240Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Luchtinlaat 3 160.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop-startsysteem 3 167.
Sluiten
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
met de hand om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de
juiste specificatie. Aanbevolen vloei‐
stoffen en smeermiddelen 3 289.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Verzorging van de auto245De accu ontkoppelenAls de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in deze para‐ graaf gegeven instructies kan leiden
tot een tijdelijke uitschakeling van
het stop-startsysteem.De accu van de auto is afgedekt.
Verwijder de afdekking om de accu te vervangen. Til de afdekking achter‐
aan op en ontgrendel deze vooraan.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het
gevolg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 167.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 279.
260Verzorging van de autoNr.Stroomkring17Extra achterlichten (type B)18Adaptief rijlicht (AFL)19Adaptief rijlicht (AFL)20Brandstofpomp21Elektrische ruitbediening
achterin22ABS23Variabele stuurbekrachtiging24Elektrische ruitbediening voorin25Elektrische aansluitingen
(type A)
Extra achterlichten (type B)26ABS27Elektrische handrem28Verwarmbare achterruit29Elektr. stoelverstelling links30Elektr. stoelverstelling rechts31Airconditioning32Carrosserieregelmodule33Verwarmde voorstoelenNr.Stroomkring34Zonnedak (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)35Infotainmentsysteem (type A)
Achterklepvergrendeling
(type B)36–37Grootlicht rechts38Grootlicht links39–40–41Vacuümpomp42Koelventilator43Accu/gelijkstroomomvormer
(alleen bij auto's met een Stop/
Start-systeem)44Koplampsproeiers45Koelventilator46Klem 87/hoofdrelais47Lambdasonde48MistlampenNr.Stroomkring49Dimlicht rechts50Dimlicht links51Claxon52Ontsteking53Ontsteking/geventileerde voor‐
stoelen54Ontsteking55Elektrisch bediende ruiten/
inklapbare spiegels56Voorruitsproeiers57–58–59Dieselverwarming/emissiere‐
gelsysteem60Spiegelverwarming61Spiegelverwarming62Verwarmd stuurwiel (alleen
auto's zonder zekeringhouder in
bagageruimte)63Achterruitsensor64Adaptief rijlicht (AFL)
Verzorging van de auto261Nr.Stroomkring65Extra pomp (alleen bij auto's met
Stop/Start-systeem)66Achterruitsproeier67Regelmodule brandstofsysteem68–69Accusensor70Regensensor71Accusensor
Sluit de klep van de zekeringhouder
na het vervangen van doorgebrande
zekeringen en klik deze dicht.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er
storingen optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit
het zekeringenkastje achter het
opbergvak in het instrumentenbord.
Open het opbergvak, druk de borglip‐
pen in, klap het opbergvak omlaag en
verwijder het.
Bij rechtsgestuurde auto's zit de
zekeringenkast achter een deksel in
het handschoenenkastje. Open het
handschoenenkastje en verwijder het deksel.
288Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................288
Service-informatie ...................288
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............289
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................289Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 104.
Europese service-intervallen
Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein,
Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 104.
Internationale service-intervallen Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd
worden, of na 1 jaar, wat het eerst
voorkomt, tenzij anders vermeld op
het service-display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
335OObstakeldetectiesystemen .........206
Olie, motor .......................... 289, 294
OnStar ........................................ 128
Ontlaadbeveiliging accu ............144
Opbergruimte................................ 72
Opbergruimte voor........................ 73
Opbergvakken .............................. 72
Opgeslagen instellingen ...............23
Opschakelen............................... 109
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 281
Parkeerhulp ......................... 39, 206
Parkeerlichten ............................ 141
Parkeren .............................. 19, 169
Park pilot met ultrasoonsensoren 206
Pedaal intrappen ........................108
Persoonlijke instellingen ............125
Pollenfilter .................................. 160
Portieren ....................................... 29
Portier open ............................... 113
Prestaties ................................... 299
Profieldiepte ............................... 269
Q Quickheat ................................... 158R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 330
Regelbare instrumentenverlichting ...........141
Regeleenheid smartphone .........122
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 329
Remassistentie .......................... 184
Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......289
Remmen ............................ 181, 244
Remvloeistof .............................. 244
Reparatie ongevalschade ...........325
Reservewiel ............................... 277
Richtingaanwijzer ......................106
Richtingaanwijzers ..................... 139
Richtingaanwijzer vooraan .........248
Roetfilter ............................. 111, 171
Rolschermen ............................... 43
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......233
Rijregelsystemen ........................184
Rijverlichting ........................ 12, 112
S Selectieve katalysatorreductie ....172
Service ............................... 160, 288
Service-display .......................... 104
Service-informatie ...................... 288Sjorogen ...................................... 79
Slepen ................................ 232, 281
Sleutel, opgeslagen instellingen ...23
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................270
Snelheidsbegrenzer ...........113, 191
Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................243
Startbeveiliging ....................37, 112
Starten en bedienen ...................162
Starthulp gebruiken ...................279
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 6
Stoelverwarming ........................... 55
Stop/Start-systeem .....................167
Storing ....................................... 179
Storing elektrische handrem .......109
Storingsindicatielamp ................108
Stroomonderbreking ..................179
Sturen ......................................... 162
Stuurbedieningsknoppen .............88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......243
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 88
Symbolen ....................................... 4