"Kick Down" FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
verzochte acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN
OP STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 96.
Om de peddels op het stuurwiel stuur
te kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen (+) en (–) staan.
Om een hogere versnelling in te
schakelen: trek de rechter peddel (+)
naar het stuurwiel.Om een lagere
versnelling in te schakelen:trekde
rechter peddel (-) naar het stuurwiel.De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
BELANGRIJK
108)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch in de
vrijstand is gezet, door een geluidssignaal
worden aangegeven.
BELANGRIJK
55)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de AUTO/
MANUAL bediening.
56)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
START&STOP-
SYSTEEM
109) 110)57)
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af, wanneer de
auto stilstaat en aan alle voorwaarden
voor automatisch uitschakelen wordt
voldaan. De motor start weer zodra de
bestuurder verder wil rijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de auto
dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak:bij stilstaande auto,
wordt de motor afgezet als de
versnellingsbak in de vrijstand staat en
het koppelingspedaal niet is ingetrapt.
Versies met Dualogic-
versnellingsbak: de motor wordt
afgezet als de auto stil staat en het
rempedaal is ingetrapt. De motor wordt
ook afgezet als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, maar als de
keuzehendel in de stand N (Neutraal)
staat.
96F0Y0615C
114
STARTEN EN RIJDEN
56)
Uitschakelen
Om de modus “Traction +” uit te
schakelen en terug te gaan naar de
modus “Normal”, draait u de ring naar
links en houdt u deze gedurende een
halve seconde in deze stand. In dit
geval gaat de led van de modus
“Normal” branden en wordt een
melding op het scherm weergegeven
dat de modus “Traction +” is
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Als de modus “Traction
+” of “Normal” wordt geselecteerd
wanneer de motor wordt afgezet, blijft
de modus behouden tot de motor weer
wordt gestart.
BELANGRIJK In de modus “Traction +”
wordt het Start&Stop-systeem tijdelijk
uitgeschakeld (led op de knop van
het Start&Stop-systeem gaat aan). Om
het Start&Stop-systeem weer in te
schakelen in de modus “Traction +”,
drukt u op de Start&Stop-knop op het
dashboard. Het Start&Stop-systeem
wordt weer ingeschakeld, zodra de
modus “Traction +” wordt
uitgeschakeld.BELANGRIJK Wanneer de modus
“Traction +” wordt ingeschakeld, wordt
het City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem tijdelijk
uitgeschakeld. Tijdelijke uitschakeling
van het systeem wordt aangeduid door
het lampje
op het
instrumentenpaneel (en een bericht op
het display). Wanneer de modus
“Traction +” wordt uitgeschakeld, wordt
het City Brake Control - “Collision
Mitigation”-systeem weer ingeschakeld.
FUNCTIE “GRAVITY CONTROL”
Deze rijfunctie houdt de snelheid
constant als van een steile helling naar
beneden wordt gereden. Lawaai en
trillingen afkomstig van de zijkant van
de wielen (remmen) zijn normaal
wanneer deze functie is ingeschakeld.
BELANGRIJK De functie kan alleen
worden geselecteerd als de modus
“Traction +” is ingeschakeld, de motor
draait, de handrem is uitgeschakeld
en het bestuurdersportier goed dicht
zit.
Inschakeling
Verlaag uw snelheid tot minder dan 25
km/h om de functie in te schakelen.Laat, zodra de gewenste snelheid is
bereikt, het gas- en rempedaal volledig
los. Als u de snelheid wilt verhogen/
verlagen, trapt u het gas-/rempedaal
weer in.
Inschakeling
Draai de ring naar rechts (stand C fig.
100) en houd hem gedurende een
halve seconde, of tenminste tot de
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie "Gravity Control”
op het display weergegeven wordt
fig. 103, in deze stand.
Na het loslaten keert de ring terug naar
de middelste stand. “Gravity Control”
is klaar om te werken, wanneer de
“Gravity Control”-functie wordt
geselecteerd.
Uitschakelen
Om de modus “Gravity Control” uit te
schakelen, draait u de ring naar links en
houdt u deze gedurende een halve
seconde in deze stand.
In dit geval gaat de led van de modus
“Traction +” branden en wordt een
melding op het scherm weergegeven
dat de functie “Gravity Control” is
uitgeschakeld.
De functie “Gravity Control” is altijd
uitgeschakeld wanneer de motor
gestart wordt.
120
STARTEN EN RIJDEN
127)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan
uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
128)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de druk van zowel de
banden als het ruimtebesparende
reservewiel, in overeenstemming met de
drukwaarden die zijn aangegeven in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
129)Na het verwisselde wiel te hebben
opgetild/geblokkeerd, moet de sleutel
worden verwijderd. Draai hem NIET
linksom om hem zo gemakkelijker te
kunnen verwijderen en om te voorkomen
dat de bevestiging loskomt en het wiel niet
veilig is vastgezet .
BELANGRIJK
62)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Fiat Servicenetwerk om het correcte
aanhaalkoppel van de wielbouten te laten
controleren.
"Fix&Go
Automatic"-KIT
130) 131)
63)2)
BESCHRIJVING
De Fix&Go Automatic-kit zit in een
speciale houder in de bagageruimte. In
deze houder zitten ook een
schroevendraaier, het sleepoog en de
trechter om te tanken in noodgevallen.
Open, om bij de kit te kunnen komen,
de achterklep, verwijder de
herconfigureerbare laadvloer en til de
vloerbedekking op.
LPG-versies
De kit zit in een tas die met klittenband
aan de voering van de bagageruimte
vastzit.
De kit fig. 128 bevat:
één busje A met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker C met
daarop het opschrift MAX 80 km/h / 50
km/h die na reparatie van de band op
een goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor B;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
busje D.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De motor moet op
vluchtstroken, in parkeergarages, op
parkeerplaatsen of tankstations worden
afgezet en de ondergrond moet zo
vlak en compact mogelijk zijn;
128F0Y0624C
136
NOODGEVALLEN
SOORTEN LAMPEN
Gebruik Type Vermogen
Dimlicht/grootlicht H7 55W
Dagrijverlichting (DRL) Led + W21W-lamp 21W
Stadslicht voor LED –
Parkeerlichten achter/Remlichten P21/5W 21W/5W
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W
Richtingaanwijzers zijkant WY5W 5W
Richtingaanwijzers achter P21W 21W
Derde remlicht LED –
Mistlampen H11 55W
Achteruitrijlicht W16W 16W
Mistachterlicht W16W 16W
Kentekenverlichting C5W 5W
Plafondverlichting voor C5W 5W
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W
Bagageruimteverlichting W5W 5W
Verlichting dashboardkastje C5W 5W
Plafondverlichting achterin C5W 5W
140
NOODGEVALLEN
monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling tussen
de veercontacten, en monteer
lampenglas A fig. 155.
BELANGRIJK
132)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrisch systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
133)In halogeenlampen bevindt zich
gas onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
BELANGRIJK
64)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de lamp per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
65)Laat de lampen bij voorkeur vervangen
door het Fiat Servicenetwerk. De correcte
werking en regeling van de
buitenverlichting is van fundamenteel
belang voor de rijveiligheid en is bovendien
een wettelijke vereiste.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
134) 135) 136) 137) 138) 139)66)
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn in drie
zekeringenkasten gegroepeerd die zich
in de motorruimte, onder het
dashboard en in de bagageruimte
bevinden.
REGELEENHEID
MOTORRUIMTE
Draai voor toegang tot de zekeringen
de twee schroeven A fig. 157 los en
verwijder het deksel B in de richting
aangegeven door de pijl.BELANGRIJK Draai, voordat het deksel
B fig. 157 verwijderd wordt, de twee
bajonetschroeven A langzaam linksom
(met behulp van de bijgeleverde platte
schroevendraaier) totdat ze loskomen.
Dit wordt aangegeven door het
omhoog komen van de koppen.
Monteer, na het vervangen van de
zekering, het deksel B weer op
de zekeringenkast.
De zekeringenkast fig. 158 zit naast de
accu.
157F0Y0071C
158F0Y0072C
146
NOODGEVALLEN
ZEKERINGENKAST DASHBOARD
De zekeringenkast bevindt zich aan de linkerkant van het dashboard. Verwijder het klepje A fig. 159 om bij de zekeringen te
komen.
159F0Y0280C
147
ZEKERINGKAST MOTORRUIMTE
fig. 158
GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 10
AchterruitverwarmingF20 30
Aansteker/stopcontact voorzijde F85 15
USB-laadpoort (voor bepaalde versies/markten) F86 7,5
Verwarming buitenspiegels F88 7,5
ZEKERINGEN ZEKERINGENKAST IN HET DASHBOARD
fig. 159
GEBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening (linksachter) F33 20
Elektrische ruitbediening (rechtsachter) F34 20
Uconnect™, instapverlichting (rechts- en linksachter) F36 15
Centrale portiervergrendeling F38 20
Tweeweg-ruitensproeierpomp F43 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F47 20
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F48 20
Koplamp grootlicht (links) F90 7,5
Koplamp grootlicht (rechts) F91 7,5
Mistlamp (links)F92 7,5
Mistlamp (rechts)F93 7,5
149
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (benzineversie)
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren
en bandendruk, indien nodig,
herstellen; vervaldatum van de
"Fix&Go Automatic" reparatiekit kit
controleren (voor bepaalde versies/
markten)●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem
(koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes
instrumentenpaneel, enz.) controleren●●●●●●●●●●
Vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen (motorkoelvloeistof,
remmen/hydraulische koppeling,
ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie controleren●●●●●●●●●●
De diagnosestekker gebruiken om de
werking van het brandstoftoevoer-/
motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor
bepaalde versies/markten, de
verslechtering van de motorolie●●●●●●●●●●
159