BELANGRIJK
77)Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag en op de stoelen aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen verwonden.
78)Rijd altijd met de handen op de rand van het stuurwiel zodat de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan worden. Rijd niet met
uw bovenlichaam over het stuurwiel gebogen, maar zit rechtop met uw rug stevig tegen de rugleuning.
79)De activeringsdrempel van de airbag is hoger dan die van de gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden
liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
80)De airbag vervangt niet de veiligheidsgordels, maar verhoogt hun doeltreffendheid. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerd bij
frontale botsingen bij lage snelheden, zijdelingse botsingen, botsingen achterop en over de kop slaan, worden in deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de zijairbags en de veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd gedragen moeten worden.
81)In sommige versies gaat in het geval van een storing van de led
(voor het voorste plafondlampje), het lampjeop het
instrumentenpaneel branden en worden de airbags aan de passagierszijde gedeactiveerd.
82)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de rijrichting in op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij een ongeval,
hoe klein ook, kan de airbag dodelijk letsel van het kind tot gevolg hebben. Daarom moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als
een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
110
VEILIGHEID
87)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven activering
niet op een storing van het systeem.
88)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
89)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
90)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
113
START&STOP-
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
MET AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
De motor slaat af als het voertuig tot
stilstand komt met het rempedaal
ingetrapt.Deze toestand kan gehandhaafd
worden zelfs als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
versnellingspook in de stand N staat.
Opmerking: De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van ongeveer 10 km/u, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Dat de motor is afgezet wordt
aangegeven door een fig. 128 symbool
op het display, afhankelijk van het
uitrustingsniveau.
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid.De motor opnieuw starten
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
MET AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
Als de versnellingspook in de stand N,
staat, zet hem dan in een willekeurige
versnelling, of laat anders het
rempedaal los of verplaats de pook
naar (+), (–) of R.
Omwille van comforteisen, inperking
van de uitstoot en om
veiligheidsredenen kan de motor weer
automatisch worden gestart, zonder
tussenkomst van de bestuurder.
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden door knop A fig. 129 op het
dashboard in te drukken.
Als deze functie inactief is, brandt de
led op de knop. Bovendien wordt
bij sommige versies extra informatie
over de deactivering of activering van
het Start&Stop-systeem gegeven
via een bericht op het display.
128F0V0040
121
Zekeringenkasten in passagierscompartiment
fig. 161 - fig. 162
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Motoren portiervergrendeling/ontgrendeling, motoren dead lock-actuator, motor
ontgrendeling achterklepF38 20
Voeding + accu voor EOBD diagnose-aansluiting, radio, regeleenheid bewaking
bandenspanningF36 10
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 15
Ruitmotor voor voorportier passagierszijde F48 20
Dimlicht links, hoogteregeling koplampen F13 7,5
Ruitmotor voor voorportier bestuurderszijde F47 20
Verwarming bestuurdersstoelF1 10
Verwarming passagiersstoelF2 10
AanstekerF3 15
Derde stopcontact op dashboard F4 20
Elektrische achterruitbediening bestuurderszijde F5 20
Elektrische achterruitbediening passagierszijde F6 20
BELANGRIJK
118)Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
119)Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDIFUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Controleer voordat een zekering wordt vervangen,
of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn ontkoppeld.
120)Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsystemen (motor, versnellingsbak) of
stuurinrichting doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
145
123)Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de auto
waarbij de krik geleverd is of voor auto’s
van hetzelfde model. Gebruik de krik niet
voor andere doeleinden, zoals het
opkrikken van andere modellen. Gebruik de
krik nooit om reparaties onder het voertuig
te verrichten. Door een verkeerde plaatsing
van de krik, kan het voertuig van de krik
vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere
lasten dan is aangegeven op het plaatje
op de krik.
124)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.FIX&GO
AUTOMATIC-KIT
125) 126)
37)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
181 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 4 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;REPARATIE VAN BANDEN
EN DRUK
HERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
181F0V0700
182F0V0701
152
NOODGEVALLEN
AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de betreffende knop op
het dashboard drukken).
128)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt bij sommige
versies op het display het bericht
“Afsluiter van de brandstoftoevoer, zie
instructieboek".
Controleer zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.De volgende procedure moet
uitgevoerd worden om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
daai de contactsleutel naar de stand
MAR.
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts
in;
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links
uit;
draai de contactsleutel op STOP.
Natural Power versies
In het geval de auto betrokken raakt bij
een botsing, wordt de benzine- en
injectortoevoer onmiddellijk afgesloten,
waardoor de motor afslaat en,
dientengevolge, de
veiligheidmagneetklep dichtgaat.
BELANGRIJK
128)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of lekkage van het
brandstoftoevoersysteem wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand
te voorkomen.
156
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
INTERIEURUITRUSTING
Rijd nooit met open dashboardkastje: het zou de passagier in geval van een botsing kunnen verwonden.
De sigarettenaansteker wordt zeer heet. Wees voorzichtig en zorg dat hij niet wordt gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of gevaar
voor brandwonden.
Gebruik de asbak niet als prullenbak: de inhoud kan door sigarettenpeuken in brand raken.
IMPERIAAL/SKIDRAGER
De wettelijke voorschriften betreffende de maximale afmetingen moeten altijd in acht worden genomen.
Controleer na enkele kilometers rijden of de bouten van de bevestigingspunten nog goed zijn aangescherpt.
Verdeel de lading gelijkmatig en schenk aandacht aan zijwinden terwijl u rijdt.
Overschrijd nooit het maximale toegestane draagvermogen, zie hoofdstuk "Technische gegevens"
WINTERBANDEN
De max. snelheid voor winterbanden met "Q"-markering is 160 km/h. De snelheidsbeperkingen moeten echter altijd nauwlettend worden
opgevolgd.
ACCU
Accuvloeistof is giftig en corrosief. Vermijd contact met huid en ogen. Houd open vuur en bronnen van vonken uit de buurt van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie veroorzaken.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moeten de ogen altijd met een speciale bril beschermd worden.
INTERIEUR
Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van het interieur van de auto. De elektrostatische
lading die door het wrijven tijdens het reinigen ontstaat, kan brand veroorzaken.
Bewaar geen spuitbussen in het voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet blootgesteld worden aan temperaturen boven
50°C. Wanneer de auto in de zon staat, kan de binnentemperatuur deze waarde ruim overschrijden.
268
ALFABETISCH
REGISTER
A
anhangers trekken...............133
ABS ................................85
Achterdeuren.......................16
Achterlichtunits....................139
Achterruitsproeier...................35
Achterruitwisser..................34-35
Achteruitkijkspiegels.................29
Actieve veiligheidssystemen..........85
Afmetingen........................197
Afsluitsysteem
brandstoftoevoer................156
Alarmknipperlichten................135
ASR-systeem.......................87
Automatische klimaatregeling........41
Bagageruimte......................45
Banden............................193
Bandenspanning...................196
Belangrijke opmerkingen...........112
Beschermingssystemen
inzittenden.......................89
Bevestiging van het sleepoog.......157
Binnenlampen vervangen...........141
Binnenspiegel.......................29
Bougies (type).....................190
Brandstofverbruik..................214
Buitenspiegels......................29
Buitenverlichting.....................30
Chassisnummer...................188
CO2-emissie.......................229
Comfort-Matic/
Dualogic-versnellingsbak.........119
Cruise-control......................126
Dagrijlichten........................30
Dashboard en
instrumentenpaneel...............55
De accu opladen...................183
De auto parkeren..................117
De gestarte motor opwarmen.......115
De motor afzetten..................116
De motor starten...................115
Dead Lock-systeem.................11
Derde remlicht.....................140
Digitaal display......................57
Bedieningsknoppen.............57
Setup menu.....................57
Dimlicht........................30-138
Een lamp vervangen...............135
Een wiel vervangen.................147
Elektrische ruitbediening.............43
ESC-systeem.......................86
Fiat CODE systeem.................13
Follow Me Home....................31
Follow Me Home-systeem...........31
Frontairbag bestuurderszijde........107
Frontairbag passagierszijde.........107
Frontairbags.......................106
Gebruik van de versnellingsbak. . . .118
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden..........171
Geprogrammeerd onderhoud.......160
Gewichten en belastingen..........203
Gordelspanners.....................93
Grootlicht......................31-139
Handbediende klimaatregeling......39
Handmatige uitschakeling van
de frontairbag en de zijairbag
voor de bescherming van
borst/hoofd aan
passagierszijde..................108
Handrem..........................116
Het voertuig opkrikken.............157
Hill Holder-systeem..................87
Hoofdsteunen.......................27
Identificatiegegevens...............188
Identificatieplaatje
carrosserielak...................188
Inbouwvoorbereiding
Isofix-kinderzitje...................99
Interieurverlichting...................32
Kentekenplaatverlichting
(voor hatchbackversies)..........140
Kentekenplaatverlichting (voor
versies met zijdeuren)............141
Kinderen veilig vervoeren............95
kinderzitjes.....................101
Kinderslot...........................15