
Kort en bondig15Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 91.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 43.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien, airconditioning
V indrukken.
Draaiknop voor temperatuur in hoog‐
ste stand zetten.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Airconditioning 3 146.

126Instrumenten en bedieningsorganen●Sportophanging : Demping wordt
stugger.
● All wheel drive : Groter deel van
het motorkoppel gaat naar de
achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie
handleiding bij het infotainment.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment.
Voertuig ● Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd aan of
altijd uit.Automatische binnentempera‐
tuur : Schakelt tussen tempera‐
tuurinstelling met één of twee
zones.
Automatisch ontwasemen :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐ tisch selecteren van de vereiste
instellingen en de automatische
aircomodus.
Automatisch ontwasemen
achter : Activeert automatisch de
achterruitverwarming.
● Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : activeert of deac‐
tiveert de ultrasoonparkeerhulp.
Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert
de automatische remwerking van de auto in geval van dreigend
aanrijdingsgevaar. Het volgende
kan worden geselecteerd: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen door
middel van geluidssignalen of
wordt volledig gedeactiveerd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
Verkeerswaarschuwing
achteruitrijden : Activeert of deac‐
tiveert de waarschuwing krui‐
send verkeer achter.
● Comfort en gemak
Automatisch oproepen
geheugen : Verandert de instellin‐
gen voor het oproepen van de
opgeslagen instellingen voor de
afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.
Comfortuitstap bestuurdersstoel :
activeert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoel‐
verstelling.
Volume signaaltonen : verandert
het volume van geluidssignalen.
Spiegel kantelen in achteruit :
activeert of deactiveert de parkeerhulpfunctie van de
buitenspiegel aan de passagiers‐ kant.

146KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............146
Airconditioning ......................... 146
Automatisch geregelde airconditioning ........................ 149
Automatisch geregelde airconditioning met twee
zones ...................................... 153
Hulpverwarming ......................158
Luchtroosters ............................. 158
Verstelbare luchtroosters ........158
Vaste luchtroosters ..................159
Onderhoud ................................. 160
Luchtinlaat ............................... 160
Pollenfilter ................................ 160
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 160
Service .................................... 160Klimaatregelsystemen
Airconditioning
Regeleenheid en toetsen voor de
volgende functies:
● temperatuur TEMP
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet Z
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● ontwasemen en ontdooien V
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde stoelen ß 3 55.
Geventileerde stoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Temperatuur TEMP
Draai de regeleenheid op:
Rood:warmBlauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.

Klimaatregeling147Luchtverdeling l M K
Indrukken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
De instelling wordt aangeduid door de
LED in de toets.
Luchtdebiet Z
Pas de luchtstroom aan door de
regeleenheid Z naar de gewenste
snelheid te draaien. J betekent venti‐
lator uit.
Koeling A/C
Druk op A/C om de koeling in te scha‐
kelen. De activering wordt aangeduid door de LED in de toets. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk nogmaals op A/C om de koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.

Klimaatregeling149Automatisch geregeldeairconditioning
In de automatische modus worden temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Regeleenheid en toetsen voor de
volgende functies:
● temperatuur TEMP
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
●
ontwasemen en ontdooien V
● systeem AAN/UIT X
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Verwarmde voorstoelen ß 3 55.
Geventileerde voorstoelen A 3 56.
Verwarmd stuurwiel * 3 88.
Melding
Instellingen voor temperatuur en
ventilatorsnelheid worden aangege‐
ven op het aircodisplay.
Elke verandering van de instellingen
verschijnt even op het Info-display.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
De instellingen van het klimaatregel‐
systeem worden opgeslagen voor de
sleutel waarmee u de auto vergren‐
delt.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld. De LED in de knop brandt om activering aan
te geven.

152KlimaatregelingAls de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruitEr zijn ook combinaties mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) zo nodig de lucht in de
cabine. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Systeem AAN/UIT X
De koeling, ventilator en automati‐ sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op X te drukken.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets X uit.
Activeer door indrukken van X of
toets voor koeling A/C of toets voor
automatische modus AUTO. De LED
in de knop brandt om activering aan
te geven.

Klimaatregeling153Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het
weren van geuren van buiten of
uitlaatgassen. Bij het selecteren van
recirculatie wordt de lucht in het inte‐
rieur ter verfrissing elke 10 minuten
deels geventileerd.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Basisinstellingen Sommige basisinstellingen kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Colour-Info-Display worden
gewijzigd.
Selecteer de betreffende instellingen
in Instellingen , I Voertuig op het
Colour-Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Automatisch geregelde
airconditioning met twee zones
Dankzij de dubbele automatische
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Panelen en toetsen voor de volgende
functies:
● temperatuur RS
● luchtverdeling l M K
● luchtdebiet R ZS
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● ontwasemen en ontdooien V

156KlimaatregelingDe instelling van de automatische
achterruitverwarming op basis van
lage buitentemperaturen kan in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden gewij‐
zigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 125.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 167.Handmatige instellingen
Instellingen van het klimaatregelsys‐
teem kan handmatig worden aange‐ past door de knoppen voor de lucht‐
verdeling en de regeleenheid voor de
ventilatorsnelheid als volgt te gebrui‐ ken. Bij het handmatig wijzigen van
de instellingen wordt de automatische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet SZR
Tip ZS of R aan. De geselecteerde
ventilatorsnelheid verschijnt kort op
het Info-Display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De LED in de
knop brandt om activering aan te
geven.
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit