SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken. De
verschillende gekleurde zones geven de
afstand aan vanaf de achterkant van
het voertuig.In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 111:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
133)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
75)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
111F1B0167C
154
STARTEN EN RIJDEN
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
●●●●●
Stand/conditie van wisrubbers van ruitenwissers
voor/achter controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor en
achter visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren(6)●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)●●
Visueel de conditie controleren van de getande
distributieriem (met uitzondering van 2.4 Tigershark)(6)●
De drukregelaar en afdichting van de overeenkomstige
verwarmingsleidingen controleren (versies 1.4 T-Jet LPG)●●●●●
(6) Maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. Als het voertuig wordt gebruikt onder
veeleisende omstandigheden (stoffige omgevingen, koude klimaten, veel stadsritten, langdurig stationair lopen van de motor): aanbevolen maximum aantal
kilometers is 60.000 km. De riem moet elke 4 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand.
193
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor en
achter visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren●●●●●●●●●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)●●●●●●●●●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen●●●●●●●●●●
Bougie vervangen●●●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen●
Luchtfilterelement vervangen(2)●●●●●
Remvloeistof verversen(3)
Interieurfilter vervangen(2) (O) (●)
●●●●●
(2) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(3) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
197
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor en
achter visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
●●●●●●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren(4)●●
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)●●
Visueel de conditie controleren van de getande
distributieriem (behalve 1.3 MultiJet 16V-versies)(4)●●
Oliepeil van de krachtoverbrenging tussenbak (PTU)
controleren (behalve 2.0 Multijet 4X4 versies)●●
Controleer oliepeil van elektro-hydraulische actuator en
bijvullen indien nodig (1.6 Multijet versies met
automatische versnellingsbak met dubbele koppeling)(2)
●
Vloeistofpeil achterdifferentieel controleren (2.0 Multijet
4x4 versies)●●
(4) Maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. Als het voertuig wordt gebruikt onder
veeleisende omstandigheden (stoffige omgevingen, koude klimaten, veel stadsritten, langdurig stationair lopen van de motor): aanbevolen maximum aantal
kilometers is 60.000 km. De riem moet elke 4 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand.
(2) Jaarlijks uit te voeren controle voor auto's in landen met zeer strenge klimaten (koude landen).
199
VERSIES MET
START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker A fig. 170 van de
accusensor C op de minklem D (–) van
de accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de plusklem E van de
accu en de minkabel (–) op de klem van
de sensor D zoals aangegeven in de
figuur;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A terug op de
sensor C aan zoals aangegeven in de
figuur.
ONDERHOUDS-
PROCEDURES
92) 93) 94)
De volgende pagina's bevatten de
voorschriften voor hetvereiste
onderhoud die voorzien zijn door het
technische personeel dat het voertuig
heeft ontworpen.
In aanvulling op deze specifieke
onderhoudsinstructies die
gespecificeerd zijn voor het
geprogrammeerde routine-onderhoud,
zijn er andere componenten die
reparatie of vervanging vereisen tijdens
de gebruikscyclus van het voertuig.
MOTOROLIE
95)
Motorolieniveau controleren
Om een juiste smering van de motor
te garanderen, moet de olie altijd op het
voorgeschreven niveau worden
gehouden (zie "Motorruimte" in dit
hoofdstuk).
170F1B0300C
213
Full Brake Control (systeem)......88
Gebruik van de auto onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........201
Gebruik van het instructieboek......6
Geprogrammeerd onderhoud.....191
Geprogrammeerd
onderhoudsschema......192 ,196
Gewichten.................232
Gordelspanners.............100
krachtbegrenzers..........101
Grootlicht..................30
GSI (Gear Shift Indicator)........55
Handbediende klimaatregeling....37
Handgeschakelde
versnellingsbak............129
Herconfigureerbare laadvloer......47
Het voertuig opkrikken.........217
HHC (systeem)...............83
Hoofdairbag................121
Hoofdmenu.................56
Hoofdsteunen...............24
Hoogteregeling instelling
koplampen................31
Hoogteregeling koplampen.......31
i-Size kinderzitjes.............110
Identificatiegegevens
chassisnummer...........223
motorcode..............223VIN-plaatje..............223
Interieur (reiniging)............220
Interieurverlichting.............32
ISOFIX-kinderzitje (montage).....107
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System)..........93
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)...............167
Keyless Entry (systeem).........18
Kinderen veilig vervoeren........103
Kinderslot..................20
Kinderzitjes................103
Kleurendisplay...............54
Klimaatregeling...............37
Koplampen (reiniging)..........219
Koplampen dimlicht/grootlicht
(lamp vervangen)...........165
Lakwerk
(reiniging en onderhoud)......218
Lamp buitenverlichting
vervangen...............165
Lampade
tipi di lampade............163
Lampjes en berichten...........58
Lane Assist systeem..........151
Lichtschakelaar..............28
Mistachterlicht..............29
Mistlampen.................29
Mistlampen (lamp vervangen).....166Monochroom display...........53
Mood Selector / Drive Mode
(keuzeschakelaar rijmodus).....147
Mopar Connect.............280
Motor....................224
code..................223
niveau motorkoelvloeistof.....209
Motor starten...............125
Motorkap..................45
Motorolie
niveau controleren..........209
verbruik................209
Motorruimte................202
Motorruimte (uitspuiten)........219
Niveaus controleren..........202
Noodstart.................181
Officiële typegoedkeuringen.....281
Onderhoudsprocedures........213
Park Assist (systeem).........149
Parkeerlichten...............29
PBA (systeem)...............82
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema).........201
Plafondverlichting voor..........32
Portieren...................18
Prestaties (topsnelheid).........243
RCP-systeem...............87
Regensensor................34
ALFABETISCH REGISTER
"Intelligente" wis-/wasfunctie......33