in het voertuig....................95Montagevoorbereiding Isofix
kinderzitje........................94
Motor.............................171
Motorcode.........................170
Motorkap
Openen . . . . ......................31
Sluiten...........................31
Motorkoelvloeistof..................161
Motorolie..........................161
MSR-systeem.......................79
Multifunctioneel display
Bedieningsknoppen..............48
Set-up-menu....................48
Standaardscherm................47
Niveaus controleren...............158
Officiële typegoedkeuringen........204
Onderhoud en zorg -
Geprogrammeerd
Onderhoud......................149
Onderhoud en zorg -
Geprogrammeerd
Onderhoudsschema.............150
Onderhoud en zorg - periodieke
controles........................157
Parkeerlichten......................23
Parkeersensoren...................112
Plafondverlichting achterin . . ........137
Plafondverlichting met
beweegbaar lampenglas (een
lamp vervangen).................136
ALFABETISCH REGISTER