ACTIEVE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
ABS;
EBD-systeem;
Brake Assist-systeem;
ESC-systeem;
ASR-systeem;
Hill Holder-systeem;
MSR-systeem;
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
ABS
Dit maakt integraal deel uit van het
remsysteem en voorkomt dat een of
meerdere wielen blokkeren en slippen,
ongeacht de toestand van het wegdek
en de remkracht, zodat het voertuig
zelfs bij het remmen in noodsituaties
onder controle gehouden kan worden.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
INWERKINGTREDING VAN
HET SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS wordt ingeschakeld omdat er
een lichte trilling van het rempedaal
voelbaar is en het systeem iets meer
geluid maakt: dit geeft aan dat de
voertuigsnelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek
waarop wordt gereden.
50) 51) 52)
STORINGSMELDINGEN
Storing ABS
Een storing in het ABS wordt
aangegeven door het aangaan van het
lampje
op het instrumentenpaneel
(en op sommige versies de weergave
van het bijbehorende bericht op het
multifunctionele display) (zie "Lampjes
en berichten").
In dit geval werkt het remsysteem nog
wel, alleen zonder het extra vermogen
geleverd door het ABS.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
dealer van het Fiat Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
Storing EBD
Een storing in het ABS wordt
aangegeven door het aangaan van de
lampjes
enop het
instrumentenpaneel (en op sommige
versies de weergave van het
bijbehorende bericht op het
multifunctionele display) (zie "Lampjes
en berichten").
In dit geval kunnen de achterwielen bij
hard remmen plotseling blokkeren
waardoor de auto begint te slippen.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
dealer van het Fiat Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
53)
85
BRAKE ASSIST
(remassistent bij
noodstop, geïntegreerd
in ESC)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan
worden) herkent eventuele noodstops
op basis van de snelheid waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt en levert
een extra hydraulische remdruk om
de door de bestuurder geleverd druk te
ondersteunen. Hierdoor kan het
remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
Het Brake Assist-systeem wordt op
versies uitgerust met ESP
uitgeschakeld, in geval van een storing
in het ESC-systeem (aangegeven
door het aangaan van het lampje
in
combinatie met de weergave van
een bericht op het multifunctionele
display, waar voorzien).
BELANGRIJK
50)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling van het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de conditie van het wegdek.
51)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
de beschikbare grip aan te passen.52)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
53)Als alleen het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden (en op
bepaalde versies een bericht op het
multifunctionele display wordt
weergegeven), zet dan direct het voertuig
stil en neem contact op met het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt. Als er
vloeistof lekt, is dit van invloed op de
werking van het remsysteem, zowel op de
conventionele rem als het
antiblokkeersysteem.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch systeem dat
de voertuigstabiliteit regelt als de
wielen hun grip verliezen, en helpt de
juiste koers te handhaven.
Het ESC-systeem is daarom vooral
handig bij wegdekken met
wisselende grip.
Het MSR-systeem (afstelling van het
remkoppel van de motor tijdens
het schakelen) en het HBA-systeem
(automatische toename van de
remdruk tijdens het remmen in
noodgevallen) zijn aangebracht in
combinatie met de ESC-, ASR-
en Hill Holder-systemen (voor
bepaalde versies/markten, waar
voorzien).
86
VEILIGHEID
INWERKINGTREDING VAN
HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het voertuig
wordt gestart.
STORINGSMELDINGEN
In geval van een storing wordt het
ESC-systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel permanent
branden en verschijnt er een bericht op
het multifunctionele display (voor
bepaalde versies/markten) (zie de
paragraaf "Lampjes en berichten"). Ook
de led op de ASR OFF-knop gaat
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen. Het wordt
onder de volgende omstandigheden
automatisch geactiveerd:
opwaartse helling: als het voertuig
stilstaat op een opwaartse helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling, met
uitzondering van de
achteruitversnelling;
neerwaartse helling: als het voertuig
stilstaat op een neerwaartse helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en ingeschakelde
achteruitversnelling.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
1,75 seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als het voertuig na 1,75 seconden niet
is weggereden, schakelt het systeem
automatisch uit door geleidelijk de
remkracht te verminderen.
Tijdens het verminderen van de
remkracht is een geluid te horen dat
kenmerkend is voor de uitschakeling
van de rem, om aan te geven dat
het voertuig gaat bewegen.Storingsmeldingen
Systeemfouten worden aangegeven
door het aangaan van het lampje
op het instrumentenpaneel met het
digitale display en de weergave van
het lampje
op het
instrumentenpaneel met het
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien) (zie
de paragraaf "Lampjes en berichten").
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; verlaat daarom
nooit het voertuig zonder eerst de
handrem te hebben aangetrokken, de
motor te hebben afgezet en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld.
54) 55)
ASR-SYSTEEM (Antislip
Regulator)
Dit is een tractieregelsysteem dat iedere
keer als een of beide aandrijfwielen
slippen, automatisch ingrijpt.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aandrijfwielen doorslippen,
reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
87
Het ASR-systeem is vooral handig
onder de volgende omstandigheden:
als het binnenste wiel in bochten
slipt door de dynamische verschillen in
de belading of als teveel wordt
versneld;
als teveel vermogen wordt
overgedragen naar de wielen, ook ten
opzichte van de toestand van het
wegdek;
versnelling op glad, besneeuwd of
bevroren wegdek;
bij gripverlies op een nat wegdek
(aquaplanning).
MSR-systeem (regeling van de
motoraandrijving)
Het systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van
slechte grip op de weg.In deze omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoor
het voertuig zijn stabiliteit verliest. Het
MSR-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
Inschakeling/uitschakeling van het
ASR-systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
fig. 99 op het dashboard te drukken.
De uitschakeling wordt aangegeven
door het aangaan van het lampje
op
het instrumentenpaneel en de
weergave van een speciaal bericht op
het multifunctionele display, waar
voorzien.
Als het ASR wordt uitgeschakeld tijdens
het rijden, wordt het automatisch
opnieuw ingeschakeld wanneer het
voertuig opnieuw wordt gestart.Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
STORINGSMELDINGEN
In geval van een storing wordt het
ASR-systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje
op
het instrumentenpaneel permanent
branden en verschijnt er een bericht op
het multifunctionele display (zie
"Lampjes en berichten"). Neem in dit
geval zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
99F0V0576
88
VEILIGHEID
Handmatige
uitschakeling van de
frontairbag en de
zijairbag voor de
bescherming van
bekken, borst, schouder
en hoofd aan
passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Mocht het bij Doblò-versies voor
passagiersvervoer (M1-
typegoedkeuring) toch nodig zijn om
een kind in een kinderzitje
achterstevoren op de voorste
passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de frontairbag en zijairbags aan
de passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien) worden
gedeactiveerd. Als bij een botsing de
airbag wordt opgeblazen, kan dit
namelijk leiden tot dodelijk letsel van het
kind.BELANGRIJK Raadpleeg "Digitaal
display" en "Multifunctioneel display" in
het gedeelte "Kennismaking met het
voertuig" om de frontairbag en
zijairbags aan passagierszijde
handmatig uit te schakelen.
Het waarschuwingslampje
boven
het voorste plafondlampje fig. 118,
hetzij alleen of in het SBR-systeem fig.
119 (voor bepaalde versies, waar
voorzien), geeft de toestand van de
passagiersbescherming aan. Als het
lampje niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
Het waarschuwingslampje dooft als
de de frontairbag en zijairbags (voor
bepaalde versies/markten, waar
voorzien) weer worden geactiveerd.
Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel naar stand MAR), gaat het
waarschuwingslampje ongeveer
8 seconden branden. Als dit niet het
geval is, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van het lampje niet de
werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
wordt alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd.
117F0T0950118F0V0406
119F0V0710
108
VEILIGHEID
Deze zijn ontworpen om het hoofd van
de inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel
zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zijairbags (waar
voorzien) kunnen in werking treden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie, bijv. heftige botsing
tegen drempels, stoepranden of lage
obstakels, of als het voertuig in grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
rijdt.
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags mogen uitsluitend door het
Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het systeem onwerkzaam laten
maken door het Fiat Servicenetwerk. Bij
verkoop van de auto moet de nieuwe
eigenaar op de hoogte worden
gebracht van de gebruiksmethode van
de airbags en bovenstaande
waarschuwingen, en moet dit
instructieboek worden overhandigd aan
de nieuwe eigenaar.
Gordelspanners, front- en zijairbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type
botsing. Als een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
83) 84) 85) 86) 87) 88) 89) 90)
BELANGRIJK
83)Als de controlelampniet gaat
branden wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, of als het blijft
branden tijdens het rijden (en op bepaalde
versies een bericht op het display wordt
weergegeven), dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen. In dat
geval is het mogelijk dat de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of dat ze abusievelijk worden
geactiveerd, wat minder waarschijnlijk
is. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
84)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
85)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
86)Laat na diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
112
VEILIGHEID
DE AUTO PARKEREN
93) 94)
Ga als volgt te werk bij het parkeren en
het verlaten van het voertuig:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de sleutel niet in de stand MAR
om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Wacht op versies uitgerust met een
automatisch versnellingsbak
(Comfort-matic orDualogic™) tot deP
op het display wordt weergegeven,
voordat u het rempedaal loslaat.Versies met COMFORT-MATIC- of
DUALOGIC™-versnellingsbak
Om veilig te parkeren is het van
essentieel belang de 1
eversnelling of
de achteruit (R) in te schakelen, met uw
voet op het rempedaal en, als de weg
hellend is, met de handrem
aangetrokken; het is ook essentieel te
wachten tot de ingeschakelde
versnelling van het display verdwijnt
voordat u het rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(N) of, bij versies met automatische
versnellingsbak (Comfort-matic of
Dualogic™), zonder eerst de
keuzehendel opPte hebben geplaatst.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaand voertuig en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef een klein beetje gas;
houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor;
Om de werking van de koppeling te
sparen, mag het gaspedaal niet
gebruikt worden om de auto stil te laten
staan (bijv. bij stilstand op een helling).
De koppeling kan dan oververhit en
beschadigd raken; gebruik in dit geval
het rempedaal en bedien het gaspedaal
alleen als u gereed bent om weg te
rijden.
gebruik de 2e versnelling alleen voor
meer controle over de auto als op
glad wegdek wordt weggereden;
als de eerste versnelling moet
worden ingeschakeld vanuit de
ingeschakelde achteruitversnelling (R),
of omgekeerd, dan mag dit pas gedaan
worden als de auto volledig stil staat
en het rempedaal is ingetrapt;
hoewel dit sterk wordt afgeraden,
zal het systeem, als u voorwaarts
heuvelaf rijdt en om welke reden dan
ook in de vrijstand (N) rijdt, wanneer
u schakelt automatisch de beste
versnelling kiezen om het juiste koppel
over te brengen op de wielen op basis
van de rijsnelheid.
117
Met deze modus kan de functieECO
(Economy) worden gebruikt, waardoor
het verbruik afneemt. Druk op de knop
Efig. 127 om deze functie in te
schakelen.MELDINGEN OP HET
DISPLAY
In de volgende gevallen verschijnt op
het display een specifiek bericht:
Versnellingen verminderen
De controlelamp
op het paneel gaat
branden (en er wordt een bericht op
het display weergegeven) om aan
te geven dat de bestuurder de
versnellingsbak verkeerd gebruikt.
Functie Manual niet beschikbaar
Automatische modus niet
beschikbaar
Oververhitting koppeling
Rempedaaldruk
Trap het rempedaal in – uitgestelde
start
Versnelling niet beschikbaar
Manoeuvre niet toegestaan
Rempedaal intrappen en
manoeuvre herhalen
Plaatsing van de versnellingspook
in N (vrijstand)
25) 26) 27)
BELANGRIJK
24)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
25)Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje (samen met het
bericht op het display) op het paneel blijft
branden.
26)Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als het bericht op het
display niet verdwijnt.
27)Om de koppeling te beschermen dient
het gaspedaal niet te worden gebruikt
om de auto stil te houden (als bijv. op een
helling is gestopt); de koppeling zou
kunnen beschadigen door oververhitting.
Gebruik in dit geval het rempedaal en
bedien het gaspedaal alleen als u gereed
bent om weg te rijden.
126F0V0326
127F0V0323
120
STARTEN EN RIJDEN