
2704-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als de sensor voor wordt gehinderd door een ruitenwisserblad
• De auto schommelt
• Er wordt gereden met extreem hoge snelheden
• Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
• Wanneer een voorligger een slechte reflector voor de laser is
●In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt er mogelijk onvoldoende
<005500480050004e005500440046004b00570003004a0048004a00480051004800550048004800550047000f0003005a00440044005500470052005200550003004b0048005700030056005c0056005700480048005000030051004c004800570003004a00
52004800470003005a00480055004e0057001d[
• Als de functies van het remsysteem niet volledig hun werk kunnen doen,
zoals wanneer de onderdelen van het remsysteem zeer koud, zeer heet
of nat zijn
• Als de auto niet goed is onderhouden (remmen of banden zijn overmatig
versleten, onjuiste bandenspanning, enz.)
• Wanneer er met de auto wordt gereden op een grindpad of op een ander
glad oppervlak • Als uw auto in een slip raakt
• Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootge-
steld aan hevige schokken
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 270 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2714-5. Toyota Safety Sense
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■
Als het waarschuwingslampje PCS knippert of gaat branden en er een
waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Het Pre-Crash Safety-systeem is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is
mogelijk een storing aanwezig in het systeem.
●
In de volgende situaties gaat het waarschuwingslampje uit, verdwijnt de mel-
ding en wordt het systeem ingeschakeld wanneer de condities weer normaal
worden:
• Wanneer het gebied rondom de sensor voor heet is, bijvoorbeeld in de zon
• Wanneer de voorruit is beslagen of wanneer er condens of ijs op de voor-
ruit zit (
→Blz. 394, 401)
• Wanneer de sensor voor of het gebied rondom de sensor koud is, bijvoor-
beeld in een extreem koude omgeving
• Als het gebied vóór de sensor voor wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld wan-
neer de motorkap is geopend
●Als het waarschuwingslampje PCS blijft knipperen of branden, of als de waar-
schuwingsmelding niet verdwijnt, is er mogelijk een storing aanwezig in het
systeem. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of ee
n andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●
Als de TRC en VSC zijn uitgeschakeld (→Blz. 308), worden ook het Pre-
Crash Brake Assist en het Pre-Crash Brake-systeem uitgeschakeld. De Pre-
Crash-waarschuwingsfunctie werkt echter nog.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en er wordt een waarschu-
wingsmelding weergegeven op het multi-informatiedisplay. (
→Blz. 544)
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 271 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2724-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
LDA (Lane Depar ture Alert)*
Bij het rijden op een weg met rijstrookmarkeringen herkent dit sys-
teem de rijstroken met behulp van een als sensor werkende camera
die de bestuurder waarschuwt als van de rijstrook wordt afgeweken.
Als het systeem vaststelt dat de auto afwijkt van zijn rijstrook, waar-
schuwt het de bestuurder door middel van een zoemer en meldingen
op het multi-informatiedisplay.
Sensor voor
Druk op de toets LDA om het
systeem te activeren.
Het controlelampje LDA gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om het
LDA-systeem uit te schakelen.
Het LDA-systeem blijft in- of uitge-
schakeld, ook als het contact AAN
wordt gezet.
∗: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
Inschakelen van het LDA-systeem
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 272 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2744-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
■Tijdelijk uitschakelen van de functies van het LDA-systeem
In de volgende gevallen worden de functies van het LDA-systeem tijdelijk uitge-
schakeld. De functies zullen weer ingeschakeld worden nadat de noodzakelijke
bedrijfstoestanden hersteld zijn.
●De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
●De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
●Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
●Wanneer de Lane Departure Warning klinkt.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
weer in werking treden, ook al verlaat de auto weer de rijstrook.
■De Lane Departure Warning
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de airconditi-
oning is ingeschakeld, is het waarschuwingsgeluid mogelijk moeilijk te horen.
■Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een bepaalde tijd
na het wegrijden een waarschuwingsmelding (
→Blz. 544) weergegeven. Als de
temperatuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de sensor voor
(
→Blz. 272) weer geschikt is voor de werking ervan, worden de functies geacti-
veerd.
■Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen
aanwezig zijn
De Lane Departure Warning-functie zal niet werken voor de zijde waar geen rij-
strookmarkeringen konden worden herkend.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 274 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2754-5. Toyota Safety Sense
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de sensor voor de rijstrookmarkeringen mogelijk
niet herkennen, waardoor de Lane Departure Warning-functie niet goed werkt.
Dit duidt echter niet op een storing.
●Bij een tolhuisje, zebrapad of kaartautomaat, enz.
●Bij het nemen van een scherpe bocht
●Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
●Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading of
een onjuiste bandenspanning
●Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
●Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze mogelijk
minder goed dan de witte markeringen)
●Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, kattenogen (verhoogde rijstrookmarke-
ringen) of bij stenen
●Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht, enz.
●Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand, vuil, enz.
●Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of als de
rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
●Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
●Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflecteerd
licht
●Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij het
in- of uitrijden van een tunnel
●Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de came-
ralens schijnt
●Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
●Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de weg,
enz.
●Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande bewegin-
gen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het wegdek
●Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van vuil op
de lenzen of wanneer de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
●Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
●Tijdens het rijden op onverharde wegen
●Als de voorruit vuil is of wanneer er regendruppels, damp of ijs op de voorruit
zit(ten).
●Wanneer de verwarming warme lucht naar de voeten blaast, beslaat mogelijk
het bovenste deel van de voorruit, wat de werking negatief kan beïnvloeden.
●Wanneer bij het schoonmaken van de binnenzijde van de voorruit de lens
wordt aangeraakt of er ruitreiniger op de lens terechtkomt, kan dit de werking
negatief beïnvloeden.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 275 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2784-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
Automatic High Beam-systeem∗
Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
staat.
Het controlelampje van het Auto-
matic High Beam-systeem gaat
branden als de koplampen auto-
matisch worden ingeschakeld om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
∗: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde sensor voor om de helderheid van bijvoorbeeld de
straatverlichting en de verlichting van tegenliggers en voorlig-
gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot-
licht in of uit.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 278 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2814-5. Toyota Safety Sense
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
■Het Automatic High Beam-systeem kan worden ingeschakeld als
Het contact AAN staat.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende omstandigheden wordt het grootlicht mogelijk niet automa-
tisch uitgeschakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld als een tegenligger
wel de mistlampen vóór, maar niet de koplampen heeft ingeschakeld.
●Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld door de aanwezigheid
van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of verlichte reclame-
borden.
●De volgende factoren kunnen invloed hebben op de reactietijd van het sys-
teem:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenlig-
gers en voorliggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant
werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
●Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden
in- en uitgeschakeld.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 281 Friday, November 4, 2016 5:03 PM

2824-5. Toyota Safety Sense
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)●In de volgende omstandigheden is het mogelijk dat het systeem de helder-
heid van het omgevingslicht niet correct detecteert, waardoor het grootlicht
kan gaan knipperen of voetgangers worden blootgesteld aan het grootlicht.
Het is daarom raadzaam om het grootlicht handmatig in en uit te schakelen
in plaats van blindelings te vertrouwen op het Automatic High Beam-sys-
teem.
• Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• De voorruit is gebarsten of beschadigd.
• De sensor voor is vervormd of vuil.
• De temperatuur van de sensor voor is extreem hoog.
• De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen.
• Tegenliggers hebben de koplampen of voorliggers hebben de achterlich-
ten niet ingeschakeld of de lampen zijn vuil, hebben een andere kleur of
zijn niet correct afgesteld.
• In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinker-
wegen, zandwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
• Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor
de auto.
• De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een contai-
ner op een truck.
• De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
• De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt
aan de achterzijde wat lager doordat een aanhangwagen is aangekop-
peld.
• De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben
van het grootlicht.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 282 Friday, November 4, 2016 5:03 PM