Zekeringen en lampjesNr.Stroomverbruiker/Ampère
5Motorsensoren10
6Remlichtsensor5
7Motorvoeding10
8Lambdasonde10/15
9Motor5/20
10Regeleenheid benzinepomp15/20
11PTC40
12PTC40
13Regelapparaat automatische ver-
snellingsbak15/30
14Verwarmde voorruit40
15Claxon15
17Motorregelapparaat7,5
18Aansluiting 30 (positieve refe-
rentiespanning)5
19Ruitenwisser vooraan30
20Alarmclaxon10
22Motorregeleenheid5
23Startmotor30
24PTC40
31Drukpomp15
33Pomp versnellingsbak30
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
37Interieurvoorverwarming20
VOORZICHTIG
● Verw ijder de dek
sels van de zekeringen-
houders en bouw ze weer correct in om be-
schadigingen te voorkomen.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen dat
er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt. Vuil of vocht in de zekeringenhou-
der kan schade aan het elektrische systeem
veroorzaken. Let op
● Er zijn in het
voertuig meer zekeringen dan
in dit hoofdstuk vermeld worden. Deze mo-
gen alleen vervangen worden in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
● De posities die niet bezet zijn door een ze-
kering st
aan ook niet vermeld in de tabellen.
● Enkele van de in de tabellen vermelde ver-
bruikers hor
en alleen bij bepaalde type-uit-
voeringen of zijn voor optioneel verkrijgbare
uitrusting.
● Let erop dat de tabellen overeenkomen met
de stand v
an de techniek tijdens het drukken
van dit instructieboekje; waardoor ze dus aan
wijzigingen onderhevig zijn. Lampen vervangen
In l
eidin g Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 54.
Voor het vervangen van lampjes is enige
technische vaardigheid vereist.
Als u zelf lampen wilt vervangen in het mo-
torcompartiment, houd er dan rekening mee
dat dit een gevaarlijke zone is ››› in Wer-
ken in de motorruimt e op p
ag. 301.
Een lampje mag alleen worden vervangen
door een lampje van gelijke uitvoering. De
aanduiding van het wattage staat op de
lampvoet.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn er
verschillende koplampsystemen en achter-
lichten:
● Halogeenkoplamp
● Full-led koplamp*
● Achterlicht met lampen
● Achterlicht met led*
Ful l-l
ed koplampen*
Full-led koplampen verrichten alle verlich-
tingsfuncties (daglicht, parkeerlicht, knipper-
licht, dimlicht en routelicht) met lichtgevende
diodes (led's) als lichtbron. »
97
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
st
uurdersgedeelte
Overzicht Portiergreep binnenzijde
Schak
el
aar centrale vergrende-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Bedieningselement voor elektrische
buitens
piegelverstelling . . . . . . . . . .148
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Bedieningshendel voor:
– Knipperlicht en gr
ootlicht . . . . . . . 138
– Rijstr ook
assistent (Lane Assist) .226
– Grootlichta
ssistent . . . . . . . . . . . . . 139
– Snelheidsreg
elsysteem (SRS) . . .204
Afhankelijk van de uitrusting:
– Hendel v oor c
ruise control . . . . . .204
Stuurwiel met claxon en
– Best
uurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 15
– Bediening v
oor boordcomputer .30
– Bedienings
toetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ›››
bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .190
1 2
3
4
5
6
7 Instrumentenpaneel
. . . . . . . . . . . . . .107
Bedieningshendel voor:
– Ruit
enw
issers/-sproeiers . . . . . . . .146
– Ruitenw
issers/-sproeier . . . . . . . . .146
– Boordcomput
er . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Afhankelijk van de uitrusting: radio
of disp
lay van Easy Connect-sys-
teem (navigatie, radio, tv/video) . .113
Afhankelijk van de wagenuitrusting
zijn de vo
lgende toetsen beschik-
baar:
– Start/stop-systeem . . . . . . . . . . . . .199
– Inparkeer sy
steem . . . . . . . . . . . . . . 259
– Alarmlic
hten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
– Bandensp
anningscontrolescha-
kelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
– Control
elampje airbag gedeacti-
veerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting, da shbo
ardkastje met: . . . . . . .155
– Cd-s pel
er* en/of SD-kaart*
››› brochure Radio
Bijrijdersairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Schakelaar bijrijdersairbag . . . . . . .82
Bediening stoelverwarming aan bij-
rijdersz ijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Afh
ankelijk van de wagenuitrusting
bedieningsel ement
en voor:
8 9
10
11
12
13
14
15
16 –
Ver
warmin
gs- en ventilatiesys-
teem resp. handbediende aircon-
ditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48, 46
– Automatis
che airconditioning . . .44
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting:
– USB/AUX-IN-in
gang . . . . . . . . . . . . . 116
– Sigaretten
aansteker/stopcon-
tact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
– Draadloz
e lader . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
– Opbergv ak
V
ersnellingshendel voor:
– Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
– Automatis
che versnellingsbak . .187
Draaiknop (Driving Experience
button) v
oor rijfuncties . . . . . . . . . . .238
Schakelaar van Auto Hold . . . . . . . .202
Schakelaar van de elektronische
parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
St
artknop (Keyless Access sluit- en
startsy
steem zonder sleutel) . . . . . .176
Bediening stoelverwarming aan be-
stuurder
szijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Contactslot (wagens zonder Keyless
Acce
ss) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Hefboom voor aanpassing van de
stuurko
lom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Knieairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Ontgrendeling voor motorkap . . . . .301»
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
Wanneer bepaalde controle- en waarschu-
w in
gs
lampjes gaan branden, weerklinkt ook
een geluidssignaal. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waars c
huwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen midden in het
verkeer, of kunnen zich ongevallen of ernstig
letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
negeren.
● Br
eng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilig
e wijze mogelijk is.
● De wagen ver van het wegverkeer parkeren,
op een plaats
waar geen brandbare materia-
len met het uitlaatsysteem in aanraking kun-
nen komen (bijv. droog gras, brandstoffen).
● Een defecte auto brengt een verhoogd risi-
co op ongev
allen met zich mee, zowel voor de
inzittenden als voor de andere weggebrui-
kers. Zet zo nodig de alarmlichten aan en
plaats de gevarendriehoek om andere be-
stuurders te waarschuwen.
● Alvorens de motorkap te openen, moet de
motor uitgez
et worden en voldoende afkoe-
len.
● In elke wagen is de motorruimte een zone
die gevaren inhoudt
en ernstige letsel kan
veroorzaken ››› pag. 300. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de tek s
tberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. 112
Openen en sluiten
Openen en sluiten
C entr
al
e vergrendeling
Beschrijving Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 9
De wagen kan centraal worden ontgrendeld
en vergrendeld. De volgende mogelijkheden
staan ter beschikking, afhankelijk van de wa-
genuitrusting:
● met de sleutel met radiografische afstands-
bediening ››
›
pag. 119;
● slotcilinder van het bestuurdersportier
(noodopenen) ›››
p
ag. 9;
● knop voor centrale vergrendeling aan bin-
nenzijde ››
› pag. 120.
Selectieve portierontgrendeling
Bij het vergrendelen worden de portieren en
de achterklep vergrendeld. Naar wens kan bij
het openen van de portieren uitsluitend het
portier aan bestuurderzijde of alle portieren
worden geopend. Dit kan worden ingesteld
via het Easy Connect*-systeem ›››
pag. 120.
Automatisch sluiten (Auto Lock)*
De functie Auto Lock vergrendelt de portieren
en de achterklep vanaf een snelheid van ca.
15 km/u (9 mpu). De wagen wordt weer ontgrendeld, wanneer
de sleutel
uit het contact wordt getrokken.
Bovendien kan de wagen worden ontgren-
deld door de ontgrendelingsfunctie in de
knop voor de centrale vergrendeling of een
van de slotgrepen te bedienen. De functie
Auto Lock kan op de radio of in het Easy Con-
nect*-systeem worden in- en uitgeschakeld
››› pag. 120.
Bovendien worden bij een ongeval met airba-
gactivering portieren automatisch ontgren-
deld om hulpverleners toegang tot de wagen
te verschaffen.
Anti-diefstal alarmsysteem*
Als het diefstal-alarmsysteem onbevoegd
binnendringen in de wagen herkent, worden
akoestische en optische waarschuwingssig-
nalen geactiveerd.
Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelen
van de wagen automatisch ingeschakeld. Het
systeem kan worden gedeactiveerd via de af-
standsbediening.
Als u het portier van aan bestuurderszijde
ontgrendelt met de sleutel, moet u vervol-
gens het contact binnen 15 sec. inschakelen.
Anders wordt het alarm geactiveerd. Bij uit-
voeringen voor sommige landen wordt bij
aansluitend openen van een portier direct
het alarm geactiveerd.
U schakelt het alarm uit door de ontgrende-
lingsknop op de sleutel met radiografi-sche afstandsbediening in te drukken of het
c
ont
act in t
e schakelen. Als de tijd is afgelo-
pen, wordt het alarm automatisch uitgescha-
keld.
Om onbedoeld alarm te voorkomen, moet u
de interieurbewaking en het afsleepalarm
uitschakelen ››› pag. 129.
Knipperlichten
Bij het ontgrendelen knipperen de knipper-
lichten tweemaal, bij het vergrendelen een-
maal.
Als deze niet knipperen, is één van de portie-
ren, de achterklep of de motorkap niet geslo-
ten.
Onbedoeld buitensluiten
In de volgende gevallen wordt voorkomen
dat u uw sleutel in de wagen insluit:
● Als het portier aan bestuurderszijde open
is, zal
de wagen niet vergrendelen zodra op
de toets van de centrale vergrendeling
››› pag. 120 wordt gedrukt.
Vergrendelt u uw wagen pas met de sleutel
met radiografische afstandsbediening zodra
alle portieren en de achterklep zijn gesloten.
U voorkomt daarmee dat u ongewild wordt
buitengesloten. »
117
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
ATTENTIE
Bij een van buitenaf vergrendelde wagen met
inge s
chakelde inbraakbeveiliging* mogen
geen personen - vooral geen kinderen - in de
wagen achterblijven, omdat de portieren en
ruiten van binnenuit niet meer kunnen wor-
den geopend. Vergrendelde portieren maken
het hulpverleners moeilijk om in geval van
nood in de wagen te komen - levensgevaar-
lijk! Let op
● Nooit waar dev
olle voorwerpen zonder toe-
zicht in de wagen achterlaten. Een vergren-
delde wagen is geen kluis!
● Als de led in het drempel van het portier
aan bestuur
derszijde na het vergrendelen on-
geveer 30 seconden brandt, is er een storing
in de centrale vergrendeling of in het alarm-
systeem*. Laat de storing in de werkplaats
van een officiële SEAT dealer verhelpen.
● De interieurbewaking van het alarmsys-
teem* werkt a
lleen dan foutloos, als de ruiten
en het dak* zijn gesloten. Wagensleutel
Afb. 121
Autosleutel. Afb. 122
Wagensleutel met alarmknop. Wagensleutel
M
et
de aut o
sleutel kan de wagen op afstand
worden vergrendeld en ontgrendeld ››› pag.
117.
De zender met batterijen zit in de autosleu-
tel. De ontvanger zit in het interieur van de
wagen. De actieradius van de wagensleutel met nieuwe batterijen bedraagt enkele me-
ters r
ond de wagen.
Indien het niet mogelijk is de wagen te ope-
nen of te sluiten met de sleutel, dan ››› pag.
126 opnieuw synchroniseren of de batterij
van de sleutel ››› pag. 125 vervangen.
Er kunnen verschillende autosleutels worden
gebruikt.
Controlelampje in de autosleutel
Als een knop op de wagensleutel kort wordt
ingedrukt, knippert het controlelampje
››› afb. 121 (pijl) eenmaal kort, maar als de
knop langer wordt ingedrukt knippert het
controlelampje enkele malen (bijvoorbeeld in
de comfortopening).
Als het controlelampje in de wagensleutel
niet gaat branden zodra de knop wordt inge-
drukt, moet de batterij van de sleutel ››› pag.
125 worden vervangen.
Sleutelbaard in- en uitklappen
Druk op knop 1
› ›
› afb . 121 of
›
›› afb. 122
om de sleutelbaard te deblokkeren en uit te
klappen.
Om deze weer in te klappen, drukt u tegelij-
kertijd op knop 1 en op de sleutelbaard tot-
d at
de s l
eutelbaard vastklikt.
118
Openen en sluiten
Alarmknop*
Druk de al
armknop 2 alleen in een noodge-
v al
in! Z
odra de alarmknop is ingedrukt,
hoort u de claxon van de wagen en gaan de
knipperlichten kort branden. Door de knop
nogmaals in te drukken, wordt het alarm ge-
deactiveerd.
Vervangende sleutel
Voor het bijmaken van reservesleutels of an-
dere autosleutels hebt u het chassisnummer
van de wagen nodig.
Elke sleutel van een nieuwe wagen bevat een
microchip die is gecodeerd met de gegevens
van de elektronische wegrijblokkering van de
wagen. Een autosleutel werkt niet als er geen
microchip of een niet gecodeerde microchip
in zit. Dit geldt ook voor speciaal voor de be-
treffende wagen bijgemaakte wagensleutels.
De wagensleutels of de nieuwe reservesleu-
tels zijn verkrijgbaar bij een officiële SEAT
dealer, gespecialiseerde werkplaatsen of ge-
autoriseerde sleutelspecialisten die gekwali-
ficeerd zijn om deze sleutels te vervaardigen.
De nieuwe sleutels of de reservesleutels
moeten voor gebruik gesynchroniseerd wor-
den ››› pag. 126. VOORZICHTIG
Alle wagensleutels bevatten elektronische
onderdelen. B e
scherm ze tegen schade, flin-
ke schokken en vocht. Let op
● Druk de knop v an de aut
osleutel alleen in
wanneer de bijbehorende functie echt ge-
bruikt moet worden. Als de knop onnodig
wordt ingedrukt, is het mogelijk dat de wa-
gen onbedoeld wordt ontgrendeld of dat het
alarm wordt geactiveerd. Dit is ook mogelijk
wanneer u denkt dat u zich buiten de actiera-
dius van de sleutel bevindt.
● De werking van de wagensleutel kan tijde-
lijk worden g
estoord t.g.v. overlapping van
zenders die zich in de buurt van de wagen be-
vinden en die in dezelfde frequentieband wer-
ken, bijv. radio's of mobiele telefoons.
● Door obstakels tussen de wagensleutel en
de wagen, sl
echte weersomstandigheden en
leeg rakende batterijen kan het bereik van de
afstandsbediening minder worden.
● Als u de knoppen van de wagensleutel
››› afb
. 121 of ››› afb. 122 of een van de cen-
trale vergrendelingsknoppen ››› pag. 120
herhaalde malen binnen een korte tijd in-
drukt, wordt de centrale vergrendeling korte
tijd afgesloten als bescherming tegen overbe-
lasting. De wagen is dan ontgrendeld. Blok-
keer zo nodig. Ontgrendelen/vergrendelen op af-
s
t
and Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ››
p
ag. 9 Als de wagen wordt ontgrendeld en er binnen
30 seconden geen portier of
achterklep
wordt geopend, wordt de wagen automatisch
weer vergrendeld. Deze functie voorkomt dat
de wagen onbedoeld continu is ontgrendeld.
Dit geldt niet als u de knop ten minste 1
sec onde in
gedrukt
houdt.
Bij wagens met centrale veiligheidsvergren-
deling (selectieve ontgrendeling van de zij-
portieren) ››› pag. 119 ontgrendelt u door de
knop eenmaal in te drukken slechts het
por tier aan be
st
uurderszijde en de tankklep;
door door de knop nogmaals in te drukken,
ontgrendelt u de gehele wagen. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Beschrijving
op pag. 118 in ac ht
nemen. Let op
● Bedien de sl eut
el met afstandsbediening
uitsluitend als u de wagen kunt zien.
● Personaliseren van de sleutel met radiogra-
fische af
standsbediening ››› pag. 133, Com-
fortopenen/-sluiten. Veiligheidsontgrendelen
De centrale veiligheidsontgrendeling biedt
de mog
elijk
heid om al l
een het bestuurder-
sportier en de tankklep te ontgrendelen. De »
119
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
overige portieren en de achterklep blijven
v er
gr endel
d.
Bestuurdersportier en tankklep ontgrende-
len – Druk eenmaal op de knop van de sleutel
met af
st
andsbediening of draai de sleutel
eenmaal in ontgrendelrichting.
Alle portieren, de achterklep en de tankklep
ontgrendelen.
– Druk binnen 5 seconden tweemaal
op de
knop van de sleutel met afstandsbedie-
nin g of
draai de s
leutel tweemaal binnen 5
seconden in ontgrendelrichting.
Ook als alleen het bestuurdersportier wordt
ontgrendeld, worden de inbraakbeveiliging*
en het alarmsysteem* direct uitgeschakeld.
Bij wagens met Easy Connect* kunt u recht-
streeks de centrale veiligheidsvergrendeling
instellen ››› pag. 120.
Centrale vergrendeling instellen U kunt in het Easy Connect*-systeem vastleg-
g
en w
elke por
tieren met de centrale vergren-
deling worden ontgrendeld. Via de radio of
via het Easy Connect*-systeem kunt u instel-
len of u wilt dat de wagen automatisch wordt
vergrendeld via "Auto Lock" zodra de snel-
heid hoger wordt dan 15 km/u (9 mpu). Instellen van de portierontgrendeling (wa-
gens met
Easy Connect-systeem)
– Kies: bedieningsknop Systemen of Wa-
gensystemen > Wageninstellingen >
Centrale vergrendeling > Portier-
ontgrendeling .
Aut
o Lock instellen (wagens met radio)
– Kies: knop SETUP > bedieningsknop
Centrale vergrendeling > Vergren-
deling tijdens rijden .
Aut o L
ock
instellen (wagens met Easy Con-
nect-systeem)
– Kies: bedieningsknop Systemen of Wa-
gensystemen > Wageninstellingen >
Vergrendeling tijdens rijden .
Portieren ontgrendelen . U kunt
kiezen
of u bij het ontgrendelen alle portieren of
slechts het portier van de bestuurder
wenst te ontgrendelen. In alle gevallen
wordt tevens de tankklep ontgrendeld.
Wanneer u met de instelling Bestuurder
eenmaal drukt op de toets van de sleutel
met af
st
andsbediening, wordt enkel het por-
tier van de bestuurder ontgrendeld. Drukt u
tweemaal op die toets, dan worden ook de
rest van de portieren en de achterklep ont-
grendeld. Bij wagens met conventionele sleutel draait u
deze tweemaal
in ontgrendelrichting in het
slot binnen 2 seconden.
Druk op de knop om alle portieren van de
w ag
en t e
vergrendelen. U hoort nu tevens
een bevestigingssignaal*.
Auto Lock /blokkeren tijdens het
rijden . Als on geselecteerd wordt, worden
alle portieren van de wagen geblokkeerd
vanaf een snelheid van 15 km/u (9 mpu).
Schakelaar van de centrale vergrende-
ling Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 9
Als uw wagen met de schakelaar voor de cen-
trale vergrendeling wordt vergrendeld, geldt
het volgende:
● Het is niet mogelijk om de portieren en de
achterkl
ep van buitenaf te ontgrendelen (vei-
ligheid, bijvoorbeeld bij het wachten voor
een stoplicht).
● De led in de knop voor centrale vergrende-
ling brandt al
s beide portieren zijn gesloten
en vergrendeld.
● U kunt de portieren van binnenuit afzon-
derlijk ontgrendel
en door tweemaal aan de
slotgreep te trekken.
120
Openen en sluiten
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te r
aa
dplegen.
● Afhankelijk van de functie ingesteld in het
infotainmentsy
steem voor buitenspiegels,
worden de buitenspiegels ingeklapt en gaat
de omgevingsverlichting branden bij het ont-
grendelen van de wagen via het sensoropper-
vlak in de portiergrepen van de bestuurder en
bijrijder ››› pag. 148.
● Als er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wagen bev
indt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding verschij-
nen op het display van het instrumentenpa-
neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-
der radiofrequentiesignaal zou interfereren
met het signaal van de sleutel (bijv. van een
of andere accessoire voor mobiele apparaten)
of als de sleutel afgedekt wordt door een
voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren aan de portier-
grepen van de deur
en kan aangetast geraken
als de sensoren veel vuil vertonen, bijvoor-
beeld, een laagje zout. Reinig zo nodig de
wagen.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tische
versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. Alarmsysteem (Safelock)*
Zodra de wagen van buitenaf wordt vergren-
del
d, w
ordt
tevens het inbraakbeveiliging ge- activeerd; ter informatie voor de bestuurder
wordt dit
als volgt weergegeven op het dis-
play in het instrumentenpaneel Atten-
tie: Safelock. Zie het Instruc-
tieboekje . De wagen kan niet meer van
binnenuit worden geopend. Dit maakt het
moeilijker voor onbevoegden om de wagen
binnen te dringen ››› in Beschrijving op
p ag. 118
.
D e inbr
aakbeveiliging kan worden uitgescha-
keld telkens wanneer de wagen wordt ver-
grendeld:
● Draai de sleutel nogmaals naar de vergren-
delstand in het
portierslot binnen de volgen-
de 2 seconden. Laat vervolgens de afdekking
van de handgreep van het bestuurdersportier
los ›››
pag. 9, of
● Druk een tweede maal op knop van de
af s
tand
sbediening binnen de volgende 2 se-
conden.
Aan de knipperfrequentie van de LED in de
portierdrempel ziet u de bevestiging van de-
ze procedure. Aanvankelijk knippert de led
korte tijd snel, blijft vervolgens gedurende
30 seconden uit en gaat daarna langzaam
knipperen. Batterij vervangen
Afb. 125
Autosleutel: openen van het deksel
v an b
atterij
compartiment. Afb. 126
Autosleutel: batterij verwijderen. SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-
g
en in de w
erkpl
aats van een officiële dealer.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de autosleutel, onder een deksel. »
125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten