90
4008_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vloermat
Om de vloermat aan de bestuurderszijde
te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem de
bevestigingen los.
Leg de vloermat weer terug op de pennen en
klem de bevestigingen vast. Controleer of de
vloermat goed bevestigd is.
Om te voorkomen dat de pedalen blokkeren:
-
ma
ak uitsluitend gebruik van matten
die op de reeds in de auto aanwezige
bevestigingen passen. Het gebruik van
deze bevestigingen is verplicht.
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Zonnekleppen Dashboardkastje
In het dashboardkastje kan een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
F
T
rek de handgreep omhoog om het te
openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt
in werking zodra het wordt geopend.
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde A .
Als uw auto is voorzien van airconditioning,
bevat het dashboardkastje een
ventilatieopening B , via welke dezelfde
gekoelde lucht als die voor het interieur wordt
aangevoerd.
Als uw auto voorzien is van het systeem
"keyless entry and start", bevat deze de
noodstartmodule C .
De zonnekleppen kunnen naar voren worden
geklapt, en naar de zijkant wanneer ze zijn
losgeklikt.
Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een opbergvakje voor tickets.
Ergonomie en comfort
101
4008_nl_Chap04_conduite_ed01-2016
Als de motor draait, kunt u de
elektronische sleutel uit de houder A
verwijderen en het dashboardkastje
sluiten.
Noodprocedure voor
het starten met de
elektronische sleutel
Deze melding verschijnt
wanneer u het
bestuurdersportier opent en
de elektronische sleutel niet
verwijderd is uit de houder A . Denk eraan dat u
de elektronische sleutel meeneemt wanneer u
de auto verlaat.
F
T
rap bij auto's met een CVT-transmissie
het rempedaal in en trap bij auto's met
een handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in.
F
D
ruk op de "START/STOP"-
knop.
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de " START/STOP "-knop drukt:
F
O
pen het dashboardkastje.
F
S
teek de elektronische sleutel in de
houder A .
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor met
de elektronische sleutel
Bij het afzetten van de motor in
geval van nood zijn de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties niet meer
beschikbaar. Let extra goed op.
Uitsluitend in geval van nood kan de motor
direct worden afgezet. Druk hiertoe gedurende
ongeveer drie seconden op de " S TA R T/
STOP"
-knop of druk de knop 3 keer achter
elkaar in.
De motor gaat uit en de auto komt in de stand
"ACC ".
4
Rijden
151
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve
bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties
voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve
de airbag aan passagierszijde als deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór ( A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen het
dashboard en de inzittende om te verhinderen
dat deze naar voren klapt. De airbags vóór dragen bij aan de bescherming
van de bestuurder en de voorpassagier bij een
frontale aanrijding door de kans op letsel aan
hoofd en borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard, boven het dashboardkastje.
6
Veiligheid
153
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Knie-airbag*
Activering
De knie-airbag wordt gelijktijdig met de airbags
vóór opgeblazen. Bij een ernstige frontale aanrijding draagt de
knie-airbag bij aan de bescherming van de
knieën van de bestuurder.
Deze airbag bevindt zich in het dashboard,
onder de stuurkolom.De zij-airbags dragen bij aan de bescherming
van de bestuurder en de voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding door de kans op
borstletsel te verkleinen.
Elke zij-airbag is in het frame van de rugleuning
van de voorstoel geïntegreerd, aan de zijde van
het portier.Activering
De zij-airbag wordt aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto, op een horizontale
ondergrond.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
* Afhankelijk van het land van verkoop.
Zij-airbags
6
Veiligheid
155
4008_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags.
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten...) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Knie-airbag*
Houd uw knieën niet te dicht bij het
stuurwiel.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla
er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Adviezen
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in
combinatie met actieve zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
* Afhankelijk van het land van verkoop. Hang geen zware voor werpen aan de
contactsleutel, omdat deze bij het activeren
van de airbag gevaarlijke projectielen
kunnen worden.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
6
Veiligheid
183
4008_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan worden
gecontroleerd met de oliepeilstok
die zich in de motorruimte bevindt.
Raadpleeg de informatie over de
motorruimte voor de exacte plaats
van deze peilstok.Olie ver versen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen, is
het gebruik van additieven in de motorolie niet
toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats
als het oliepeil boven dit
merkteken uitkomt.
B = mini.
Het motorolieniveau moet
via de vulopening worden
bijgevuld met het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie. Laat het oliepeil
nooit onder dit merkteken
uitkomen.
Een controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor ten
minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
7
Praktische informatie
206
4008_nl_Chap08_En-cas-de panne_ed01-2016
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich in het onderste
deel van het dashboard (aan de linkerkant).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los en ver wijder het deksel volledig door dit naar u toe te trekken. Zekering Ampère
Functies
1 * 30 A
Aanjager interieur.
2 15
A
Remlichten, derde remlicht.
3 10
A
Mistachterlichten.
4 30 A
Ruitenwissers vóór, ruitensproeier.
6 20 A
Centrale vergrendeling, elektrisch verstelbare buitenspiegels.
7 15
A
Audiosysteem, telematica, USB-module, handsfree set.
8 7, 5
A
Sleutel met afstandbediening, elektronische eenheid airconditioning,
instrumentenpaneel, elektrisch bedienbare ruiten, regen-/
lichtsensoren, alarm, rij schakelaars, bediening op de stuurkolom.
9
15 AVerlichting interieur en instrumentenpaneel.
10 15
AAlarmknipperlichten.
11 15
ARuitenwisser achter.
12 7, 5
AInstrumentenpaneel, multifunctioneel display, parkeerhulp,
stoelverwarming, achterruitverwarming, elektrisch bedienbaar
zonnescherm, automatische koplampverstelling.
13 15
AAansteker, 12V-aansluiting.
15 20
AElektrisch bedienbaar zonnescherm.
16 10
ABuitenspiegels, autoradio.
Storingen verhelpen
338
4008_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Eco-rijden (adviezen) ...................................... 10
Elektrisch verstelbare stoelen ........................72
Elektronische remdrukregelaar (REF)
.........143
Elektronische sleutel
........................... 5
6, 57, 59
Elektronische startblokkering
.................61, 102
Extra ingang
...............................
...281, 307, 330 Flessenhouder
................................................
89
Follow me home verlichting
.......................... 13
1
Foutmeldingen (autoradio)
...................
335, 336
Frequentie (radio)
..........................................
302
Functies autoradio
................
248, 251, 290, 293
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
........... 14
2
Functie Stop Start (Auto Stop Go)
................
111
Identificatie auto ............................................ 233
Identificatiegegevens
....................................
233
Identificatieplaatjes constructeur
.................
233
Identificatie (stickers)
.................................... 23
3
Indeling achter
................................................
94
Indeling bagageruimte
.................................... 95
In
deling interieur
.......................................
89, 90
Inhoud brandstoftank
....................................
173
Inklappen/uitklappen buitenspiegels
..............
77
Instapverlichting
............................................ 13
2
Instapverlichting buitenzijde
...........................
58
Instrumentenpaneel
........................................ 12
In
terieurfilter ..................................................
18 6
Interieurfilter (vervangen) .............................18 6
Interieurverlichting
........................................140
iPhone
.................................................. 2
80, 308
iPod
......................................................280, 308
ISOFIX bevestigingen
...................165, 167, 169
ISOFIX kinderzitjes
.......................165, 167, 169
E
D
G
H
I
Gereedschap ........................................ 19 3, 19 4
Gesproken commando's ........236, 237, 241-245
Gewichten
............................. 220-224, 226-230
GPS
.............................................. 252, 262, 264
Grootlicht
............................................... 19 9, 201
F
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio ...................... 275, 303, 304, 325
Dagrijverlichting
............................................ 201
Dashboardkastje
...............................
........89, 90
Datum (instellen)
............................................. 46
Datum instellen
............................................... 46
Derde remlicht
...................................... 20
3, 204
Detectie te lage bandenspanning
........... 1
5 , 114
Dieselmotor
...................174, 182, 218, 225 -230
Dimlicht
................................................. 19
9, 201
Dimmer dashboardverlichting
.........................51
Display instrumentenpaneel
....................12, 19,
30 -32, 104
Display (radio)
.................................... 44, 46, 48
Dynamische stabiliteitscontrole (ASC)
.........145
Handgeschakelde versnellingsbak
.............10, 103, 104, 111, 187
Handgrepen
....................................................94
Handrem
...............................................102, 188
Handsfree telefoon
................235 -237, 241-245
Hill-Holder
..................................................... 11
0
Hoedenplank
...................................................96
Hoofdsteunen achter
...................................... 74
H
oofdsteunen verstellen
.................................73Hoofdsteunen vóór
.......................................... 73
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel
...........78
Hoogteverstelling veiligheidsgordels
............147
Index