Wat het betekent Wat te doen
geelTraagheidsschakelaar in werking getreden
Het lampje gaat branden wanneer de
traagheidsschakelaar in werking is getreden. Op het
display verschijnt een speciaal bericht.
Storing parkeersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Raadpleeg het deel lampje parkeersensor.In dat geval kan het lampje
een eventueel
probleem met het airbagsysteem misschien niet
aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
Waarschuwingslampje storing airbag
Het waarschuwingslampjegaat branden en
knippert om een storing van het waarschuwingslampje
aan te geven. In dat geval kan het lampjeeen
eventueel probleem met het airbagsysteem misschien
niet aangeven.Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
Storing Start&Stop systeem
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje gaat branden, afwisselend
met het waarschuwingslampje
wanneer een storing
van het Start&Stopsysteem gedetecteerd wordt.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen
geelSTORING PARKEERSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer er een storing van
de parkeersensor wordt gedetecteerd. Bij sommige
versies gaat daarentegen het waarschuwingslampjebranden. Bij sommige versies verschijnt een
speciaal bericht op het display.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
geelSTORING START&STOP SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer er een storing in het
Start&Stop-systeem wordt gedetecteerd. Bij sommige
versies gaat daarentegen het waarschuwingslampjebranden. Bij sommige versies verschijnt een
speciaal bericht op het display.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
geelASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD
Het ASR-systeem kan uitgeschakeld worden door de
op de knop ASR OFF te drukken. Het lampje gaat
branden om te bestuurder te waarschuwen dat het
systeem is uitgeschakeld. Als de ASR OFF knop weer
wordt ingedrukt, gaan het waarschuwingslampje uit
om de bestuurder te informeren dat het systeem weer
is ingeschakeld.
69
MELDINGEN OP HET DISPLAY
Wat het betekent Wat te doen
AANDUIDING SCHAKELADVIES
(voor bepaalde versies/markten)
Op voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak, adviseert de schakelindicator de
bestuurder om te schakelen (VERSNELLING
OMHOOG of VERSNELLING OMLAAG) met een
speciale weergave op het instrumentenpaneel. Dit
schakeladvies is bedoeld om het brandstofverbruik te
optimaliseren en de beste rijstijl te garanderen.
OPMERKING De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar een situatie
waarin schakelen niet nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Op het display gaat het symbool branden wanneer de
motor automatisch wordt afgezet (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien).
STORING CNG-SYSTEEM
De weergave van het aardgaspeil op het display
verdwijnt en het symbool verschijnt, samen met een
specifiek bericht.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
STORING FIAT CODE SYSTEEM
Het symbool gaat branden of knippert om een storing
of fout van het Fiat CODE-systeem aan te geven.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
74
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Het ASR-systeem in- en
uitschakelen
De ASR schakelt automatisch in
wanneer de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem
uitgeschakeld en weer ingeschakeld
worden door op knop fig. 79 te drukken
die zich tussen de bedieningstoetsen
op het instrumentenpaneel bevindt.
Het uitschakelen wordt aangegeven
door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en het verschijnen
van een bericht op het multifunctionele
display, voor bepaalde versies/markten.
Als het ASR wordt uitgeschakeld
tijdens het rijden, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld
wanneer het voertuig opnieuw wordt
gestart.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
51)
FOUTWAARSCHUWINGEN
In geval van een storing wordt de ASR
automatisch uitgeschakeld, gaat het
lampje
op het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een
bericht op het multifunctionele display
(voor bepaalde versies/markten) (zie
deel "Waarschuwingslampjes en
berichten” in hoofdstuk “Kennismaking
met het instrumentenpaneel”). Neem
in dit geval zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.HYDRAULISCHE BRAKE
ASSIST
(remondersteuning bij
noodstop)
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Het HBA-systeem is een integraal deel
van het ESC-systeem en is ontworpen
om de remcapaciteit van het voertuig te
verbeteren tijdens een noodstop. Het
systeem detecteert het noodremmen
door de snelheid en de kracht waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt te
controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe. Dit kan de
remweg verkorten en dus vormt het
HBA-systeem een aanvulling op het
ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt;
tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen. Verminder niet de druk op
het rempedaal zolang geremd moet
worden. Het HBA-systeem wordt
uitgeschakeld wanneer het rempedaal
wordt losgelaten.
52) 53) 54)
79F0T0504
80
VEILIGHEID
85)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven activering
niet op een storing van het systeem.
86)Laat het airbagsysteem controleren
door een Fiat Servicenetwerk als de auto
gestolen werd, bij poging tot diefstal of
indien de auto aan vandalisme of een
overstroming onderworpen is geweest.87)Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve
frontairbag aan passagierszijde) op het
middelste dashboard enkele seconden
knipperen, om eraan te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna moet het lampje
doven.
88)De activeringsdrempel van de airbag is
hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
89)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
103
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................105
HANDREM ......................................107
TIJDENS PARKEREN ......................107
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................108
“COMFORT-MATIC”-
VERSNELLINGSBAK ......................109
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................110
SPEED BLOCK ...............................112
PARKEERSENSOREN.....................112
START&STOP-SYSTEEM ................114
TANKEN..........................................116
EEN AANHANGER TREKKEN .........119
104
STARTEN EN RIJDEN
DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
90) 91)
22) 23) 27) 28)
PROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
PROCEDURE VOOR
DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
zet de contactsleutel op de stand
MAR: het
waarschuwingslampje
gaat branden op het
instrumentenpaneel;
wacht tot de waarschuwingslampjes
enuit gaan, wat sneller
gebeurt naarmate de motor warmer is;
trap het koppelingspedaal volledig
in zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de
AVV-stand zodra het lampje
dooft.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.
Bij koude motor moet het gaspedaal
volledig zijn opgekomen wanneer
de contactsleutel naar de stand AVV
wordt gedraaid.
24)
PROCEDURE VOOR
NATURAL
POWER-VERSIES
De motor wordt altijd gestart op
benzine, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
25)
PROCEDURE VOOR
VERSIES MET COMFORT
MATIC
Het systeem staat het starten van de
motor toe zowel met een ingeschakelde
versnelling als in de vrijstand (N). Trap
het rempedaal altijd in met de
ingeschakelde versnelling.Het wordt aangeraden de
versnellingspook in de vrijstand (N)te
zetten voordat de motor wordt gestart.
26)
BELANGRIJK Als de motor niet bij de
eerste poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen. Als
het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel blijft branden,
samen met het waarschuwingslampje
, wanneer de contactsleutel op
MAR staat, draai dan de sleutel naar
STOP en weer terug naar MAR; als het
lampje blijft branden, probeer dan de
andere bij het voertuig geleverde
sleutels. Als de motor nog steeds niet
gestart kan worden, voer dan een
noodstartprocedure uit (zie "Starten in
een noodgeval" in het hoofdstuk
"Noodgevallen") en ga naar een
Fiat-dealer.
105
BELANGRIJK
31)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
START&STOP-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
101) 102) 103) 104)
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en aan de voorwaarden
hiervoor is voldaan en start de motor
zodra de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handmatige
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
Met het stilstaande voertuig en het
ingetrapte gaspedaal, zal de motor
stoppen wanneer de versnellingspook
zich in standen anders danRbevindt.
In geval van stoppen op een opwaartse
helling wordt de uitschakeling van de
motor gedeactiveerd om de functie “Hill
Holder” beschikbaar te maken
(functioneert alleen met de draaiende
motor). Het lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor is
uitgeschakeld.
De motor opnieuw starten
Versies met handmatige
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Versies met Comfort-matic
versnellingsbak
De motor start automatisch zodra het
rempedaal losgelaten wordt. Het
pictogram op het display schakelt uit.
Duw de pook naar (+), (-)ofRals
de motor met uitgeschakelde
“Hill Holder”-functie gestart is. De motor
zal weer worden gestart.
114
STARTEN EN RIJDEN