AANHANGERS
TREKKEN
BELANGRIJK
Voor het trekken van aanhangers moet
het voertuig zijn voorzien van een
goedgekeurde trekhaak en een
geschikte elektrische installatie. De
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd die de
speciale documentatie voor het rijden
over wegen zal overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd.Om er zeker van te zijn dat het
maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem in elk land de specifieke
snelheidslimieten voor voertuigen met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 80 km/h.
114) 115)
BELANGRIJK
114)Het ABS-systeem waarmee het
voertuig is uitgerust heeft geen controle
over het remsysteem van de aanhanger.
Wees bijzonder voorzichtig op gladde
wegen.
115)Wijzig nooit het remsysteem van het
voertuig om de remwerking van de
aanhanger aan te passen. Het remsysteem
van de aanhanger moet volledig
onafhankelijk zijn van het hydraulische
systeem van het voertuig.
133
EEN WIEL
VERVANGEN
Het voertuig is oorspronkelijk uitgerust
met de Fix&Go automatic snelle
bandenreparatiekit (zie aanwijzingen in
het volgende hoofdstuk). Als alternatief
kan het voertuig voorzien zijn van een
reservewiel van normale afmetingen.
Het verwisselen van een wiel en het
juiste gebruik van de krik en het
reservewiel vereisen enkele
voorzorgsmaatregelen die hierna zijn
beschreven.
121) 122) 123) 124)
Opmerking voor banden met
éénrichtingsloopvlak
Op banden met éénrichtingsloopvlak
zijn enkele pijlen aangebracht die de
draairichting aangeven. Wanneer er een
wiel verwisseld wordt (bijvoorbeeld
wanneer de band lek is) kan de richting
van de pijlen op het reservewiel niet
overeenkomen met de draairichting van
het wiel dat verwisseld moet worden.
Onder deze omstandigheden behoudt
de band toch zijn veiligheidskenmerken.Het wordt echter geadviseerd het wiel
zo snel mogelijk te laten repareren
en monteren, aangezien de beste
prestaties worden verkregen als de
draairichting van alle banden in
overeenstemming is met die is
aangegeven door de pijlen.
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 4 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
VERVANGINGSPROCEDURE WIEL
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De grond moet zo
mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht in bepaalde landen)
aan voordat u uit het voertuig stapt;
geef aan dat het voertuig panne
heeft door de voorzieningen te
gebruiken die wettelijk verplicht zijn in
uw land (bijv. driehoek,
alarmknipperlichten, enz.);
voor Cargo-versies fig. 163: schuif
de linker voorstoel naar voren en bedien
hendel A om toegang te krijgen tot de
gereedschapstas, breng de tas naar
het wiel dat vervangen moet worden;
voor Doblò/Doblò Combi-versies fig.
164: open de achterdeuren, de
gereedschapstas bevindt zich in de
laadruimte aan de rechter achterkant,
neem de tas, door het elastiek los
te maken van de gesp, en breng hem
naar het wiel dat vervangen moet
worden;
163F0V0149
147
123)Gebruik de krik uitsluitend voor het
verwisselen van een wiel van de auto
waarbij de krik geleverd is of voor auto’s
van hetzelfde model. Gebruik de krik niet
voor andere doeleinden, zoals het
opkrikken van andere modellen. Gebruik de
krik nooit om reparaties onder het voertuig
te verrichten. Door een verkeerde plaatsing
van de krik, kan het voertuig van de krik
vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere
lasten dan is aangegeven op het plaatje
op de krik.
124)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.FIX&GO
AUTOMATIC-KIT
125) 126)
37)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
181 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 4 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;REPARATIE VAN BANDEN
EN DRUK
HERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
181F0V0700
182F0V0701
152
NOODGEVALLEN
PERIODIEKE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en bandenspanning;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter
(voor bepaalde versies/markten);
Elke 3.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt onder de volgende
omstandigheden:
het trekken van aanhanger of
caravan;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
vaak stationair lopende motor of
lange afstanden op lage snelheden of
als het voertuig langdurig niet gebruikt
wordt;
moeten de volgende controles vaker
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, balgen, bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
visueel de conditie van de
hulpaandrijfriemen inspecteren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilterelement om de 15.000 km
vervangen.
171
WIELEN EN BANDEN
Zie voor het type wielvelgen die op het
voertuig gemonteerd zijn de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens".
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften
voldoen. Sneeuwkettingen mogen
alleen op de banden van de voorwielen
(aandrijfwielen) gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Vermijd, zoveel mogelijk, bruusk
remmen, optrekken met piepende
banden en heftige schokken tegen
stoepranden, kuilen of andere harde
obstakels. Lang rijden op een slecht
wegdek kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage
op het loopvlak. Ga, indien nodig,
naar een Fiat Servicepunt;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken;
stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als ze
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
banden in elk geval door
gespecialiseerd personeel controleren
als ze langer dan 6 jaar onder de auto
zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten
controleren;
monteer in geval van vervanging
altijd nieuwe banden en vermijd banden
waarvan de herkomst dubieus is;
bij de montage van een nieuwe
band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien;
om een gelijkmatige slijtage van
voor- en achterbanden te garanderen,
wordt geadviseerd ze elke 10-15
duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan
dezelfde zijde van het voertuig
gemonteerd zodat de draairichting niet
wordt omgekeerd.
142) 143) 144) 145) 146)
BELANGRIJK
142)Onthoud dat de wegligging van het
voertuig in grote mate van een juiste
bandenspanning afhankelijk is.
143)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
144)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
145)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
146)Beperk de snelheid wanneer er
sneeuwkettingen zijn gemonteerd;
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs
en rijd geen lange afstanden over wegen
zonder sneeuw, om beschadigingen aan
zowel het voertuig als het wegoppervlak te
voorkomen.
186
ONDERHOUD EN ZORG
IDENTIFICATIE-
GEGEVENS
Geadviseerd wordt de
identificatiecodes te noteren. De
volgende identificatiecodes zijn op de
plaatjes ingeslagen en vermeld:
VIN-plaatje (typeplaatje met
identificatiegegevens).
Chassisnummer.
Identificatieplaatje carrosserielak.
Motorcode.
PLAATJE VOERTUIG-
INDENTIFICATIE-
NUMMER (VIN)
Dit plaatje is aangebracht op de
luchtinlaatkamer in de motorruimte en
is voorzien van de volgende informatie
fig. 204:
A Naam van de fabrikant;
B Nummer typegoedkeuring.
C Voertuigtype identificatiecode.
D Chassis fabrieksserienummer;
E Max. toelaatbaar gewicht van volledig
beladen voertuig;
F Max. toelaatbaar gewicht van volledig
beladen voertuig met aanhangwagen;
G Max. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as;
H Max. toelaatbaar gewicht op
achteras;
I Motortype;
L Versiecode carrosserie;M Reserveonderdeelnummer;
N Correcte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de rookgassen.
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Dit plaatje is aangebracht in de
motorkap en bevat de volgende
gegevens fig. 205:
A Lakfabrikant.
B Kleurnaam;
C Kleurcode Fiat;
D Kleurcode voor retoucheren of
opnieuw lakken.CHASSISNUMMER
Deze bevinden zich, respectievelijk:
op het vloerpaneel in het interieur,
achter de rechtervoorstoel; open lip
A voor toegang; fig. 206
aan de onderkant van de voorruit B.
fig. 207
204F0V0115
205F0V0118
206F0V0116
188
TECHNISCHE GEGEVENS
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
(voor bepaalde versies/markten)
Al jaren zet Fiat zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en
de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van voertuigen
aan het einde van hun levensduur, biedt Fiat haar klanten de mogelijkheid hun voertuig (*) aan het einde van zijn levensduur
zonder extra kosten in te leveren.
De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder of eigenaar
als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle landen van de Europese Unie konden tot 1 januari 2007
alleen auto’s kosteloos worden ingeleverd die na 1 juli 2002 op kenteken waren gezet; vanaf 2007 is het kosteloos inleveren
van de auto niet meer afhankelijk van het jaar van kentekenregistratie, als het voertuig maar de essentiële voertuigonderdelen
(met name de motor en de carrosserie) en geen extra afval bevat.
Voor de kosteloze inlevering van de auto aan het einde van zijn levensduur kunt u zich tot het Fiat Servicenetwerk of tot een
bevoegd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden. Deze bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice
voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte auto’s met respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een Fiat dealer of het Fiat
Servicenetwerk of het gratis nummer 00800 3428 0000 bellen of de Fiat website bezoeken.
(*) Voertuig voor personenvervoer met maximaal negen zitplaatsen en een maximaal toelaatbaar gewicht van 3,5 t.
240
TECHNISCHE GEGEVENS
Toets Bediening (drukken/draaien)
Inkomend gesprek aannemen
Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Inkomend gesprek weigeren
Lopend telefoongesprek beëindigen
Microfoon tijdens een telefoongesprek uitschakelen/inschakelen
In-/uitschakelen van de Pauze van de bron USB
Inschakelen/uitschakelen van de Mute-functie van de radio/AUX-bron
+/–Linker wieltje naar boven of beneden draaien: instelling geluidsvolume
Kort indrukken: volume verhogen/verlagen in afzonderlijke stappen
Ingedrukt houden: volume continu verhogen/verlagen tot de toets wordt losgelaten
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
Kort indrukken (USB-modus): selectie van vorige/volgende nummer
Lang indrukken (USB-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de toets wordt losgelaten
248
MULTIMEDIA