Instrumenten en bedieningsorganen99Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐ matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 130.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 247.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Info-Display 3 126.
116Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 189.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken 3 189.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Elektrische handrem defect
j brandt of knippert geel.
Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐ maal 3 189.
Knippert
Elektrische handrem staat in de servi‐ cemodus. Stop de auto, trek de elek‐
trische handrem aan en zet deze los
om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 189.
Schakelen R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of
terug te schakelen.
Afstand tot voorligger E geeft met ingevulde afstandsbal‐
ken de gevoeligheid van de waar‐
schuwingstiming wat betreft de
afstand tot de voorligger voor de fron‐
taanrijdingswaarschuwing aan.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 207.
Lane keep assist a brandt groen of geel, of knippert
geel.
124Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofpeil, Bi-Fuel-motor
Bij Bi-Fuel-motoren geeft het Driver
Information Center het brandstofpeil
voor het niet geselecteerde brand‐ stoftype aan.
Actueel brandst.verbr.
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's met Bi-Fuel-motoren: Het
momentele verbruik wordt aangege‐
ven voor de momenteel geselec‐
teerde modus: CNG of benzine.
Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de levens‐
duur van de olie. Het percentage
staat voor de resterende levensduur
van de olie 3 112.
Bandenspanning
Controleert de bandenspanning van
alle banden onderweg 3 271.
Verkeersbordherkenning
Geeft de waargenomen verkeersbor‐
den tijdens het huidige traject weer
3 225.
Afstand tot voorligger
Geeft de afstand tot een rijdende
voorligger weer 3 209. Als de adap‐
tieve cruisecontrol actief is, geeft
deze pagina in plaats daarvan de
ingestelde afstand tot voorligger
weer.
Timer
Druk voor starten en stoppen op 9.
Druk voor terugzetten op > en beves‐
tig de handeling.Buitentemperatuur
Weergave van huidige buitentempe‐
ratuur.
AdBlue
Geeft een schatting van het AdBlue- peil. Het percentage geeft de reste‐
rende levensduur aan van de AdBlue.
Ook wordt aangegeven of het peil
voldoende of te laag is.
Eco-informatiemenu, @
● Grootste verbruikers ● Zuinigheidstrend
● Eco-index
Op het Uplevel-display verschijnen
de pagina's Grootste verbruikers,
Zuinigheidstrend en Eco-index in het
menu Rit-/brandstofinformatie; selec‐ teer Info.
Grootverbruikers
Lijst met grootste momenteel inge‐
schakelde comfortgebruikers
verschijnt in aflopende volgorde. De
mogelijke brandstofbesparing wordt
aangegeven.
Instrumenten en bedieningsorganen125In bepaalde omstandigheden acti‐
veert de motor de achterruitverwar‐ ming automatisch om de motor
zwaarder te belasten. In dat geval wordt de achterruitverwarming
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
Zuinig rijden
Toont de ontwikkeling van het gemid‐
delde verbruik over een afstand van
50 km. Gevulde segmenten geven
het verbruik weer in stappen van 5 km en laten het effect van de omge‐ ving of het rijgedrag op het brandstof‐
verbruik zien.
Eco-index
Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven op een zuinig‐
heidsschaal. Pas omwille van een
zuinig verbruik de rijstijl zodanig aan
dat de indicator binnen de groene
zone blijft. Hoe dichter de indicator de
rode zone nadert, hoe hoger het
brandstofverbruik. Tegelijkertijd
wordt de gemiddelde verbruiks‐
waarde weergegeven.
Afhankelijk van de autoversie toont de Eco-index waarden voor dagteller‐
pagina A/1 of de actuele rijcyclus. In
het laatste geval wordt de volgende
keer dat u het contact inschakelt de
indicator gereset.
Menu Audio
In het menu Audio kunt u naar muziek zoeken, uit favorieten selecteren of
van audiobron wisselen.
Zie handleiding bij het Infotainment.
Menu Telefoon In het menu Telefoon kunt u telefoon‐
gesprekken beheren en voeren, door contactpersonen scrollen of hands‐
free telefoneren.Zie handleiding bij het Infotainment.
Menu Navigatie
In het menu Navigatie kunt u route‐
begeleiding inschakelen.
Zie handleiding bij het Infotainment.
Menu Voertuiginformatie, ? of
Opties
De onderstaande lijst bevat alle
mogelijke pagina's van het Optie‐
menu. Sommige zijn voor uw speci‐
fieke auto wellicht niet beschikbaar.
Afhankelijk van het display zijn
sommige functies weergegeven als
symbool.
Draai aan het stelwiel of druk op Q of
P om een pagina te selecteren en
volg de instructies in de submenu's op:
● Eenheden
● Infopagina's
● Snelheidswaarschuwing
● Draagvermogen band
● Software-informatie
Klimaatregeling155Ontwasemen en ontdooien
●Druk op V: de luchtverdeling
wordt in de richting van de voor‐
ruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien V
A/C:koeling4:luchtrecirculatieÜ:achterruitverwarming
Achterruitverwarming Ü 3 44.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 41.
Verwarmde stoelen ß 3 56.
Geventileerde stoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel A 3 96.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Rijden en bediening171systeem zal de motor automatisch
blijven ronddraaien tot deze start. Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.
Mogelijke redenen voor het niet star‐ ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐
bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of keuzehendel niet in P of N (auto‐
matische versnellingsbak).
● Rempedaal niet ingetrapt (geau‐ tomatiseerde versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Turbomotor opwarmen
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motor koud is. Deze
beperking is er om het smeersysteem
de motor volledig te laten bescher‐
men.Uitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.
Stop/Start-systeem Het Stop/Start-systeem helpt brand‐stof besparen en uitlaatemissies
beperken. Wanneer de omstandighe‐ den het toelaten, schakelt het de
motor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bijv. aan een
verkeerslicht of in een file. Het contact
blijft ingeschakeld.
De motor schakelt automatisch in als
aan bepaalde voorwaarden wordt
voldaan, of wanneer de bestuurder
opnieuw start.Inschakelen
Het Stop/Start-systeem is beschik‐
baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.
Uitschakelen
Schakel het Stop/Start-systeem
handmatig uit door op D te drukken.
De uitschakeling wordt aangeduid wanneer het ledje in de knop oplicht.
Rijden en bediening173● Het bestuurdersportier is geslo‐ten of de veiligheidsgordel van debestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is hoger dan -5 °C.
● Het remvacuüm is voldoende.
● Vanaf de laatste herstart moeten
ongeveer 10 seconden verstre‐
ken zijn voor een nieuwe Auto‐
stop.
● De zelfreinigende functie van het
roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Het Stop/Start-systeem wordt
gedeactiveerd op hellingen van 12%
of meer.Bepaalde instellingen van het airco‐ systeem kunnen een Autostop
verhinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor meer details
3 155.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 166.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu opgenomen als onder‐
deel van het Stop/Start-systeem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de
extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming, uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verlaagd om
stroom te besparen.Herstarten van de motor door de
bestuurderAuto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Afhankelijk van de motor zijn er twee
herstart-versies beschikbaar. Zie de
motorgegevens voor informatie over
de motoridentificatiecode voor uw
auto 3 302.
Conventionele herstart
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten. Bij motoren met
een late herstart is dit alleen mogelijk
zonder het rempedaal in te trappen.
Late herstart
Bij alle benzinemotoren en de diesel‐
motoren B16DTU en B16DTR is
naast een conventionele herstart ook een late herstart mogelijk. Een late
herstart is alleen actief op hellingen
tot 5%.
● Trap het rempedaal in.
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Selecteer de eerste versnelling.
● Laat het rempedaal opkomen om
de motor te herstarten.
Rijden en bediening211WerkingIndien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt de actieve noodrem in
vooruitversnellingen boven wandel‐
tempo tot 85 km/u.
Met radarsensor werkt de actieve
noodrem in vooruitversnellingen
boven wandeltempo bij alle snelhe‐
den.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing met frontcame‐
rasysteem niet is gedeactiveerd door
op V op het stuurwiel te drukken
3 207of, met radarsensor, dat deze
niet is gedeactiveerd in het menu
Persoonlijke instellingen 3 130.
Het systeem omvat: ● anticiperend remsysteem
● automatisch noodstopsysteem
● anticiperend remassistentiesys‐ teem
● intelligente remassistentie (alleen bij radarsensor)Anticiperend remsysteem
Bij het naderen van een voorligger
met een zodanige snelheid dat een
aanrijding waarschijnlijk is, zet het
anticiperend remsysteem een lichte
remactie in. Dit verkort de responstijd,
mocht handmatig of automatisch
remmen noodzakelijk zijn.
Het remsysteem is voorbereid op
sneller remmen.
Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt het systeem tot een snel‐ heid van 80 km/u.
Automatisch noodstopsysteem
Na het activeren van het remvoorbe‐
reidingssysteem en net voor het
moment van aanrijding past deze
functie automatisch beperkte remac‐
tie toe om de snelheid te verlagen of
een botsing te voorkomen. Afhanke‐
lijk van de situatie kan de auto auto‐
matisch iets of krachtig afremmen. Dit automatisch remmen is alleen moge‐
lijk als het systeem een voorligger
waarneemt, aangegeven door het
voorliggerlampje A 3 207.Indien alleen uitgerust met frontca‐
mera werkt het systeem tot een snel‐
heid van 60 km/u.
Bij snelheden van minder dan
40 km/u kan het systeem met volle
kracht remmen activeren.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een mogelijke botsing te helpen
voorkomen. Als dit gebeurt, schakelt
het automatische noodstopsysteem mogelijk de elektrische handrem in
om de auto op zijn plaats te houden. Druk om de elektrische handrem los
te zetten op de knop of trap het
gaspedaal krachtig in.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten zijn