Controleren en bijvullen
Selectieve Katalytische Reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin
g tot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectiev
e K
atalytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De AdBlue-tank heeft een vul-
capaciteit van ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mog elijk
dat de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te g
aan zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeis t
of die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet min
stens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende min
stens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeel d g
elakte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met l
auw water en een spons. Controle- en waarschuwingslampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni- veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 282.
Gaat rood branden
samen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 282. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen.
» 281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
Knippert
Motoroliedruk te
laag.
Onmiddellijk stoppen!
Zet de motor uit. Controleer het mo-
toroliepeil.
– Indien het waarschuwingslampje
knippert, mag u niet verder rijden
noch de motor laten draaien, zelfs
wanneer het oliepeil correct is. Doet
u dit toch dan kan de motor bescha-
digd raken. Roep de hulp van vak-
mensen in. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Motoroliespecificaties
De gebruikte motorolie moet strikt voldoen
aan al
l
e s
pecificaties.
Voor een perfecte werking en lange levens-
duur van de motor, moet de juiste olie ge-
bruikt worden. In de fabriek is de motor met
een hoogwaardige multigrade olie gevuld die
in het algemeen geschikt is voor alle jaarge-
tijden.
Gebruik voor zover mogelijk uitsluitend mo-
torolie die geautoriseerde is door SEAT ››› .
Indien u de L on
gLif
e Service wenst te behou-
den, mag u enkel oliën bijvullen die goedge-
keurd zijn voor die service volgens de over- eenkomstige VW-norm (
›››
Tab. op pag.
40). Alle aangegeven oliën zijn multigrade
synthetische oliën.
Motoroliesoorten worden continu verder ont-
wikkeld. De Technische Dienst wordt continu
van elke wijziging op de hoogte gebracht.
SEAT adviseert u daarom om de motorolie bij
een SEAT-garage te laten verversen. VOORZICHTIG
● Vu l
alleen motorolie bij waarvan de specifi-
caties uitdrukkelijk goedgekeurd zijn door
SEAT. Elk ander type olie kan de motor be-
schadigen! Motoroliepeil controleren en bijvullen
Afb. 241
Peilstok met markeringen voor het
o liepei l
. Afb. 242
In de motorruimte: dop van de moto-
ro liev
ulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 39
Voorbereidingen
● Parkeer de wagen op een vlak terrein om
een verk
eerde aanduiding van het oliepeil te
voorkomen.
● Wacht na het uitzetten van de motor een
paar minuten
zodat de olie in de carterpan
kan terugstromen. Wanneer de motor koud
staat, kan onmiddellijk het oliepeil gecontro-
leerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
● Open de motorkap ›››
pag. 284.
● De vulopening voor de motorolie is te her-
kennen aan het symboo
l op de dop
››› afb. 242 en de peilstok aan de geverfde
greep.
288
Aanwijzingen
motorolie en het filter altijd in een gespeciali-
seer de w
erkp
laats te laten vervangen. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen.
In het Onderhoudsprogramma vindt u gede-
tailleerde informatie over de service-interval-
len. ATTENTIE
Als u in uitzonderlijke gevallen de motorolie
zelf g
aat vervangen, dient u het volgende in
acht te nemen:
● Draag altijd oogbescherming.
● Wacht altijd tot de motor volledig afge-
koeld i
s om brandwonden te voorkomen.
● Houd uw arm altijd horizontaal als u de
olie-af
tapplug met de hand losdraait, zodat
de olie niet langs uw arm naar beneden kan
lopen.
● Gebruik een geschikte houder met voldoen-
de capac
iteit om de gebruikte olie op te van-
gen, minimaal met de inhoud van de hoeveel-
heid die in de motor past.
● Vang de motorolie nooit op in lege blikken,
fles
sen of andere houders. Niet iedereen kan
zien dat het om olie gaat. ●
Olie i s
een giftig product en moet buiten
het bereik van kinderen gehouden worden. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
t oev oe
gen. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. Milieu-aanwijzing
● Alv or
ens de motorolie te verversen, zoek al-
tijd eerst een goede plaats om het volgens de
milieuvoorschriften te verwijderen.
● Verwijder de olie steeds op milieuvriende-
lijke wijz
e. Giet gebruikte olie nooit weg in de
afvoer, de riolering, de tuin, het bos, de
openbare weg, rivieren enz. Motorkoelvloeistof
In l
eidin
g tot thema ATTENTIE
De motorkoelvloeistof is een giftig product!
● Bewaar de koelvloeistof uitsluitend in de
originele v
erpakking die goed afgesloten op
een veilige plaats bewaard moet worden.
● Bewaar de koelvloeistof nooit in lege blik-
ken, fle
ssen of andere verpakkingen. Anderen
zouden ervan kunnen gaan drinken. ●
Bew aar de mot
orkoelvloeistof altijd buiten
het bereik van kinderen.
● Zorg ervoor dat de verhouding van de juiste
toevoe
ging voor de koelvloeistof overeen-
stemt met de laagste omgevingstemperatuur
waarin de wagen gebruikt zal worden.
● Bij zeer lage buitentemperaturen kan de
koelvloeis
tof bevriezen en de wagen tot stil-
stand komen. Aangezien in dit geval de ver-
warming ook niet werkt, kunnen de inzitten-
den zonder voldoende warme kleding onder-
koeld raken. Milieu-aanwijzing
De koelvloeistoffen en toevoegingen kunnen
het mi lieu
vervuilen. Vang wegstromende
vloeistoffen op in geschikte houders en ver-
wijder deze producten op milieuvriendelijke
wijze. 290
Wielen en banden
concentriciteit van het wiel worden gegaran-
deer d. B
e
schadigde velgen dienen hierom
ook vervangen te worden en mogen uitslui-
tend door een gespecialiseerde werkplaats
worden gerepareerd. SEAT raadt u aan om
een Technische Dienst te raadplegen ››› .
V el
g
en met vastgeschroefde wieldoppen
De velgen kunnen voorzien zijn van verwis-
selbare wieldoppen die met zelfborgende
bouten op de velg gemonteerd zijn. Laat het
vervangen van beschadigde wieldoppen al-
leen door een gespecialiseerde werkplaats
uitvoeren. SEAT raadt u aan om een Techni-
sche Dienst te raadplegen ››› .
ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde of beschadigde
vel g
en kan de veiligheid tijdens het rijden na-
delig beïnvloeden en ongevallen met ernstige
gevolgen veroorzaken.
● Gebruik uitsluitend voor de wagen goedge-
keurde
velgen.
● Controleer regelmatig of de velgen bescha-
digd zijn en
vervang ze in dat geval. ATTENTIE
Als de schroefverbindingen van velgen met
ge s
chroefde velgring verkeerd los- of aange-
draaid worden, kan dit tot ongevallen met
ernstige gevolgen leiden. ●
De s c
hroefverbindingen van velgen met ge-
schroefde velgring nooit losdraaien.
● Besteed alle werkzaamheden die op de ge-
schr
oefde velgring betrekking hebben, uit
aan een gespecialiseerde werkplaats. SEAT
raadt u aan de Technische Dienst te raadple-
gen. Let op
in een Servicecentrum van SEAT moet geke-
k en w or
den of velgen en banden met een an-
dere afmeting dan de oorspronkelijke plaat-
sing bij SEAT gemonteerd kunnen worden, en
welke combinaties zijn toegestaan tussen de
vooras (as 1) en achteras (as 2). Velgen vervangen en nieuwe banden
Nieuwe banden
● Met nieuwe banden dient u de eerste 500
km (310 mijl) e xtr
a
voorzichtig te rijden, om-
dat de banden eerst moeten worden ingere-
den. Niet ingereden banden hebben slechte-
re grip- ››› en remeigenschappen
››
›
.
● Op alle vier de wielen radiaalbanden van
hetz elf
de type, dez
elfde grootte (afrolomtrek)
en met hetzelfde profiel gebruiken.
● Op basis van constructiekenmerken en pro-
fielvormen kan de pr
ofieldiepte van nieuwe
banden afhankelijk van de uitvoering en de
fabrikant verschillend uitvallen. Banden vervangen
●
Indien mogelijk, niet slechts een van de
wielen per a
s vervangen maar ten minste bei-
de (beide wielen van de vooras of beide wie-
len van de achteras) ››› .
● De oude wielen uitsluitend door wielen ver-
v an
g
en die door SEAT vrijgegeven zijn voor
dit betreffende wagenmodel waarbij maat,
diameter, maximaal toelaatbaar draagvermo-
gen en snelheid in acht zijn genomen.
● Zorg bij het wisselen van de banden ervoor
dat de nieu
we banden uitgerust zijn met een
noodloopsysteem (Conti-Seal/Run flat). An-
ders wordt er aangeraden een bandenaf-
dichtkit in de wagen te hebben.
● Gebruik nooit banden met maten die de
door de door SEA
T autoriseerde maten over-
treffen. Als de banden een grotere maat heb-
ben, kunnen deze door wrijving beschadigd
raken en tegen de carrosserie en andere de-
len slaan. ATTENTIE
Nieuwe banden moet u inrijden. In het begin
hebben z
e nog niet de optimale grip en het
optimale remvermogen.
● Om ongevallen en ernstige schade en letsel
te v
oorkomen dient u de eerste 500 km (310
mijl) extra voorzichtig te rijden. » 303
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Wielen en banden
verplichte draairichting altijd aanhouden.
Hier door w
or
den de optimale rijeigenschap-
pen met betrekking tot aquaplaning, grip,
geluid en wrijving gegarandeerd.
Draagvermogen van de wielen
De belastingsindex geeft de maximale draag-
kracht in kilogram aan waarmee een wiel be-
last kan worden (draagvermogen).
615 kg (1,356 pond)
650 kg (1,433 pond)
690 kg (1,521 pond)
730 kg (1.609 pond)
775 kg (1,709 pond)
Snelheidssymbolen
Het snelheidssymbool geeft de toegestane
maximale snelheid voor de banden aan. max. 150 km/u (93 mph)
max. 160 km/u (99 mph)
max. 170 km/u (106 mph)
max. 180 km/u (112 mph)
max. 190 km/u (118 mph)
max. 200 km/u (124 mph)
max. 210 km/u (130 mph)
max. 240 km/u (149 mph)
meer dan 240 km/u (149 mpu)
max. 270 km/u (168 mph)
91
93
95
97
99
P
Q
R
S
T
U
H
V
Z
W max. 300 km/u (186 mph)
Sommige fabrik anten gebruiken de aandui-
ding "ZR" voor banden met een toegestane
maximale snelheid van meer dan 240 km/u
(149 mph).
Winterservice
Winterb
anden* In de winter worden de rij-eigenschappen van
de w
ag
en door w
interbanden beduidend be-
ter. Zomerbanden hebben wegens hun con-
structie (breedte, rubbersamenstelling, pro-
fielvorming) op ijs en sneeuw minder grip.
Winterbanden verbeteren ook het remgedrag
van de wagen en verminderen de remweg in
winterse omstandigheden. SEAT adviseert bij
temperaturen onder de +7 °C (+45 °F) winter-
banden op de wagen te monteren.
Winterbanden verliezen grotendeels hun ei-
genschappen wanneer het profiel van de
band tot minder dan 4 mm (1/16 inch) gesle-
ten is. Veroudering is een andere factor die
het verlies van de eigenschappen van winter-
banden met zich meebrengt, onafhankelijk
van de profieldiepte van de band. Y Voor het gebruik van winterbanden dient u
met het
volgende rekening te houden:
● Houd rekening met de wettelijke voorschrif-
ten v
an elk land.
● Gebruik winterbanden op alle vier de wie-
len.
● Gebruik
alleen winterbanden bij winterse
weersoms
tandigheden.
● Gebruik uitsluitend winterbanden met af-
metingen die
voor de wagen zijn toegestaan.
● Gebruik uitsluitend radiale winterbanden
van hetzelf
de type, maat (omtrek van het
loopvlak) en profiel.
● Beperk uw snelheid in overeenstemming
met de aanduiding (s
nelheidssymbool op de
band) ››› .
M ax
im
ale snelheid
Winterbanden zijn voorzien van een letter als
snelheidsaanduiding ››› pag. 309.
Bij bepaalde uitvoeringen van de wagen kan
in het menu MFA (multi-functie-indi-
catie) van het instrumentenpaneel een
snelheidswaarschuwing worden ingesteld
››› pag. 26.
Wanneer u winterbanden met letter V ge-
bruikt, hangen de maximale snelheid en de
bandenspanning van het motortype af.
Wendt u zich tot een technische dienst voor
informatie over de toegestane maximumsnel-
heid en de vereiste bandenspanning. »
309
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Aandrijfslipregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . 212, 214
Aanhaalmoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313 wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Aanhangen beladen Maximum toelaatbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246 aanhangwagengewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247, 251
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Functiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 247, 251
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
koplampen verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247, 251
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Stabilisatie van wagen/aanhangwagen . . . . . 253
stang met kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
stang met kogelkop elektrisch ontgrendelen . 248
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Trekhaak voor aanhangwagen inbouwen . . . . 254
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Aantal plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Aanwijzingen op het scherm
buitent emperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 239
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Accu aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
accuvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . 297
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 297
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
ontladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
ontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
positieve pool voor starthulp . . . . . . . . . . . . . . . 53
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
stroomverbruikers automatisch uitschakelen 299
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
zuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 296 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
loskoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 noodsluiting en -opening . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Achteruitkijkspiegels buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
modus 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
modus 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228 Achteruitrijhulp
disp lay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 281
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 282specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
vulcapaciteit van tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Afdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
AFS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Afstandsbediening zie Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Afstandsbediening van de interieurvoorverwar- ming
de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Afvoer airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
wagens aan eind van levensduur . . . . . . . . . . 276
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airbags zie Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 69 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
airbag voor de knieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
dashboard schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . 274
gebruik van kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 74
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
reparaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 71 321
Trefwoordenlijst
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231 contr
o
lelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
storing in de werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
wanneer moet het systeem uitgeschakeld wor- den? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Rijveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Risico's als de veiligheidsgordels niet omge- daan worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 aanbevolen rijstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Rolgordijn openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
sluitkrachtbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Rolgordijnen achterzijruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
RTA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237 zie Uitparkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Rugleuning van de bijrijdersstoel naar voren klappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Ruiten automatische werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
automatisch omhoog/omlaag brengen . . . . . 129
comfortopenen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
comfortsluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
sluitkrachtbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 140
Ruitensproeiervloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295 Ruitenwisser
servic estand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
wisserarm neerklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
wisserarm omhoog zetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Ruitenwisser achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 140
Ruitenwisserbladen reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . 88
Ruitenwisserbladen voor en achter . . . . . . . . . . . . 88
Ruitenwissers bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
koplampsproeiersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 141
regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
ruitenwisserhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
verwarmbare ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . 141
Ruitenwisser voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 140
S SAFE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120, 194
Schakelaar noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 200 aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
automatische versnellingsbak . . . . . . . . 34, 201
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 200
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 201
Tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
versnelling inschakelen (automatische ver-snellingsbak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
versnelling inschakelen (schakelbak) . . . . . . . 201
Scheidingsnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Schoonmaken velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268 Schuifdeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
elektris ch openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . 124
handmatig openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . 124
kinderslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Schuifladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
SEAT-informatiesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Selectieve Katalytische Reductie . . . . . . . . . . . . 281
Service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Service-mededeling: raadplegen . . . . . . . . . . . . 107
Servicestand van de ruitenwisser . . . . . . . . . . . . . 54
Sigarettenaansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176, 177
Sign Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Sleepogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Slepen bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
rijadviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
sleepoog achteraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Sleutel met afstandsbediening ontgrendelen en vergrendelen . . . . . . . . . . . . 117
Sleutels afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
ontgrendelen en vergrendelen . . . . . . . . . . 8, 117
synchroniseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
vervangende sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
wagensleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Sleutels bij laten maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Slijtagemerktekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Slijtage van de banden . . . . . . . . . . . . . . . 305, 306
Sloten ontdooien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Sluit- en startsysteem Keyless Access zie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
330