92InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............92
Antidiefstalfunctie ......................... 93
Overzicht bedieningselementen ..94
Gebruik ........................................ 97Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u
eersteklas infotainment voor in uw
auto.
Met de FM-, AM-, of DAB-radiofunc‐
ties kunt u op diverse favorietenpagi‐
na's een groot aantal zenders
opslaan.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten; via
een kabel of via Bluetooth ®
.
Het digitale geluidssysteem heeft
diverse vooraf ingestelde equaliser-
modi, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
Ook is het Infotainmentsysteem
uitgevoerd met een Telefoonportaal
waarmee u uw mobiele telefoon
comfortabel in de auto kunt gebrui‐
ken.
Daarnaast kan het Infotainmentsys‐
teem worden bediend met behulp van het bedieningspaneel of de knoppenop het stuur.Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
9 Waarschuwing
In sommige gebieden zijn eenrich‐
tingsstraten en andere wegen en
inritten (bijv. voetgangerszones) waar u niet mag inrijden niet op de
98InleidingAutomatische volumeregeling
Na inschakeling van het voor snel‐
heid gecompenseerd volume 3 101
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat er geen geluid van het wegdek of van de wind hoorbaar
is.
Stiltefunctie
Druk op m voor het dempen van de
audiobronnen.
Draai aan m om de mute-functie te
annuleren.
Bedieningsmodi
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of te wisselen tussen de verschillende golfbereiken.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 104.
CD-speler
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
cd-speler te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de functies van de cd-speler
3 111.Externe apparaten
Druk meerdere malen op MEDIA om
de afspeelmodus van een verbonden
extern apparaat te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 114.
Telefoon
Druk op ; om het Startscherm weer
te geven.
Selecteer TEL. om een Bluetooth-
verbinding tussen het Infotainment‐
systeem en een mobiele telefoon tot
stand te brengen.
Bij het tot stand brengen van een
verbinding verschijnt het hoofdmenu
van de telefoonmodus.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 121.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bericht met die strekking. Voor een
gedetailleerde beschrijving van het
opzetten en het tot stand brengen vaneen Bluetooth-verbinding tussen het
Infotainmentsysteem en een mobiele
telefoon 3 118.
Basisbediening103Druk op een knop in het instrumen‐
tenpaneel om het display weer te acti‐
veren.
Fabrieksinstellingen terugzetten Druk op ; en selecteer dan
INSTELL. .
Blader door de lijst en selecteer Terug
naar fabrieksinstell. .
Instellingen van de auto herstellen
Selecteer Voertuiginstellingen
herstellen om alle persoonlijke instel‐
lingen te herstellen. Er verschijnt een
waarschuwing.
Selecteer Hervatt.. De instellingen
zijn teruggezet.
Alle persoonlijke gegevens wissen
Selecteer Alle privégegevens wissen
om gekoppelde Bluetooth-apparaten,
telefoonlijsten of favorieten te verwij‐
deren.
Er verschijnt een waarschuwing.
Selecteer WISSEN. De gegevens zijn
gewist.Radio-instellingen herstellen
Selecteer Radio-instellingen
herstellen om Infotainmentinstellin‐
gen (bv. geluidsinstellingen) te reset‐
ten.
Er verschijnt een waarschuwing. Selecteer Hervatt.. De instellingen
zijn teruggezet.
Software-informatie Druk op ; en selecteer INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
Software-informatie .
Dit menu bevat specifieke informatie
over de software.
Externe apparaten115Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-opslagapparaat te
verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek,mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Het Infotainmentsysteem kan
muziekbestanden op Bluetooth-
apparatuur weergeven.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 118.
Bestandsindelingen
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden
wellicht niet goed afgespeeld. Dit
kan worden veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de
volgende audiobestanden op externe
apparaten afspelen/weergeven:
mp3, wma, aac en aif.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.Audio afspelen
Afspelen starten
Aansluiten van het apparaat 3 114.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
gewenste mediabron te selecteren.
Voorbeeld: hoofdmenu USB.
Functietoetsen
Let op
Tijdens het afspelen via AUX zijn de
functietoetsen niet beschikbaar.
Afspelen pauzeren
Selecteer / om het afspelen te
pauzeren.
116Externe apparatenSelecteer 6 om het afspelen te
hervatten.
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op d of c om het vorige of
volgende nummer af te spelen.
U kunt ook aan MENU draaien om
naar het vorige of volgende nummer
te gaan.
Snel vooruit of achteruit spoelen Houd d of c ingedrukt om snel voor-
of achteruit te spoelen.
Afspeelvolgorde
Selecteer 9 om de nummers in wille‐
keurige volgorde af te spelen.
Let op
Bij het afspelen van de USB is de
functie Willekeurige volgorde afhan‐
kelijk van de gekozen filtermodus
voor het afspelen van muzieknum‐
mers, bijv. album, artiest en genre.
Selecteer 9 opnieuw om de shuffle-
functie te deactiveren.
Let op
Is de shuffle-functie geactiveerd,
dan is 9 rood gemarkeerd.Zoekfunctie
Let op
De zoekfunctie is niet beschikbaar
voor AUX- en Bluetooth mediabron‐
nen.
Mappen
(alleen beschikbaar als het apparaat
een folderstructuur heeft)
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Map overzicht . De folderstruc‐
tuur op het betreffende apparaat
wordt weergegeven.
Navigeer zo nodig door de folder‐
structuur en kies het gewenste
nummer.
Media-categorieën
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Zoek. Er verschijnt een lijst met
verschillende zoekcategorieën, bv.
Afspeellijsten , Artiesten of Albums .
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste titel.
Navigeer zo nodig door de subcate‐
gorieën en kies het gewenste
nummer.
Telefoon117TelefoonAlgemene aanwijzingen.............117
Bluetooth-verbinding ..................118
Noodoproep ............................... 120
Bediening ................................... 121
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................124Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen. Om het tele‐
foonportaal te kunnen gebruiken,
moet de mobiele telefoon via Blue‐
tooth met het Infotainmentsysteem
verbonden zijn.
Niet alle functies van de telefoon
worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de desbe‐ treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de gebruikershand‐ leiding van uw mobiele telefoon. U
kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn doordat
uw concentratie afneemt tijdens
het telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de
bepalingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in
sommige gebieden gelden op en
zet uw mobiele telefoon uit als
118Telefoonmobiel telefoneren verboden is,
als de mobiele telefoon interferen‐
tie veroorzaakt of als er zich
gevaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een standaard voor het
draadloos verbinden van bijv.
mobiele telefoons of andere appara‐ ten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen
wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐ den.
Bluetooth-instellingenmenuDruk op ; en selecteer dan
INSTELL. .
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Belangrijke informatie ● Aan het systeem kunnen maxi‐ maal vijf apparaten worden
gekoppeld.
● Er kan slechts één gekoppeld apparaat tegelijk met het infotain‐mentsysteem worden verbon‐
den.
● Koppelen is in de regel slechts één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐den was, brengt het Infotain‐ mentsysteem de verbinding
automatisch tot stand.
● Bij werken via Bluetooth wordt de
accu van het apparaat aanzienlijk belast. Laat het apparaat daarom
via een stopcontact opladen.
Koppelen via de toepassing
instellingen
1. Druk op ; en selecteer dan
INSTELL. .
Selecteer Bluetooth om het
betreffende submenu weer te
geven.
2. Selecteer Apparaat koppelen of
Apparaatbeheer om de appara‐
tuurlijst weer te geven en selec‐
teer vervolgens KOPP;.
3. Op het Infotainmentsysteem verschijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
4. Activeer het zoekproces in het te koppelen Bluetooth-apparaat.
5. Koppeling bevestigen: ● Als SSP (secure simple pairing) wordt ondersteund:
Telefoon119Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de
meldingen op het Infotain‐ mentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
● Als SSP (secure simple pairing) niet wordt onder‐
steund:
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het
Bluetooth-apparaat in en
bevestig uw invoer.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het Info‐
tainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Om de contacten door het infotain‐
mentsysteem te laten lezen, moeten
ze zijn opgeslagen in het telefoon‐
geheugen van de mobiele telefoon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorendbericht op het Infotainmentsys‐
teem.
8. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijstopnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing 1. Druk op ; en selecteer dan
TEL. . Het hoofdmenu van de tele‐
foon verschijnt.
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te
geven.
3. Selecteer KOPP;.
4. Ga verder met stap 3 van "Koppe‐
len via de toepassing instellingen"
(zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.Let op
Bij problemen met de Bluetooth-
verbinding verschijnt er een
storingsmelding op het scherm van
het Infotainmentsysteem.
Koppelen via de toepassing Audio Let op
Het Bluetooth audiohoofdmenu is
alleen beschikbaar als er al een
Bluetooth-muziekapparaat aan het
Infotainmentsysteem is gekoppeld.
1. Druk herhaaldelijk op MEDIA om
het Bluetooth-muziekhoofdmenu
weer te geven en druk vervolgens op MENU .
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te
geven.
3. Selecteer voor het koppelen van een nieuw apparaat KOPP;.
4. Ga verder met stap 3 van "Koppe‐
len via de toepassing instellingen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijst opnieuw weergegeven.