221
Instellen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- "Ver " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
-
"Normaal ",
-
"Dichtb. " om later gewaarschuwd te
worden.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch
remmen ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Druk op " Bevestigen" om de wijziging op te
slaan.
Active Safety Brake
Als de radar en de camera de
aanwezigheid van een voertuig of
een voetganger hebben bevestigd,
knippert dit lampje als het systeem
wordt geactiveerd. Belangrijk
: als de werking van het
automatische noodremsysteem
wordt geactiveerd, moet u de
controle over uw auto overnemen en
remmen met het rempedaal om het
automatische remmen aan te vullen
of te beëindigen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Het moment van activeren van de remmen
kan worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals stuuracties of het
intrappen van het gaspedaal.
Als het systeem in werking is, kunnen er
lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot
2
seconden geactiveerd.
Als het automatische noodremsysteem
niet is ingeschakeld, wordt u hier voor
gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een
melding.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze
door het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht. Houd het rempedaal
ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de
snelheid van de aanrijding te beperken of de
frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen
wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de camera
activeert het systeem de remmen van de auto.
6
Rijden
222
Als het automatische noodremsysteem niet is
ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd
door het permanent branden van dit lampje in
combinatie met een melding.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt
om de aanrijding te voorkomen, zorgt het
systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Uitschakelen / inschakelen van
de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op aanrijding
en automatisch remmen ".
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als een van de twee sensoren (camera of
radar) is afgedekt of een beperkt bereik
heeft ter wijl de andere normaal werkt,
blijft het systeem werken maar minder
nauwkeurig dan normaal. Dit wordt niet
aangegeven door een melding of een
lampje.
Om storingen in de werking van de radar
te voorkomen, mag de bumper niet
worden gespoten.
Slechte weersomstandigheden (zware
regenval, opeenhoping van sneeuw
rond de radar en de camera) kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. In dat geval verschijnt er
een storingsmelding. De functie is niet
beschikbaar zolang deze melding wordt
weergegeven.
Rijden
223
Lane Departure Warning
System
Detectie – waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het
knipperen van dit lampje op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en tot
ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld,
wordt er geen enkele waarschuwing gegeven.
Inschakelen / uitschakelen
Met audiosysteem
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
" Rijden/Auto " de functie "Lane
Departure Warning ".
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Het lampje van deze knop knippert.
of
De toets knippert en er wordt een storing weergegeven.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
- a ls de rijstrookmarkeringen weggesleten
zijn en er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde extreme
weersomstandigheden: mist, zware
regenval, sneeuw, schaduw, fel zonlicht
of directe blootstelling aan de zon (lage
zon, uitrijden van een tunnel enz.).
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als
bij een rijsnelheid hoger dan 60
km/h een
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden;
het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft;
het systeem is uitgeschakeld.
6
Rijden
224
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met
een snelheid van meer dan 65
km/h
zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65
km/h.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder". Het systeem beoordeelt de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65
km/h).
Rijden
227
Met audiosysteem
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Dodehoekbewaking ".
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen. Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door CITROËN gehomologeerde
trekhaak.
Storing
Inschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
F
D
ruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft;
het systeem is uitgeschakeld. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
of
Het lampje van deze knop
knippert en er wordt een melding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Houd de sensoren bij slecht of winters
weer vrij van modder, ijs of sneeuw.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren, omdat
ze anders beschadigd kunnen raken.
Bij een storing gaan deze lampjes knipperen.
Inschakelen / uitschakelen
6
Rijden
229
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een rijsnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel
zich voor of achter de auto bevindt.
Uitschakelen/inschakelen
Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Parkeerhulp ".
Met touchscreen
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op
de trekhaak wordt bevestigd (indien de
auto is uitgerust met een volgens de
voorschriften van het CITROËN-netwerk
gemonteerde trekhaak).
Storing
Als bij het inschakelen van de
achteruitversnelling een storing wordt
gedetecteerd, gebeurt afhankelijk van de
uitvoering het volgende:
Dit lampje gaat branden en
er verschijnt een melding, in
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren mogelijk vuil zijn.
Bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren enz.) kunnen
de geluidssignalen van de parkeerhulp
activeren.
Activeer of deactiveer in het
menu "
Rijden/Auto " de functie
" Parkeerhulp ".
6
Rijden
235
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Reset
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact en stilstaande auto. De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsparameters worden
door het systeem als referentiewaarden
beschouwd.
Met audiosysteem
Selecteer in het menu
"
Persoonlijke instelling –
configuratie " de optie "Initialisatie
bandenspanningscontrole ".
Met touchscreen
Selecteer in het menu "Rijden/Auto"
de optie " Bandenspan.contr. ".
Druk op " Ja" om het resetten te bevestigen .
Als het resetten is voltooid, klinkt een
geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven.
Storing
Als het lampje te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft branden in
combinatie met het lampje Ser vice, wijst dit op
een storing in het systeem. In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Na het uitvoeren van werkzaamheden
aan het systeem moet de spanning van de
vier banden worden gecontroleerd en het
systeem worden gereset.
6
Rijden
241
Trekken van een aanhanger
Wij raden u aan gebruik te maken van
een geteste en goedgekeurde CITROËN
trekhaak en bedrading en deze door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats te laten monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het CITROËN-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Neem de maximaal toegestane
trekgewichten in acht die staan vermeld
op het kentekenbewijs of in de technische
gegevens van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
voor het trekken van
een aanhanger.
Eco-mode
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van de modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het
ver voer van personen en bagage, maar is
tevens geschikt voor het trekken van een
aanhanger.
7
Praktische informatie