Lichten en zicht
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
D e r
e
gelaar 2 is vervangen bij wagens met
dy n
ami
sche lichtbundel-hoogteverstelling.
De lichtbundel wordt automatisch aan de be-
ladingstoestand van de wagen aangepast
wanneer de koplampen worden ingescha-
keld. ATTENTIE
Een zware last aan de achterzijde van de wa-
gen k an er
toe leiden dat de koplampen ande-
re bestuurders verblinden en afleiden. Dit kan
ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de hoogte van de lichtbundel aan de
beladin
gstoestand van de wagen aan, zodat
de overige weggebruikers hierdoor niet ver-
blind worden. Binnenverlichting en leeslampjes
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 25
Verlichting van de opbergvakken en van de
bagageruimte
Bij het openen of sluiten van het dashboard-
kastje en de achterklep gaat automatisch een
lampje aan en uit.
Sfeerverlichting
De interieurverlichting in het voorste deel van
de hemelbekleding verlicht de bedieningsor- ganen van de middenconsole van boven af
wanneer het s
tads- of het dimlicht branden.
Ook kan de handgreep in de portierlijst wor-
den verlicht. Let op
De leeslampjes gaan uit als de wagen wordt
ver gr
endeld of na een paar minuten nadat de
sleutel uit het contact is genomen. Dat voor-
komt het ontladen van de accu. Zicht
Z onnek
l
eppen Afb. 142
Zonneklep. Mogelijke standen van de zonnekleppen
v
oor de be
s
tuurder en voorpassagier:
● De zonneklep omlaag klappen naar de
voorruit. ●
D
e z
onneklep kan uit de steun worden ver-
wijderd en naar het portier worden toege-
draaid ››› afb. 142 1 .
● Kantel de zonneklep naar het portier, in de
l en
g
terichting naar achteren.
Lampje van de make-up spiegel
In de uitgeklapte zonneklep zit een make-up
spiegel die door een klepje wordt afgedekt.
Als u het klepje ››› afb. 142 2 wegschuift,
g aat
er een l
ampje branden.
Het lampje gaat uit, wanneer u het klepje
voor de make-up-spiegel terugschuift of de
zonneklep omhoog klapt. ATTENTIE
Uitgeklapte zonnekleppen en uitgerolde rol-
gor dijnen k
unnen het zicht verminderen.
● Klap de zonnekleppen altijd terug en rol de
rol
gordijnen altijd in de houder wanneer u ze
niet gebruikt. Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaa l
de situaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. 139
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Pa s
de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het wegdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Geef voorzichtig gas.
● Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvre
s.
● Rem iets eerder. Lading transporteren
Berg alle voorwerpen in de wagen veilige op
● Verdeel de lading in de wagen, op het dak
en in de aanh an
g
wagen zo gelijkmatig mo-
gelijk.
● Transporteer zware ladingen zo ver moge-
lijk naar
voren in de bagageruimte en zorg er-
voor dat de rugleuningen rechtop zijn vastge-
klikt.
● Bagage in de kofferruimte met geschikte
spanb
anden aan de bevestigingsogen be-
vestigen ››› pag. 157.
● Pas de lichtbundel-hoogteverstelling aan
›››
pag. 133.
● Pas de bandenspanning aan aan de bela-
ding. Op de stic
ker staat de bandenspanning
››› pag. 300.
● In wagens met bandenspanningsindicator
kunt
u de nieuwe beladingsstatus instellen
››› pag. 243. VOORZICHTIG
De verwarmingsdraden van de achterruit kun-
nen door sc hur
ende voorwerpen op de hoe-
denplank beschadigd raken. Let op
Neem de informatie over het beladen van een
aanhan g
wagen ››› pag. 246 en het dakdra-
gersysteem in acht ››› pag. 167. Rijden met geopende achterklep
Rijden met geopende achterklep brengt bij-
z
onder
e g
evaren met zich mee. Maak alle
voorwerpen en de achterklep correct vast, en
neem de juiste voorzorgsmaatregelen om het
binnendringen van giftige gassen te vermin-
deren. ATTENTIE
Rijden met ontgrendelde of geopende achter-
kl ep k
an leiden tot ernstig letsel.
● Rijd altijd met gesloten achterklep.
● Maak alle voorwerpen in de wagen goed
vas
t. Losse voorwerpen kunnen uit de wagen
vallen en achteropkomende verkeersdeelne-
mers verwonden.
● Rij voorzichtig en defensief.
● Voorkom bruuske manoeuvres en bruusk
remmen omdat
de geopende achterklep hier-
door ongecontroleerd kan gaan bewegen. ●
Als
u voorwerpen transporteert die uit de
bagageruimte steken, maak dit dan op gepas-
te wijze duidelijk voor de overige verkeers-
deelnemers. Neem de wettelijke bepalingen
in acht.
● Als u voorwerpen transporteert die uit de
bagag
eruimte steken, gebruik de achterklep
dan nooit om de voorwerpen "vast te klem-
men" of "vast te maken".
● Indien u een bagagedrager op de achter-
klep in
gebouwd heeft, bouw deze dan uit met
de lading wanneer u met een geopende ach-
terklep moet rijden. ATTENTIE
Als de achterklep geopend is, kunnen giftige
ga s
sen in het interieur van de wagen terecht
komen. De bestuurder of inzittenden kunnen
hierdoor het bewustzijn verliezen, een kool-
monoxidevergiftiging of ernstig letsel oplo-
pen of een ongeval krijgen.
● Rij altijd met gesloten achterklep om het
binnendring
en van giftige gassen te voorko-
men.
● Als u in een uitzonderingsgeval met geo-
pende achterk
lep moet rijden, voer dan de
volgende handelingen uit om het binnendrin-
gen van giftige gassen in het interieur van de
wagen te verminderen:
– Sluit alle ruiten en het schuifdak.
– Schakel de luchtcirculatiefunctie van de
verwarming en de airconditioning uit.
– Open alle luchtroosters in het dashboard. 156
Vervoeren en praktische uitrustingen
●
Pa s
de basisdragers of het dakdragersys-
teem nooit aan of repareer ze nooit. Let op
Lees de bij het ingebouwde dakdragersys-
t eem de mee g
eleverde instructies aandachtig
door en neem ze in acht. Neem ze altijd mee
in de wagen. Dakdragersysteem met lading
De lading kan alleen op een veilige manier
w
or
den
vastgemaakt als het dakdragersys-
teem correct ingebouwd is ››› .
M ax
im
aal toelaatbare lading op dak
De maximaal toelaatbare lading op het dak is
100 kg (220 pond). De lading op het dak be-
staat uit het gewicht van het dakdragersys-
teem en de op het dakdragersysteem ge-
transporteerde lading ››› .
Z or
g altijd d
at u weet wat het gewicht van het
dakdragersysteem en de te transporteren la-
ding is, en weeg de lading indien nodig.
Overschrijd de maximum toelaatbare lading
op het dak nooit.
Bij het gebruik van dakdragersystemen met
een geringer draagvermogen kan de toelaat-
bare dakbelasting niet worden benut. In dit
geval mag het dakdragersysteem alleen tot de gewichtsgrens worden belast die in de
montage-in
structie is aangegeven.
Last verdelen
Verdeel de lading gelijkmatig en maak de
last op de juiste wijze vast ››› .
B ev
e
stigingspunten controleren
U moet nadat u de basisdragers en het dak-
dragersysteem heeft ingebouwd, na een kor-
te afstand en daarna met regelmatige inter-
vallen de bevestigingspunten controleren. ATTENTIE
Als de maximum toelaatbare lading op het
dak o
verschreden wordt, kan dit leiden tot
ongevallen en schade aan de wagen.
● Respecteer altijd het toelaatbare gewicht
voor het d
ak, de toelaatbare belasting op as-
sen en het toelaatbare totaalgewicht van de
wagen.
● Overschrijd de capaciteit van het dakdra-
gersy
steem niet, ook al bereikt u de maxi-
mum toelaatbare lading niet.
● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-
ves
tigen en de lading in het algemeen gelijk-
matig verdelen. ATTENTIE
Losse lading en niet correct vastgemaakte la-
ding k an
van het dakdragersysteem vallen en
ongevallen en letsel veroorzaken. ●
Gebruik a
ltijd geschikte of onbeschadigde
touwen of spanbanden.
● Maak de lading op de juiste wijze vast. Opbergvakken
Inl eidin
g tot thema De opbergvakken mogen alleen gebruikt wor-
den om licht
e of
kleine voorwerpen op te ber-
gen.
In het vak voorin in de middenarmsteun be-
vinden zich de ingangen voor de verbindin-
gen USB/AUX-IN, gemonteerd af fabriek.
In het linkeropbergvak in de bagageruimte
bevindt zich de Cd-wisselaar af fabriek. ATTENTIE
Bij bruusk remmen of plotselinge manoeu-
vre s, k
unnen losse voorwerpen door het inte-
rieur geslingerd worden. Dit kan ernstig let-
sel veroorzaken bij de inzittenden en leiden
tot het verlies van de controle over de wagen.
● Geen dieren vervoeren noch harde, zware of
scherpe
voorwerpen in het interieur van de
wagen plaatsen in: open opbergvakken,
dashboard, hoedenplank, kleding of tassen.
● Zorg ervoor dat tijdens het rijden de op-
bergv
akken altijd gesloten blijven. » 169
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Vervoeren en praktische uitrustingen
Vak in het dashboard* Afb. 177
Opbergvak in het dashboard. Het opbergvak van het dashboard kan voor-
z
ien
z
ijn van een klep.
Om te openen, drukt u op de knop van de
klep ››› afb. 177 (pijl).
Om te sluiten, duwt u de klep naar onderen
tot hij vastklikt. Vak in de middenconsole voorin Afb. 178
Vak voorin in de middenconsole. Voorin in de middenconsole bevindt zich een
open
v
ak
››› afb. 178 waarin een 12 V stop-
contact kan zitten ››› pag. 177.
Vak voorin in de middenarmsteun Afb. 179
Opbergvak voorin in de middenarm-
s t
eu
n. Om te open
en, tilt u de middenarmsteun vol-
l edig op
, in de richting van de pijl ››› afb.
179.
Om te sluiten, beweegt u de middenarm-
steun omlaag. ATTENTIE
De middenarmsteun kan de bewegingsvrij-
heid v an de arm
van de bestuurder beperken
en daardoor een ernstig ongeval veroorzaken.
● Tijdens het rijden moeten de vakken van de
middenarms
teun steeds gesloten blijven. ATTENTIE
De middenarmsteun is niet bestemd voor het
ver v
oeren van kinderen! Vak voor kaarten*
Afb. 180
Onderaan middenconsole: vak voor
k aar
t
en. » 171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Aan de onderzijde van de middenconsole be-
v indt
zich een vak ››› afb. 180 1 voor het op-
ber g
en
van munten, kaarten, parkeerbewij-
zen en dergelijke. Let op
Om diefstal of gebruik door derden te vermij-
den, mag het
vak niet gebruikt worden om
creditcards, bankpasjes enz. te bewaren. Dashboardkastje
Afb. 181
Dashboardkastje. Afb. 182
Geopend dashboardkastje. Dashboardkastje openen en sluiten
Z
o nodig het
d
ashboardkastje ontgrendelen.
Wanneer de gleuf van het slot in verticale po-
sitie staat, is het dashboardkastje gesloten.
Trek aan de hendel om te openen ››› afb. 181.
Duw de klep naar boven om te sluiten.
Opbergvak voor wagendocumentatie
Het dashboardkastje is tevens geschikt om
de wagendocumentatie in op te bergen.
De wagendocumentatie moet altijd in dit op-
bergvak worden bewaard. Leg de documen-
tatie dwars in het dashboardkastje.
Dashboardkastje afkoelen
In het achterpaneel bevindt zich een lucht-
rooster ››› afb. 182 A om verse lucht van de
air c
onditionin
g (indien die ingeschakeld is)
in het dashboardkastje te laten stromen. Het luchtrooster wordt geopend en gesloten door
het te dr
aaien. ATTENTIE
Wanneer het dashboardkastje open staat,
verhoog t
het risico op ernstig letsel bij een
ongeval, bruusk remmen of plotselinge ma-
noeuvres.
● Tijdens het rijden moet het dashboardkas-
tje st
eeds gesloten blijven. VOORZICHTIG
Om constructieredenen zijn in een aantal ver-
sie s
van het model openingen voorzien in het
dashboardkastje waardoor kleine voorwerpen
achter de bekleding kunnen vallen. Dit kan
vreemde geluiden en schade aan de wagen
veroorzaken. Daarom wordt aanbevolen geen
bijzonder kleine voorwerpen te bewaren in
het dashboardkastje. 172
Airconditioning
De betreffende toets indrukken om een func-
tie in- of uit
t
e schakelen. Om de functie uit te
schakelen, nogmaals op de toets drukken.
De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven dat de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
Een aantal bedieningselementen van de Cli-
matronic kan zich ook op het bedieningspa-
neel van de airconditioning, achterin in de
middenconsole bevinden. Deze elementen
dienen voor de afstelling voor de plaatsen
achterin. Let op
● In REAR-f u
nctie zijn niet alle knoppen van
de Climatronic actief.
● Tijdens het ontwasemen, blijft de toets
REAR geblokkeerd. Bediening achterin
Afb. 195
Middenconsole: Deel van de bedie-
nin g ac
ht
erin.
Regelaar
››› afb. 195Beschrijving
AKnop om de temperatuur te regelen.
BKnop om de luchtstroom te regelen. Gebruiksaanwijzingen voor de aircon-
ditionin
g Het koelsysteem van het interieur werkt al-
l
een w
anneer de mot
or draait en de ventilator
aan staat.
Voor een optimale werking van de aircondi-
tioning moeten de ruiten en het elektrisch
bedienbaar panoramaschuifdak gesloten
blijven. Wanneer echter het interieur bij een
stilstaande wagen door binnenvallende zon- nestralen sterk is verwarmd, kan het afkoelen
worden
versneld door de ruiten en het elek-
trisch bedienbaar panoramadak even te ope-
nen.
Instelling voor een optimaal zicht
Wanneer de airconditioning in werking is,
wordt niet alleen de temperatuur van het in-
terieur verlaagd, maar ook het vochtgehalte.
Wanneer de luchtvochtigheid buiten hoog is,
zullen de ruiten op die manier niet beslaan
en wordt het comfort van de inzittenden ver-
hoogd.
Op de handbediende elektrische airconditio-
ning
● Circulatiefunctie uitschakelen ›››
pag. 183.
● Zet de ventilator in de gewenste stand.
● Zet de temperatuurregelaar in de middelste
stand.
● D
e luchtroosters in het dashboard ›››
pag.
182 openen en richten.
● Draai de luchtverdeelregelaar in de gewen-
ste s
tand.
Met Climatronic
● AUTO -toets indrukken.
● Stel de temperatuur in op +22°C (+72°F).
● De luchtroosters in het dashboard ››
›
pag.
182 openen en richten. »
181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Climatronic: De temperatuurweergave op het
s c
herm
van de radio of het geïnstalleerde na-
vigatiesysteem omzetten van de fabrieksin-
stellingen
Het omzetten van de temperatuurindicatie
van Celsius naar Fahrenheit op het scherm
van de radio resp. het navigatiesysteem is
mogelijk via het menu op het instrumenten-
paneel ›››
pag. 30.
Het koelsysteem kan niet geactiveerd wor-
den
Als het koelsysteem niet kan worden inge-
schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben: ●
De motor s taat uit.
● De ventilator is uitgeschakeld.
● De zekering van de airco is doorgebrand.
● De buitentemperatuur is lager dan ca.
+3 °C (+38 °F).
● D
e compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
In het gev
al van een hoge luchtvochtigheid
en omgevingstemperatuur is het mogelijk dat
condenswater van de verdamper van de airco
kan uitlopen en een plas vormt onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de
ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel mogelijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 196
Luchtroosters in het dashboard.182
Bedienen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
an
gwagen
Rijden met aanhangwagen Inleiding tot thema Neem de wettelijke voorschriften van elk land
in acht
w
anneer u met aanhangwagen en
trekhaak rijdt.
De wagen is weliswaar hoofdzakelijk voor het
transport van personen en bagage bedoeld,
maar kan ook met de juiste technische uitrus-
ting worden gebruikt om een aanhangwagen
te trekken. Deze extra lading heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
Breng bij winterse temperaturen winterban-
den op de wagen en de aanhangwagen aan.
Kogeldruk
De maximum toelaatbare kogeldruk mag niet
meer dan zijn 100 kg (220 pond). Wagens met Start-Stop-functie
Al
s
de wagen voorzien is van een eerder in de
SEAT-fabriek ingebouwde trekhaak, wordt de
Start-Stop-functie automatisch gedeactiveerd
wanneer een aanhangwagen aangekoppeld
wordt. Bij trekhaken die niet door SEAT inge-
bouwd zijn, moet de Start-Stop-functie met
de toets op het dashboard handmatig ge-
deactiveerd worden voordat u met de aan-
hangwagen gaat rijden. Houd de functie tij-
dens het rijden op het traject gedeactiveerd
››› .
ATTENTIE
Vervoer nooit personen in de aanhangwagen:
u z et
uw leven op het spel en overtreedt de
wet. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik alleen een trekhaak die in perfecte
staat
is en correct ingebouwd is.
● Wijzig en repareer de trekhaak niet.
● Om het risico op verwondingen bij botsin-
gen acht
erop, en voetgangers en fietsers
wanneer u parkeert, te verminderen, plaats u
de trekhaak naar binnen wanneer u de aan-
hangwagen niet gebruikt.
● Bouw nooit een trekhaak "in die het ge-
wicht
verdeelt" of "de lading gelijkmatig ver- deelt". De wagen is niet geschikt voor dit ty-
pe trek
h
aken. De trekhaak kan falen en de
aanhangwagen kan van de wagen loskomen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
por ter
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de dynamiek van de wagen, waar-
door ongevallen kunnen ontstaan.
● Maak de lading altijd op de juiste wijze met
onbesc
hadigde geschikte touwen of bevesti-
gingsbanden vast.
● Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
het we
gdek, het verkeer en de weersomstan-
digheden aan.
● Aanhangwagens met een hoog zwaarte-
punt
kantelen gemakkelijker dan aanhangwa-
gens met een lager zwaartepunt.
● Voorkom bruuske manoeuvres en plotse-
ling remmen.
● Neem
voorzorgsmaatregelen wanneer u
vooruit rijdt
.
● Ga onmiddellijk langzamer rijden als u
merkt dat
de aanhangwagen kantelt.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhan
gwagen trekt (of 100
km/u (62 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd u in elk land aan de snelheidslimieten
voor wagens met en zonder aanhangwagen. 246