Stoelen, veiligheidssystemen61DROŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā
gadījumā BĒRNS var gūt SMAGAS
TRAUMAS vai IET BOJĀ.
ET: ÄRGE kasutage tahapoole
suunatud lapseturvaistet istmel, mille
ees on AKTIIVSE TURVAPADJAGA
kaitstud iste, sest see võib põhjus‐
tada LAPSE SURMA või TÕSISE
VIGASTUSE.
MT: QATT tuża trażżin għat-tfal li
jħares lejn in-naħa ta’ wara fuq sit
protett b’AIRBAG ATTIV quddiemu; dan jista’ jikkawża l-MEWT jew
ĠRIEĦI SERJI lit-TFAL.
GA: Ná húsáid srian sábháilteachta
linbh cúil RIAMH ar shuíochán a
bhfuil mála aeir ag feidhmiú os a
chomhair. Tá baol BÁIS nó GORTÚ
DONA don PHÁISTE ag baint leis.
Behalve de waarschuwing conform
ECE R94.02 moet een voorwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
omwille van de veiligheid uitsluitend
worden gebruikt volgens de instruc‐
ties en beperkingen in de tabel
3 67.
U vindt het airbaglabel aan beide
zijden van de zonneklep aan passa‐
gierszijde.Airbag deactiveren 3 63.
Frontaal airbagsysteem
Het frontairbagsysteem bestaan uit een airbag in het stuurwiel en eenairbag in het instrumentenpaneel aan de passagierszijde voorin. Deze zijn
te herkennen aan het opschrift
AIRBAG .
Het frontairbagsysteem treedt in werking bij een voldoende krachtige
aanrijding aan de voorzijde. Het
contact moet ingeschakeld zijn.De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd
van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk.
Stoelpositie 3 48.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omleg‐
gen en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
62Stoelen, veiligheidssystemenZijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in de rugleuning van beide
voorstoelen. Ze zijn te herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en de
heupen bij een zijdelingse aanrijding
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Gordijnairbagsysteem
De hoofdairbags bestaan uit een
airbag aan weerszijden in het
dakframe. Ze zijn te herkennen aan
het opschrift AIRBAG op de dakstij‐
len.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
Stoelen, veiligheidssystemen639Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 67. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.Het airbagsysteem van de passagiervoorin kan worden gedeactiveerd met een sleutel in de schakelaar in het
handschoenenkastje.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐
tie te kiezen:
OFF * (UIT):airbag voor de voor‐
passagier is gedeac‐
tiveerd en wordt niet
opgeblazen bij een
botsing, controle‐
lampje * brandt
continu op de
middenconsoleON V (AAN):airbag van voorpas‐
sagier is actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 67.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als het controlelampje Ó ongeveer
60 seconden brandt nadat het contact ingeschakeld is, gaat het airbagsys‐
teem voor de voorpassagier af bij een
aanrijding.
64Stoelen, veiligheidssystemenAls het controlelampje * oplicht na
het inschakelen van het contact, wordt het airbagsysteem voor de
voorpassagier gedeactiveerd. Het
blijft aan terwijl de airbag gedeacti‐
veerd is.
Als beide controlelampjes tegelijker‐
tijd branden zit er een storing in het
systeem. De systeemstatus wordt
niet aangeduid; er mag niemand op
de stoel van de voorpassagier
vervoerd worden. Roep onmiddellijk
de hulp van een werkplaats in.
Raadpleeg onmiddellijk een werk‐
plaats indien geen van beide contro‐
lelampjes brandt.
Verander de status alleen tijdens stil‐
stand terwijl het contact is uitgescha‐
keld.
Status blijft actief tot de volgende
verandering.
Controlelampje airbag-deactivering
3 97.Kinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabellen 3 67.
Airbag deactiveren 3 63.
Airbaglabel 3 58.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Verstel alvorens een kinderzitje te
bevestigen de hoofdsteun 3 46.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Bevestigingsriem aan de boven‐ kant
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet. Na het bevestigen van het
kinderveiligheidssysteem moet de
veiligheidsgordel worden omgedaan
3 67.
Stoelen, veiligheidssystemen67Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane opties voor het bevestigen van een kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordelGewichtsklasse
Op passagiersstoelOp buitenste zitplaatsen
achterinOp middelste
zitplaats achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kgXU/L 1,2U/L3UGroep 0+: tot 13 kgXU/L1,2U/L3UGroep I: 9 tot 18 kgXU/L 1,2U/L3,4U4Groep II: 15 tot 25 kgU/L 1,2XU/L3,4U4Groep III: 22 tot 36 kgU/L 1,2XU/L3,4U4U:universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsgordelL:geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de categorieën 'specifieke auto', 'beperkt' of 'semi-
universeel'. Het kinderveiligheidssysteem moet voor het specifieke voertuigtype zijn goedgekeurd (raadpleeg de
voertuigtypelijst van het kinderveiligheidssysteem)X:kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan1:zo ver als nodig de stoel naar voren brengen en de hoek van de rugleuning naar een verticale stand brengen om te
verzekeren dat de gordel naar voren loopt vanaf het bovenste verankeringspunt2:zo ver als nodig de stoelhoogte omhoog brengen en de hoek van de rugleuning naar een verticale stand brengen om te verzekeren dat de gordel strak zit aan de slotzijde3:de desbetreffende voorstoel vóór het kinderveiligheidssysteem zo ver als nodig naar voren brengen4:de desbetreffende hoofdsteun verstellen of verwijderen, indien nodig
68Stoelen, veiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderveiligheidssysteem met ISOFIX-
beugels
GewichtsklasseMaatklasseBevestiging
Op passagiersstoelOp buitenste
zitplaatsen
achterinOp middelste
zitplaats
achteringeactiveerde
airbaggedeacti‐
veerde airbagGroep 0: tot 10 kgGISO/L2XXXXFISO/L1XXXXEISO/R1XILIL 3XGroep 0+: tot 13 kgEISO/R1XILIL3XDISO/R2XILIL3XCISO/R3XILIL3XGroep I: 9 tot 18 kgDISO/R2XILIL3,4XCISO/R3XILIL 3,4XBISO/F2XIL, IUFIL, IUF 3,4XB1ISO/F2XXIL, IUFIL, IUF3,4XAISO/F3XIL, IUFIL, IUF 3,4XGroep II: 15 tot 25 kgXXIL3,4XGroep III: 22 tot 36 kgXXIL3,4X
70Stoelen, veiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een i-Size-kinderveiligheidssysteem met ISOFIX-beugelsOp passagiersstoel
Op buitenste
zitplaatsen achterinOp middelste
zitplaats achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde
airbagi-Size-
kinderveiligheidssystemenXi - Ui - UXi - U:geschikt voor 'universele' i-Size voorwaarts of achterwaarts gerichte kinderveiligheidssystemenX:stoelpositie niet geschikt voor 'universele' i-Size kinderveiligheidssystemen
Instrumenten en bedieningselementen81Instrumenten en
bedieningselement
enBedieningselementen ..................82
Stuurwielverstelling ...................82
Stuurbedieningsknoppen ...........82
Verwarmd stuurwiel ...................82
Claxon ....................................... 83
Wis- en wasinstallatie voorruit ...83
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 85
Buitentemperatuur .....................85
Klok ........................................... 86
Elektrische aansluitingen ...........87
Inductief opladen .......................89
Aansteker .................................. 89
Asbakken ................................... 90
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampjes .......................90
Instrumentengroep ....................90
Snelheidsmeter ......................... 92
Kilometerteller ........................... 93
Dagteller .................................... 93
Toerenteller ............................... 93
Brandstofmeter .......................... 94Koelvloeistoftemperatuurme‐
ter ............................................. 94
Peilsensor motorolie ..................94
Service-display .......................... 95
Controlelampen ......................... 96
Richtingaanwijzers ....................96
Gordelverklikker ........................96
Airbag en gordelspanners .........97
Airbag-deactivering ...................97
Laadsysteem ............................. 97
Storingsindicatielamp ................97
Schakel motor uit .......................98
Systeemcontrole ........................98
Rem- en koppelingssysteem .....98
Elektrische handrem ..................98
Elektrische parkeerrem defect ...98
Antiblokkeersysteem (ABS) .......99
Schakelen .................................. 99
Lane Departure Warning ...........99
Lane keep assist .......................99
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....99
Koelvloeistoftemperatuur .........100
Voorverwarming ......................100
Roetfilter .................................. 100
AdBlue ..................................... 100
Drukverliesdetectiesysteem ....100
Motoroliedruk ........................... 100
Te laag brandstofpeil ...............101
Autostop .................................. 101Rijverlichting............................ 101
Groot licht ................................ 101
Dimlicht .................................... 101
Grootlichtassistentie ................102
LED-koplampen .......................102
Mistlamp .................................. 102
Mistachterlicht ......................... 102
Regensensor ........................... 102
Cruise control .......................... 102
Adaptieve cruise control ..........102
Voorligger gedetecteerd ..........102
Dodehoeksysteem ...................102
Actieve noodrem .....................103
Snelheidsbegrenzer ................103
Portier open ............................. 103
Displays ..................................... 103
Driver Information Center ........103
Info-Display ............................. 105
Boordinformatie ......................... 107
Geluidssignalen .......................107
Batterijspanning .......................108
Persoonlijke instellingen ............108
Telematicaservice ......................112
OnStar ..................................... 112