Op het paneel voor de elektrische
ruitbediening bevindt zich een knop D
fig. 68 waarmee de laadruimte
onafhankelijk kan worden
ver-/ontgrendeld.
RUITEN REINIGEN
IN HET KORT
Met de rechterhendel fig. 69 worden
de voorruitwisser/-sproeier en, indien
aanwezig, de koplampsproeiers en
de regensensor ingeschakeld.
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
RUITENWISSER/
-SPROEIER
De linkerhendel fig. 69 heeft vijf
standen:
Aruitenwisser uit.
Bwissen met interval.
Draai, met de hendel in stand B, de
draaischakelaar F in één van vier
mogelijke snelheden om de werking
met interval te selecteren:
heel langzaam wissen met
interval.
--langzaam wissen met interval.
---gemiddeld snel wissen.
----snel wissen met interval.
Clangzaam continu wissen.
Dsnel continu wissen
Etijdelijk snel wissen (instabiele stand).De tijdelijke snelle wisstand E blijft actief
zolang de hendel handmatig in deze
stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
4)
BELANGRIJK We adviseren om de
wisserbladen jaarlijks te vervangen.
68F1A0085
69F1A0071
36
KENNISMAKING MET DE AUTO
Draaischakelaar luchtverdeling C
voor een luchtstroom naar de
luchtroosters in het midden en aan
de zijkant;
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder
warme luchtstroom naar de
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
ontwasemen van de voorruit;
voor het snel ontwasemen van de
voorruit.
Aan/uit knop luchtrecirculatie D
Druk op de knop (led op knop aan) om
de interne luchtrecirculatie in te
schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de interne luchtrecirculatie
uit te schakelen.
Aan/uit knop klimaatregeling E
Druk op de knop (led op knop aan) om
de klimaatregeling in te schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de klimaatregeling uit te
schakelen.
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
2)
(voor bepaalde versies/markten)
BEDIENINGSELEMENTEN
AAUTO-knop automatische regeling
van alle functies
BDraaiknop luchtverdeling.
CDisplay.
DRegelknop snel ontwasemen/
ontdooien (MAX DEF functie).
ESysteem uitschakelen OFF-knop.
FKnop voor inschakelen/uitschakelen
compressor.
GRegelknop luchtrecirculatie.
HRegelknoppen ventilatorsnelheid.
IRegelknop
temperatuursverhoging/-verlaging.GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren ingeschakeld worden; het
verdient echter aanbeveling op de
AUTO-knop te drukken en de gewenste
temperatuur op het display in te stellen.
Het systeem regelt de temperatuur,
de hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur en zorgt, door
het gebruik van de recirculatiefunctie,
voor de inschakeling van de
aircocompressor. Tijdens de volledig
automatische werking van het systeem,
dient men eventueel alleen de
volgende functies handmatig in te
schakelen:
luchtrecirculatie (om de
recirculatie constant aan of uit te
houden);
voor het snel ontwasemen/
ontdooien van de voorruit, de achterruit
en de achteruitkijkspiegels.
74F1A0054
41
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem, kan te allen
tijd de ingestelde temperatuur, de
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende
knoppen: het systeem past
automatisch de eigen instellingen aan
de nieuwe instellingen aan. Wanneer
tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt het woord FULL. Zo worden
de functies niet langer automatisch
geregeld en moeten ze handmatig
worden bediend, totdat opnieuw de
knop AUTO wordt ingedrukt.
BELANGRIJK
2)Het aircosysteem gebruikt als
koelmiddel R134a of R1234yf dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht. Gebruik tijdens het laden alleen
het gas dat is aangeduid op het plaatje
in de motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies beschikken ook over
extra verwarming onder de
bestuurdersstoel. De ventilator van
deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F op het
bedieningspaneeltje fig. 75.
ONAFHANKELIJKE
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan optioneel worden
uitgerust met twee verschillende typen
onafhankelijke verwarming: een
volautomatische verwarming en een
programmeerbare verwarming.
AUTOMATISCHE VERSIE
De extra verwarming schakelt
automatisch in wanneer de motor
wordt gestart en naargelang de
buitentemperatuur en de
koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
35)
BELANGRIJK Als het systeem wordt
ingeschakeld bij lage
buitentemperaturen, controleer dan of
het brandstofpeil boven het
reserveniveau staat. Zoniet kan het
systeem blokkeren en moet u zich
wenden tot het Fiat Servicenetwerk.
MODEF
75F1A0305
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
PROGRAMMEERBARE
VERSIE
De extra verwarming werkt volledig
onafhankelijk van de motor en zorgt
voor:
verwarming van het interieur bij
uitgezette motor
ontdooiing van de ruiten;
opwarming van de koelvloeistof van
de motor en vervolgens van de motor
zelf alvorens te starten.
Het systeem bestaat uit:
een dieselbrander om de
koelvloeistof te verwarmen, met een
geluidgedempte uitlaat;
een doseerpomp die is aangesloten
op de brandstofleidingen voor
brandstoftoevoer naar de brander;
een warmtewisselaar die is
aangesloten op de leidingen van het
motorkoelsysteem;
een regeleenheid die is aangesloten
op het verwarmings-/ventilatiesysteem
van het interieur, die de automatische
regeling ervan mogelijk maakt;
een elektronische regeleenheid om
de in de verwarming ingebouwde
brander te controleren en te regelen;
een digitale timer fig. 76 om de
verwarming handmatig in te schakelen
of om het inschakeltijdstip ervan te
programmeren.BELANGRIJK De extra verwarming is
voorzien van een thermische beveiliging
die de brander uitschakelt in geval van
oververhitting door een te laag
koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke
gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
en alvorens de verwarming opnieuw in
te schakelen, de toets voor
programmaselectie worden ingedrukt.
Digitale timer fig. 76
1) Tijd/timer-display
2) Ventilatie-waarschuwingslampje
3) Instelknop tijd "vooruit"
4) Programmaselectieknop
5) Klok voorkeuzenummer
6) Activeringsknop voor directe
verwarming
7) Waarschuwingslampje tijdinstelling/-
aflezing8) Instelknop tijd "terug"
9) Waarschuwingslampje
verwarmingscyclus
Directe inschakeling verwarming
Druk op de toets 6 van de timer om het
systeem handmatig in te schakelen:
het display en het
waarschuwingslampje 9 lichten op en
blijven branden zolang het systeem
actief is.
De inschakeltijd verdwijnt na 10
seconden.
Geprogrammeerde inschakeling
van de verwarming
Alvorens de inschakeling van het
systeem te programmeren, moet de
klok op de juiste tijd worden ingesteld.
De juiste tijd instellen
Houd de toets 4 ingedrukt: het
display en het waarschuwingslampje 7
lichten op.
Druk binnen 10 seconden op de
toets 3 of 8 om de juiste tijd te
selecteren.
Ontgrendel de toets 4.
Als het display dooft wordt de huidige
tijd opgeslagen.
Houd de toets 3 of 8 ingedrukt om de
cijfers van het klokje sneller voor- of
achteruit te doen verspringen.
76F1A0057
43
Zet de knop D op de stand “maximaal
koud” (knop in het blauwe gebied);
lucht op omgevingstemperatuur komt
uit de uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linkerwielkuip bij Combiversies).Zet de knop D op de stand “maximaal
warm” (knop in het rode gebied); voor
een warme luchttoevoer (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen voor
de beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies
en uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
EXTRA
KLIMAATREGELING
ACHTER (Panorama- en
Combiversies)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmings-/aircosysteem en
een extra verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 77. De inschakeling is
mogelijk door op de knop F fig. 78 op
het instrumentenpaneel te drukken.
Deze airco werkt alleen wanneer de
primaire klimaatregeling is
ingeschakeld.
Zet de draaiknop D in de stand
“maximaal koud” (draaiknop op het
blauwe gebied) voor een koude
luchttoevoer uit de uitstroomopeningen
op de hemelbekleding.
Zet de knop D op de stand
“maximaal warm” (knop in het rode
gebied); voor een warme luchttoevoer
(bij warme motor) uit de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
uit de uitstroomopening aan de zijde
van de linker wielkuip bij Combiversies).
Zet de draaiknop D in een
tussenstand voor een luchtverdeling
over de uitstroomopeningen op de
hemelbekleding en de
uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter; hierbij wordt de
temperatuur gewijzigd.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
compressor van de primaire
klimaatregeling (door op knop E te
drukken), wordt automatisch de 1e
ventilatorsnelheid ingeschakeld, ook als
de ventilator van de extra
klimaatregeling in de stand 0 staat. Zo
wordt ijsvorming en mogelijke
beschadiging van dit onderdeel
voorkomen.77F1A0062
MODEF
78F1A0305
46
KENNISMAKING MET DE AUTO
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
open het bestuurdersportier om bij
de ontgrendelhendel van de motorkap
te kunnen komen;
trek de hendel fig. 80 in de richting
van de pijl;
trek de hendel A fig. 81 omhoog
zoals afgebeeld in de figuur;
til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang uit de fig. 82
uit de vergrendeling D; steek
vervolgens het uiteinde C fig. 83 van de
stang in de zitting E.
BELANGRIJK Controleer, voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen.SLUITEN
Ga als volgt te werk:
houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang C fig. 83 uit de zitting E en
zet hem terug in vergrendeling D fig.
82;
laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en laat
hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen met de beveiliging is vergrendeld
door te proberen hem op te tillen. Als
de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
37) 38) 39)
80F1A0126
81F1A0339
82F1A0349
83F1A0129
48
KENNISMAKING MET DE AUTO
BELANGRIJK
37)Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd perfect
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op
de correcte manier.
38)Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een plotselinge
val van de motorkap.
39)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
40)
Verstellen
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 84 en breng de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te
verwijderen, druk tegelijkertijd op de
knoppen A en B fig. 84 op de zijkant
van de beide steunen en trek de
steunen naar boven.
BELANGRIJK
40)De verstelling mag alleen bij stilstaand
voertuig en uitgeschakelde motor
gebeuren. De hoofdsteunen moeten
zodanig versteld worden dat het hoofd en
niet de nek er tegenaan steunt. Alleen
op deze manier oefenen ze hun
beschermende werking uit. Voor een
optimale bescherming van de hoofdsteun,
moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
84F1A0039
49
BELANGRIJK
41)De aansteker wordt zeer heet. Wees
voorzichtig en zorg dat hij niet wordt
gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of
gevaar voor brandwonden.
42)Laat tijdens het rijden de werktafel niet
in de verticale stand staan.
43)Om gevaarlijke situaties te voorkomen,
is het verboden de tablethouder te
bewegen en het apparaat te gebruiken
terwijl u rijdt.
TACHOGRAAF
Raadpleeg voor de werking en het
gebruik van de tachograaf het door de
fabrikant geleverde instructieboek.
Voertuigen (met of zonder aanhanger)
met een gewicht van meer dan 3,5 ton,
moeten uitgerust zijn met een
tachograaf.
BELANGRIJK Elke verandering aan het
controle-instrument of aan het
signaaltransmissiesysteem, die de
registratie door het controle-instrument
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus
gebruik, is strafbaar.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
dagen niet wordt gebruikt, is het
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
accu te voorkomen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
personeel verzorgd: raak het apparaat
en de bijbehorende voedings- en
registratiekabels nooit aan. De eigenaar
van het voertuig waarin de tachograaf
is geïnstalleerd, dient de tachograaf
regelmatig te laten keuren.
Het systeem moet ten minste elke twee
jaar gekeurd en getest worden om de
juiste werking ervan vast te stellen. Laat
na elke controle het gegevensplaatje
vernieuwen en controleer of de
voorgeschreven gegevens erop zijn
aangegeven.
88F1A0342
51