2
.
Instrumentenpanelen 7
W aarschuwings- en verklikkerlampjes 1 0
Meters
2
3
Koelvloeistoftemperatuur
23
Boordcomputer
30
Datum en tijd instellen
3
3
Dimmer dashboardverlichting
3
4Openen – Sleutel
3
6
Portieren
3
6
Sluiten – Sleutel
3
7
Centrale vergrendeling
4
0
Bagageruimte
40
Alarmsysteem
4
1
Ruitbediening
43
PEUGEOT i- Cockpit 4 5
Stuurwielverstelling 46
Spiegels
46
Voor stoelen
48
Eendelige bank
5
3
Deelbare achterbank 2/3 – 1/3
5
3
Verwarming
56
Handbediende airconditioning
5
6
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
5
7
Ontwasemen – ontdooien voorruit
6
0
Plafonnier
61
Sfeerverlichting interieur
62
Z
onnescherm panoramadak
6
3
Voorzieningen interieur
6
3
Voorzieningen bagageruimte
6
5
Hoedenplank
65Lichtschakelaar
67
Richtingaanwijzers
68
Automatisch inschakelen van de verlichting
6
9
Verlichting overdag / Parkeerlichten
7
1
Koplampen verstellen
7
1
Statische bochtverlichting
7
1
Ruitenwisserschakelaar
72
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 7 5
Alarmknipperlichten
76
Noodoproep of Pechhulp
7
6
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
7
8
Veiligheidsgordels
81
Airbags
84
Kinderzitjes
88
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
89
ISOFIX-kinderzitjes
97
Kinderslot
103
InstrumentenpaneelToegang tot de auto
Overzicht
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Inhoudsopgave
4
Instrumenten en bedieningsknoppen1
Buitenspiegels
Elektrisch bedienbare ruiten
2
Motorkap openen
3
Zekeringen dashboard
4
Binnenspiegel
Plafonnier
Sfeerverlichting
Noodoproep of pechhulpoproep
Active City Brake
5
Touchscreen
Audiosysteem
Bluetooth-audiosysteem
Datum/tijd instellen
6
Ventilatie
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning
Voorruit ontwasemen/ontdooien
Achterruitverwarming
7
USB-/Jack-aansluiting
8
Handgeschakelde versnellingsbak
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Automatische transmissie
Schakelindicator
9
Parkeerrem
10
Dashboardkastje
Zekeringen
Overzicht
16
PassagiersairbagPermanent.De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de stand
"OFF ".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in
het airbagsysteem (brandend
verklikkerlampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
"met de rug in de rijrichting".
Laag
brandstofniveau Permanent, met de
naald in het rode
gebied. Er zit nog ongeveer 5
liter
brandstof in de tank.
Vanaf dit moment worden de
laatste liters brandstof in de tank
aangesproken. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten
van het contact branden zolang er niet voldoende
brandstof getankt is.
Inhoud van de tank:
-
ongeveer 50
liter (benzinemotoren).
-
ongeveer 50
liter (dieselmotoren).
-
ongeveer 45
liter (BlueHDi-dieselmotoren).
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Knippert, met de naald
in het rode gebied.
Er zit nog een minimale
hoeveelheid brandstof in de tank.
Voet op het
koppelingspedaalPermanent.
In de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem wordt
de motor niet gestart als u
het koppelingspedaal slechts
gedeeltelijk intrapt. Trap bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in zodat
de motor gestart kan worden.
Waarschuwings- resp. indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Instrumentenpaneel
34
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (volgens land
van bestemming).
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is
mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
Dimmer
dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Met twee knoppen
Verlichting ingeschakeld:F
D
ruk op deze knop om de
lichtsterkte te verhogen.
F
D
ruk op deze knop om deze te
verlagen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Extra instellingen
U kunt het volgende kiezen:
- h et weergaveformaat voor de datum en tijd
(12h/24h) in te stellen.
-
de
tijdzone wijzigen.
-
d
e synchronisatie met het GPS (UTC) in of
uit te schakelen.
Met PEUGEOT Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen
mogelijk als de GPS-synchronisatie is
uitgeschakeld.
F
S
electeer het menu Instellingen .
F
D
ruk op de toets " OPTIES" om de tweede
pagina te openen.
F
Sel
ecteer "Instellen tijd-
datum ".
F
S
electeer het tabblad " Datum" of "Tijd".
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (volgens land
van bestemming).
Instrumentenpaneel
39
Vervangen van de batterij
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
A ls de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op
het dashboard, een geluidssignaal,
en een melding op het display.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats een nieuwe batterij met de juiste
polariteit in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
bevatten metalen die schadelijk zijn
voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt. Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en, indien mogelijk, de
sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale
code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Stilstaande auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
noodgevallen de toegang tot het interieur voor
de hulpdiensten bemoeilijken.
Laat uit veiligheidsoverwegingen geen
kinderen alleen achter in de auto.
Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de
auto verlaat.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is erg
gevoelig. Het is raadzaam om niet met de
knoppen er van te spelen om te voorkomen
dat de portieren per ongeluk ontgrendeld
worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Geen enkele afstandsbediening kan
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het synchroniseren. Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren
of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto
zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat
deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto
ontgrendeld en gestart kan worden.
2
Toegang tot de auto
45
PEUGEOT i-Cockpit
Stel voordat u gaat rijden uw zitpositie af in de
volgende volgorde om de ergonomie van de
PEUGEOT i- Cockpit optimaal te benutten:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e verstelling in lengterichting van de
zitting,
-
d
e diepte en ver volgens de hoogte van het
stuurwiel,
-
d
e binnenspiegel en buitenspiegels.
Comfortabel zitten
Bepaalde in deze rubriek beschreven
afstelmogelijkheden van de stoelen zijn
afhankelijk van het uitrustingsniveau en het
land van verkoop.
Bestuurdersstoel
Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen
de rugleuning steunen.
De stoelhoogte moet zodanig worden in gesteld
dat uw ogen naar het midden van de voorruit
kijken.
De ruimte boven uw hoofd moet min. 10 cm
bedragen. Zorg er bij het verstellen van de stoel in
lengterichting voor dat u de pedalen volledig
kunt intrappen zonder uw benen geheel te
strekken.
De knieruimte dient tenminste 10
cm
tot het dashboard te bedragen om de
bedieningselementen daarop te kunnen
bereiken.
Zet de rugleuning zo recht mogelijk; kantel
deze nooit verder dan 25°.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Stel de lengte van de zitting af zodat uw
bovenbenen goed worden ondersteund.
Stel de lendensteun af op de vorm van uw
wervelkolom.
Stel het stuur zodanig af dat dit tenminste
25 cm ver wijderd is van uw borstbeen en dat
uw armen iets gebogen zijn.
Het stuur mag het instrumentenpaneel niet aan
het zicht onttrekken.
Stel de stoel uit veiligheidsover wegingen
uitsluitend af als de auto staat geparkeerd.
Zet als uw auto is uitgerust met elektrisch
verstelbare stoelen eerst het contact aan
om de stoelen te kunnen verstellen.
Controleer, zodra deze afstellingen zijn
uitgevoerd, of u goed zicht hebt op het
"head-up" instrumentenpaneel boven het
kleine stuurwiel.
3
Ergonomie en comfort
46
StuurwielverstellingPassagiersstoel
Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen
de rugleuning steunen.
Zorg bij het verstellen van de stoel in
lengterichting voor een afstand van ten minste
25 cm tot het dashboard.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt. F
Trek
bij stilstaande auto aan de hendel om
het verstelmechanisme van het stuur wiel te
ontgrendelen.
F V erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
D
uw tegen de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Deze afstellingen mogen om
veiligheidsredenen alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat.
Spiegels
Buitenspiegels
Uit veiligheidsoverwegingen moeten de
spiegels zo zijn afgesteld dat de dode
hoek zo klein mogelijk is.
Handmatig verstellen
F Beweeg de hendel in de vier richtingen om de spiegel goed af te stellen.
Inklappen
F
K
lap de buitenspiegels na het parkeren in
om beschadiging te voorkomen.
F
K
lap de buitenspiegels voordat u gaat rijden
weer uit.
De buitenspiegels hebben geen automatische
ontwaseming.
Ergonomie en comfort
55
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van
het interieurfilter en vervang de
filterelementen periodiek. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve additief
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3
Ergonomie en comfort