119
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Voorzieningen voorin
1. Handgreep
2. Zonneklep
3.
K
aarthouder
4.
O
pbergruimte onder het stuur wiel
5.
V
erlicht dashboardkastje
6.
P
ortier vakken
7.
P
arfumeur
8.
U
SB-aansluiting
9.
1
2V-aansluiting vóór (120 W)
10.
O
pbergvakje
of
CD
-speler
of
D
raadloze lader
11.
O
pbergvak
12 .
B
ekerhouder
13.
A
rmsteun vóór met opbergvak
14 .
1
2V-aansluiting achter (120 W)
15.
O
pbergvak
16.
23
0V-aansluiting
3
ergonomie en comfort
120
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Aansteker / 12V-aansluiting
F Druk wanneer u de aansteker wilt gebruiken, deze in en wacht enkele seconden tot de
aansteker uit zichzelf naar buiten springt.
F
V
er wijder de aansteker en sluit een geschikte
adapter aan als u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten.
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt en is voorzien van een make-
upspiegel met verlichting.
F
o
p
en als het contact aan is het afdekkapje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Zonneklep Dashboardkastje met
verlichting
In het dashboardkastje kan een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
F
t
r
ek de handgreep omhoog om het te
openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt
in werking zodra het wordt geopend.
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de
frontairbag aan passagierszijde A .
Het dashboardkastje biedt tevens toegang
tot de behuizing voor de patronen van de
parfumeur B . Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door P
e
ugeot is
goedgekeurd, zoals een lader met
u SB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen
in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in
de weergave van de displays.
u
kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik direct de aansteker terug.
ergonomie en comfort
125
3008-2_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Dit autonome systeem verspreidt een aangename geur in het interieur. Het bestaat uit een patroon
met drie geuren.
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
Parfumeur
Inschakelen / instellingen
De par fumeur kan worden ingeschakeld en
ingesteld via het touchscreen:
-
r
echtstreeks via het menu Toepassingen ,
-
o
f door een ambiance van de functie
i-Cockpit Amplify te personaliseren.
Via het menu Toepassingen :De par fumeur wordt ook aangestuurd
door de functie i-Cockpit Amplify
.
Vervangen van de patroon
De patroon is via het dashboardkastje
bereikbaar.
F
se
lecteer " Parfumeur ",
F
s
electeer een van de drie beschikbare
geuren,
F
s
electeer de intensiteit waarmee de geur
wordt verspreid: het systeem wordt nu
ingeschakeld,
of
F
se
lecteer " OFF" om het systeem uit te
schakelen.
De wijzigingen worden direct doorgevoerd. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i-Cockpit
Amplify
.
F
t
r
ek bij aangezet contact de lip naar u toe
om de oude patroon los te maken.
F
V
erwijder de oude patroon uit de houder.
Als de patroon is ver wijderd, werkt de
parfumeur niet meer.
3
ergonomie en comfort
173
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
5
Veiligheid
176
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Adviezen
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het P
e
ugeot
-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
ga n
iet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten...) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het P
e
ugeot
-
netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken - In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren
uitsluitend uitvoeren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
194
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
elektrische kinderbeveiliging
Met dit systeem, dat op afstand bedienbaar is, vergrendelt u de bedieningsorganen voor het openen van de portieren achter.
De vergrendeltoets bevindt zich op het dashboard aan bestuurderszijde.
Inschakelen
F Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat branden en er
verschijnt een melding ter bevestiging van het
inschakelen.
Zolang de kinderbeveiliging actief is blijft dit
lampje branden.
Uitschakelen
F Druk opnieuw op deze toets.
Het lampje van de toets gaat uit en er
verschijnt een melding ter bevestiging van het
uitschakelen.
Als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld,
brandt dit lampje niet.
el
ke andere toestand van het lampje
duidt op een storing. Laat het systeem
controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Dit is een op zichzelf staand systeem dat
in geen geval in de plaats komt van de
centrale vergrendeling.
Controleer de werking van de
kinderbeveiliging bij het aanzetten van
het contact.
Ver wijder bij het verlaten van de auto
altijd de contactsleutel, zelfs wanneer dit
voor korte duur is.
In geval van een hevige botsing wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld zodat de achterpassagiers
de auto kunnen verlaten.
Veiligheid
221
3008-2_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Uitschakelen / weer inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het thermische
comfort in het interieur op peil te houden, kan het
nuttig zijn het Stop & Start-systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk gewenst
moment worden uitgeschakeld.
Als het systeem in de S
t
o
P
-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer
gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact wordt aangezet.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om verwondingen
als gevolg van het automatisch inschakelen van
de S
tA
R
t-
stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen , met name over
het rijden op overstroomde wegen.
Met de toets op het dashboard
Als u nogmaals op de toets drukt, wordt de
functie weer ingeschakeld. Het desbetreffende
lampje gaat uit.
Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
dooft en er wordt een melding weergegeven. F
D
ruk op deze toets. Het desbetreffende
lampje gaat branden.
ter bevestiging van de uitschakeling brandt
dit verklikkerlampje en wordt er een melding
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze functie kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
menu Rijden van het touchscreen.
Met de toets van het touchscreen
ter bevestiging van de uitschakeling gaat dit
verklikkerlampje branden en wordt er een melding
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Selecteer het tabblad " Rijhulpsystemen" en
vervolgens " Stop & Star t ".
Bij een nieuwe selectie wordt de functie weer
ingeschakeld.
Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
dooft en er wordt een melding weergegeven.
6
Rijden
298
3008-2_nl_Chap07_infos-pratiques_ed01-2016
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
g
i
et de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30 minuten de juiste
waarde aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA XI" te
bevinden. Controleer indien dit niet het geval is
of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Praktische informatie